ECLI:NL:RBAMS:2016:8002
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de consumentstatus in een geschil over een mobiele telefonieovereenkomst
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2016, stond de vraag centraal of de gedaagde partij, een natuurlijke persoon, als consument kon worden aangemerkt in het kader van een geschil over een mobiele telefonieovereenkomst met KPN B.V. De eiser, KPN B.V., had in een eerder tussenvonnis de gelegenheid gekregen om bewijs te leveren dat de overeenkomst een zakelijke overeenkomst betrof, wat zou betekenen dat de gedaagde geen consument was. De gedaagde was niet verschenen in de procedure.
De kantonrechter oordeelde dat de eiser, KPN B.V., het rechtsvermoeden dat de gedaagde als consument moest worden aangemerkt, niet voldoende had weerlegd. De eiser had enkel een niet onderbouwde bewering gedaan dat het om een zakelijke overeenkomst ging, zonder de benodigde bewijsstukken over te leggen. Bovendien was deze stelling niet eerder in de dagvaarding opgenomen, en de akte waarin deze stelling werd ingenomen, was niet aan de gedaagde betekend.
Aangezien de eiser niet voldeed aan de eisen die in het tussenvonnis waren gesteld en het rechtsvermoeden niet had weerlegd, werd de vordering van KPN B.V. afgewezen. De kantonrechter veroordeelde de eiser in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde tot dat moment op nihil werden begroot. Deze uitspraak benadrukt het belang van het rechtsvermoeden van consumentstatus en de noodzaak voor eisers om hun stellingen adequaat te onderbouwen met bewijs.