ECLI:NL:RBAMS:2016:7912

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2016
Publicatiedatum
1 december 2016
Zaaknummer
EA VERZ 16-1331
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor pensioenuitvoerder door KLM afgewezen

In deze zaak heeft de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) op 2 november 2016 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Amsterdam, waarin zij om vervangende toestemming vroeg op grond van artikel 27 lid 4 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) voor het wijzigen van de pensioenuitvoerder voor haar verkeersvliegers. KLM stelde dat de huidige pensioenregeling, die is vastgelegd in de cao, niet meer voldeed aan de financiële eisen en dat zij genoodzaakt was om de uitvoeringsovereenkomst met het pensioenfonds op te zeggen. De Ondernemingsraad (OR) en de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (VNV) hebben verweer gevoerd tegen dit verzoek, stellende dat de pensioenuitvoerder al inhoudelijk is geregeld in de cao en dat KLM niet zonder instemming van de OR kan handelen. Tijdens de zitting op 25 november 2016 werd duidelijk dat KLM en VNV in een impasse verkeerden over de pensioenafspraken. De rechtbank oordeelde dat KLM niet de vrijheid had om de OR om instemming te vragen, omdat de pensioenuitvoerder al in de cao was geregeld. Het verzoek van KLM werd afgewezen, evenals de gevraagde voorlopige voorziening. De rechtbank besloot dat er geen proceskosten aan een van de partijen werden opgelegd, en dat elke partij zijn eigen kosten zou dragen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5493388 EA VERZ 16-1331
beschikking van: 30 november 2016
func.: 25

beschikking

I n z a k e

de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

gevestigd te Amstelveen
verzoekster
nader te noemen: KLM
gemachtigden: mrs. J.M. van Slooten en T. Huijg
t e g e n

de Ondernemingsraad van de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

gevestigd te Amstelveen
verweerster
nader te noemen: OR
gemachtigde: mr. J.D.A. Domela Nieuwehuis
en

de vereniging Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers

gevestigd te Badhoevedorp
belanghebbende partij
nader te noemen: VNV
gemachtigde: mr. A. Stege

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

KLM heeft op 2 november 2016 een verzoekschrift ingediend tevens houdende een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Ter zitting heeft KLM haar verzoek verminderd, in die zin dat zij thans op grond van artikel 27 lid 4 Wet op de Ondernemingsraden (WOR) verzoekt (vervangende) toestemming te geven als hierna omschreven, met de eveneens hierna te omschrijven beperking.
Op 21 november 2016 heeft VNV als belanghebbende partij in de zin van artikel 282 Rv een verweerschrift ingediend.
De OR heeft op 23 november 2016 een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 25 november 2016. Namens KLM zijn verschenen [naam 1] (VP Industrial Relations and Strategic HR), [naam 2] (HR Pensioen, tevens bestuurslid namens KLM van de Stichting Pensioenfonds Vliegend Personeel KLM) en [naam 3] (Hoofd arbeidszaken), vergezeld door de gemachtigden. Namens de OR zijn verschenen [naam 4] (voorzitter) en [naam 5]
(vice-voorzitter) en namens VNV [naam 6] (vice-president) en [naam 7] (bestuurslid KLM-zaken), allen vergezeld door de gemachtigden. De gemachtigden en de namens partijen aanwezigen hebben het woord gevoerd, mede aan de hand van pleitaantekeningen. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
Bij aanvang van de zitting hebben KLM en de OR erkend dat VNV belanghebbende is in de zin van artikel 282 Rv. Vervolgens heeft de rechtbank VNV toegelaten tot de procedure.

