Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
4Ports B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 maart 2015, met producties;
- de akte tot vermindering van eis;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 16 september 2015, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van de comparitie, gehouden op 21 januari 2016, met de daarin vermelde akte ex artikel 130 Rv (aanvulling gronden en wijziging van eis), tevens akte overlegging van producties, met producties aan de zijde van de curator en de akte houdende overlegging nadere producties, met producties, aan de zijde van de curator.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
rechtsmacht en bevoegdheid
Er werden jaarlijks slechts 75 tot 80 banktransacties uitgevoerd waarvan de meeste betrekking hadden op de kosten van een auto en telefoon.
2:248 lid 1 BW, dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement is, door [gedaagde] ontzenuwd. Bestuurdersaansprakelijkheid aan de zijde van [gedaagde] kan daarom niet worden aangenomen. De door de curator onder 1 sub a petitum gevorderde verklaring voor recht zal derhalve worden geweigerd. De in het petitum onder 1 sub b gevorderde verklaring voor recht zal om diezelfde reden worden geweigerd. Ook de gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] wettelijke rente over het faillissementstekort verschuldigd is zal worden geweigerd. Aansprakelijkheid voor het faillissementstekort kan immers niet worden aangenomen. Het gevorderde voorschot (petitum onder 2) deelt, als nevenvordering, het lot van de hoofdvorderingen en zal worden afgewezen.
5.De beslissing
mr. E.R. Mac-Donald, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2016. [1]