Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 juni 2015;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 oktober 2015 met de daarin genoemde stukken;
- de faxbrief van 28 oktober 2015 van de bank inhoudende opmerkingen op het proces-verbaal;
- de faxbrief van 5 november 2015 van [eiser] inhoudende een reactie op voornoemde brief van de bank;
- de beslissing van de enkelvoudige kamer van de rechtbank om de zaak naar de meervoudige kamer te verwijzen, waar partijen per brief van 5 november 2015 van op de hoogte zijn gesteld met een verzoek zich uit te laten over de wenselijkheid van een nieuwe mondelinge behandeling;
- de faxbrief van 11 november 2015 van de bank met het verzoek tot een nieuwe mondelinge behandeling voor de meervoudige kamer;
- de faxbrief van 13 november 2015 van [eiser] waarin hij zich tegen een nieuwe mondelinge behandeling verzet;
- de beslissing van de meervoudige kamer van 19 november 2015, per e-mail van die dag aan partijen medegedeeld, dat een comparitie van partijen ten overstaan van de meervoudige kamer zal plaatsvinden;
- het proces-verbaal van comparitie van 20 januari 2016 met de daarin genoemde stukken;
- de faxbrief van de bank d.d. 21 januari 2016 waarin de bank afstand neemt van een in haar pleitnota opgenomen zinsnede.
2.De feiten
3.Het geschil
“recht om het rentepercentage en/of de voorwaarden te wijzigen”voldoende duidelijk is vastgelegd. Daarnaast is in de overeenkomsten bepaald dat artikel 4 van de algemene voorwaarden
“alleen van toepassing (is) indien de bank gebruik maakt van het recht om het onderdeel opslagpercentage en/of de voorwaarden te wijzigen”. Aldus is het recht om het opslagpercentage te wijzigen vastgelegd in de algemene voorwaarden en benoemd in de overeenkomsten. [eiser] , die werd bijgestaan door een financieel adviseur, moet dat redelijkerwijs ook zo hebben begrepen, mede gelet op de structuur en de karakteristieken van een Euribor-lening. Ten slotte betwist de bank bij gebrek aan wetenschap dat een medewerker tegen [eiser] zou hebben gezegd dat sprake zou zijn van een vast opslagpercentage en voert zij aan dat het ook onwaarschijnlijk is dat een dergelijke mededeling is gedaan.
4.De beoordeling
indien de bank gebruik maakt van het recht om het onderdeel opslagpercentage te wijzigen”. Het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid is volgens die bepaling slechts een voorwaarde voor toepasselijkheid van artikel 4 van de algemene voorwaarden, maar constitueert die wijzigingsbevoegdheid zelf niet. In artikel 4 van de algemene voorwaarden is alleen bepaald op welke wijze de bank gebruik moet maken van haar recht om het rentepercentage en/of de voorwaarden van de overeenkomst te wijzigen en wat daarvan de gevolgen zijn. Ook hier is de wijzigingsbevoegdheid hoogstens verondersteld, maar niet bedongen. De bevoegdheid om het rentepercentage te wijzigen is wel in de overeenkomsten vastgelegd (“
Na iedere periode van 3 maanden zal het rentepercentage worden herzien en worden vastgesteld op het op de vervaldag geldende 3-maands EURIBOR); de bevoegdheid om de opslag te verhogen juist niet
(“verhoogd met een opslag van 1,70 % per jaar”).
1.356,00(3,0 punten × tarief € 452,00)