BEOORDELING VAN HET VERZOEK

1. In deze zaak wordt van het volgende uitgegaan:
1.1.
KLM is een luchtvaarmaatschappij en werkgever van ongeveer 30.000 medewerkers verspreid over 15 bedrijfsonderdelen.
1.2.
KLM heeft één ondernemingsraad ingesteld.
1.3.
VNV is een beroepsorganisatie voor Nederlandse verkeersvliegers. Bij KLM zijn ongeveer 2.800 vliegers in dienst. Ongeveer 2.700 van hen zijn lid van VNV.
1.4.
Binnen KLM zijn verschillende collectieve arbeidsovereenkomsten van toepassing, waaronder de CAO voor vliegers op vleugelvliegtuigen (hierna: de cao). KLM pleegt de cao af te sluiten met VNV. De huidige cao is ook met VNV afgesloten en heeft een looptijd van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017.
1.5.
Tussen KLM en haar vliegers geldt een pensioenovereenkomst. KLM heeft de uitvoering van de pensioenovereenkomsten door middel van een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst ondergebracht bij de Stichting Pensioenfonds Vliegend personeel KLM (hierna: het pensioenfonds).
1.6.
Artikel 10.9 van de cao bepaalt:
(1) De vlieger is deelnemer van het Pensioenfonds (…).(2) De rechten en verplichtingen, die voor de vlieger en de KLM uit het deelnemerschap van het Pensioenfonds voortvloeien, worden vastgesteld in de statuten en het reglement van het Pensioenfonds (…).(4) Bij elk van tijd tot tijd te voeren salarisoverleg worden de gevolgen voor de pensioenvoorzieningen uitdrukkelijk betrokken. Wijzigingen van regelingen m.b.t. pensioenen en de financiering daarvan worden in overleg overeengekomen. (…)De KLM en de VNV zullen er naar streven en hun invloed aanwenden om de in overleg vastgestelde aanspraken door het Pensioenfonds te laten uitvoeren.
1.7.
In artikel 1.14 van de cao staat het Pensioenfonds gedefinieerd als:
De Stichting Pensioenfonds Vliegend personeel KLM.
1.8.
KLM en VNV zijn als sociale partners geregeld met elkaar in gesprek over de pensioenafspraken in het kader van de cao. In het zogeheten STROT-akkoord van 2001 zijn KLM en VNV overeengekomen dat de pensioenen worden geïndexeerd overeenkomstig het loonindexcijfer en hebben zij afspraken gemaakt over de financiering van deze indexatie. Later zijn KLM en VNV het Protocol uitwerking pensioenafspraken 2005-2007 overeengekomen.
1.9.
Vanaf 1 januari 2015 gelden de regels van het nieuwe Financieel Toetsingskader (nFTK) voor pensioenfondsen. Als gevolg hiervan kan het pensioenfonds het pensioen van haar deelnemers pas volledig indexeren bij een dekkingsgraad van ca. 122%.
1.10.
Het nFTK is aanleiding geweest tot het sluiten van het Protocol pensioen afspraken in verband met nieuw Financieel Toetsingskader voor KLM vliegers op 15 juni 2015. In artikel 7 van dit protocol wordt afgesproken:
“Overlegpartijen zullen de komende periode tot 1 oktober 2015 benutten om het overleg over een toekomstbestendige pensioenregeling af te ronden”.Ook in het kader van de cao 2015-2017 zijn afspraken gemaakt inzake de pensioenen, waarbij opnieuw de gevolgen van het nFTK aan de orde zijn geweest.
1.11.
In het najaar van 2015 hebben KLM, VNV en het pensioenfonds volledige indexatie van de pensioenen overeenkomstig de loonindex zeker kunnen stellen zonder dat KLM daarvoor een storting in het pensioenfonds heeft hoeven doen.
1.12.
Tijdens een overleg op 22 september 2015 heeft KLM aan VNV laten weten dat zij de extra stortingsplicht, die volgens het nFTK kan ontstaan als gevolg van de ambitie om volledig te indexeren, nooit voor ogen heeft gehad. Vanaf dat moment tot op heden is dit een onderwerp van discussie tussen KLM en VNV, zonder dat dit tot overeenstemming heeft geleid.
1.13.
Volledige indexatie van de pensioenen over 2016 is niet mogelijk zonder een storting van KLM in het pensioenfonds.
1.14.
Bij brieven van 29 juli 2016 aan VNV en het Pensioenfonds heeft KLM het Protocol 2007 en de Uitvoeringsovereenkomst met het Pensioenfonds met ingang van
1 december 2016 opgezegd.
1.15.
VNV heeft de opzegging aangevochten. Bij kort geding vonnis van 27 september 2016 heeft de voorzieningenrechter VNV in het ongelijk gesteld. VNV heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Deze procedure loopt nog.
1.16.
Op 26 september 2016 heeft KLM de OR verzocht in het kader van artikel 27 lid 1 sub a WOR – vóór 1 november 2016 – in te stemmen met het voorgenomen besluit van KLM om de pensioenregeling van de KLM-vliegers per 1 december 2016 onder te brengen bij een nieuw opgericht (of op te richten) ondernemingspensioenfonds, waarbij de premie op andere wijze zal worden berekend.
1.17.
De OR heeft bij brief van 31 oktober 2016 laten weten dat zij niet instemde met het voorgenomen besluit.

Verzoek en verweer

2. KLM verzoekt om:
In het incident:voorlopige toestemming te geven voor het vaststellen van een nieuwe uitvoeringsovereenkomst – voor zover de volgende onderwerpen wijzigen: (i) de wijze waarop de premie wordt vastgesteld en (ii) de keuze voor onderbrenging bij het nieuwe ondernemingspensioenfonds – per 1 december 2016.
In het hoofdverzoek:op grond van artikel 27 lid 4 WOR toestemming te geven voor het vaststellen van een nieuwe uitvoeringsovereenkomst – voor zover de volgende onderwerpen wijzigen: (i) de wijze waarop de premie wordt vastgesteld en (ii) de keuze voor onderbrenging bij het nieuwe ondernemingspensioenfonds – per 1 december 2016.
Met zowel in het incident als in het hoofdverzoek de beperking:
Dat de door de rechtbank te geven toestemming geldt zolang er niet of een vervangend akkoord met VNV wordt gesloten over de onderwerpen (i) en (ii) of in een gerechtelijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan wordt geoordeeld dat de UO (uitvoeringsovereenkomst) met het huidige fonds doorloopt na 30 november 2016 of indien in zo’n uitspraak is geoordeeld dat KLM op grond van de vliegers cao 2015-2017 gehouden is om de werknemers in het huidige fonds te laten deelnemen.
3. KLM heeft ter toelichting aangevoerd – kort gezegd – dat zij gelet op een dreigende bijstortingsverplichting van op termijn mogelijk € 600 miljoen voor de volledige indexatie van de pensioenen gedwongen was tot de ongebruikelijke stap om de uitvoeringsovereenkomst met het pensioenfonds op te zeggen. Ook zij was liever bij het huidige pensioenfonds gebleven, maar het pensioenfonds wenst niet in te stemmen met een gewijzigde uitvoeringsovereenkomst, waarin tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren van KLM tegen de dreigende bijstortingsverplichting. Een andere oplossing zou zijn dat KLM alsnog tot overeenstemming komt met VNV over een toekomstbestendige pensioenregeling. Dat moet volgens KLM, anders dan de huidige defined benefit regeling, een collective defined contribution (cdc)-regeling zijn. Voor het geval overeenstemming niet wordt bereikt, acht KLM het thans door haar ingezette “fall back-scenario” waarin de pensioenen vanaf 1 december 2016 worden ondergebracht bij een nieuw ondernemingspensioenfonds, noodzakelijk.
4. VNV en de OR hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Dit verweer komt, voor zover in het kader van deze beslissing van belang, hierna aan de orde.

Beoordeling in het incident en in het hoofdverzoek

5. Sinds 1 oktober 2016 schrijft artikel 27 lid 1 sub a WOR voor dat de werkgever bij een voorgenomen besluit terzake de regelingen op grond van een pensioenovereenkomst instemming van de OR dient te verkrijgen. In artikel 27 lid 7 WOR is vastgelegd dat regelingen over de wijze waarop de premie wordt vastgesteld en de keuze voor de onderbrenging bij een bepaalde pensioenuitvoerder in ieder geval onder het bereik van het instemmingsrecht vallen. Op de punten waarvoor KLM vervangende toestemming verzoekt, de wijziging van pensioenuitvoerder en de premievaststelling, heeft de OR aldus in beginsel instemmingsrecht. Artikel 27 lid 3 WOR maakt hierop echter een uitzondering, voor zover de betrokken aangelegenheid reeds inhoudelijk is geregeld in een cao.
6. VNV en de OR hebben beide betoogd dat van deze uitzondering sprake is doordat de keuze voor een bepaalde pensioenuitvoerder inhoudelijk is geregeld in de cao. Gedurende de looptijd van de huidige cao, waarin eveneens afspraken zijn gemaakt over het pensioen, is er dan ook geen ruimte voor KLM om de thans door haar bepleite wijzigingen af te dwingen via de OR, aldus VNV en de OR.
7. Dit standpunt wordt gevolgd. Uit de tekst van de cao blijkt onmiskenbaar dat partijen daarin zijn overeengekomen dat het huidige ondernemingspensioenfonds de pensioenuitvoerder is van de pensioenovereenkomsten tussen KLM en haar vliegers. Niet alleen zijn de bewoordingen van artikel 1.14 van de cao met betrekking tot de definitie van het pensioenfonds helder: daaronder wordt verstaan de Stichting Pensioenfonds Vliegend personeel KLM. Ook artikel 10.9 van de cao, waarin wordt bepaald dat de vlieger deelneemt in
“het Pensioenfonds”is niet voor andere uitleg vatbaar. Dat hier slechts sprake is van beschrijvende bepalingen zonder normerende werking, zoals door KLM betoogd, kan niet worden gevolgd. De verschillende leden van artikel 10.9 van de cao kunnen in onderlinge samenhang niet anders begrepen worden dan dat hier geregeld is bij welk pensioenfonds de pensioenen van de vliegers zijn ondergebracht. Dit betekent dat is voldaan aan artikel 27 lid 3 WOR, waarin is geregeld dat de instemming van de OR niet is vereist indien de betrokken aangelegenheid, in casu de pensioenuitvoerder, reeds inhoudelijk is geregeld in een cao. De conclusie kan dan ook geen andere zijn, dan dat KLM niet de vrijheid heeft om, nu het overleg met VNV kennelijk in een impasse verkeert, zich buiten de vakbond om te wenden tot de OR om instemming te verkrijgen voor het vaststellen van een nieuwe uitvoeringsovereenkomst als door haar verzocht. Het verzoek van KLM zal derhalve worden afgewezen.
8. Nu reeds op deze grond de gevraagde toestemming niet zal worden gegeven, behoeven de overige door partijen opgeworpen stellingen geen bespreking.
9. Aangezien thans wordt beslist in het hoofdverzoek, heeft KLM geen belang bij de door haar gevraagde voorlopige voorziening, zodat deze zal worden afgewezen.
10. Gelet op de aard van deze procedure zijn er geen termen aanwezig één van partijen te veroordelen in de kosten van het geding.

BESLISSING

De kantonrechters:
In het incident:
wijzen het verzoek af;
In het hoofdverzoek:
wijzen het verzoek af;
In beide verzoeken:
compenseren de proceskosten in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. K.G.F. van der Kraats, mr. H.A.M. Pinckaers en mr. C.W. Inden, kantonrechters, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2016 in aanwezigheid van de griffier.
De griffier
De kantonrechter