ECLI:NL:RBAMS:2016:755

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2016
Publicatiedatum
16 februari 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4067
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verklaring van geen bezwaar voor bouwproject in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 11 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer (eiser) en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (verweerder). De zaak betreft de weigering van de staatssecretaris om een verklaring van geen bezwaar te geven voor de realisatie van zes appartementen in strijd met het bestemmingsplan. De minister had eerder een verklaring van geen bezwaar geweigerd omdat er nog bebouwing op de locatie aanwezig was. Echter, tijdens de procedure is de bestaande bebouwing gesloopt en is de verklaring alsnog verleend op basis van het 'open gaten'-beleid. Eiser heeft zijn beroep gehandhaafd om een principiële uitspraak van de rechtbank te verkrijgen over dit beleid.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende procesbelang is om het beroep ontvankelijk te verklaren. De rechtbank stelt dat principiële rechtsoordelen geen procesbelang opleveren, en in dit geval is er geen uitzondering op deze regel. Eiser heeft materieel het resultaat bereikt dat hij beoogde, namelijk de verstrekking van de verklaring van geen bezwaar. De rechtbank merkt op dat er nog andere procedures lopen waarin vergelijkbare kwesties aan de orde zijn, maar dit is niet voldoende om het beroep ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is in aanwezigheid van de griffier gedaan. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 15/4067

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van

11 februari 2016 in de zaak tussen

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer, eiser

(gemachtigden: mr. E. van der Klis),
en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J. Kerssemakers).

Procesverloop

Bij besluit van 4 februari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om een verklaring van geen bezwaar in het kader van het Luchthavenindelingsbesluit (Lib) voor de bouw van zes woningen aan de [adres] te Aalsmeer afgewezen. Bij besluit van 10 juni 2015 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld. Bij besluit van 7 januari 2016 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bestreden besluit I ingetrokken, het bezwaar van eiser alsnog gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en alsnog aan eiser een verklaring van geen bezwaar verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2016. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft, ondanks dat verweerder bij het bestreden besluit II alsnog een verklaring van geen bezwaar heeft verstrekt voor het bewuste project, zijn beroep gehandhaafd. Volgens eiser stijgt het procesbelang uit boven deze procedure, omdat het een zeer principiële kwestie betreft, namelijk de toepassing van het beleid door verweerder over open gaten, welke in toekomstige gevallen steeds weer zal opkomen. Er loopt nog een beroepsprocedure, alsmede bezwaarprocedures, waarin een vergelijkbare kwestie speelt. Eiser is ervan op de hoogte dat de rechtbank Noord-Holland op 17 juli 2015 uitspraak heeft gedaan over voornoemd beleid en dat het hoger beroep tegen deze uitspraak door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) binnen afzienbare tijd zal worden behandeld. Eiser handhaaft evenwel het beroep, omdat hij in die procedure geen procespartij was, maar de gemeente Haarlemmermeer.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De hoofdregel voor het aannemen van procesbelang is dat de indiener van het beroep het daarmee beoogde resultaat ook daadwerkelijk moet kunnen bereiken. De rechtbank stelt vast dat eiser hangende de beroepsprocedure materieel het resultaat heeft bereikt dat hij heeft beoogd, namelijk de verstrekking door verweerder van een verklaring van geen bezwaar. In de rechtspraak wordt met het oog op te bieden rechtsbescherming op deze hoofdregel wel een uitzondering gemaakt, met name in het geval van zich herhalende evenementen, zoals het jaarlijks toestaan van een vuurwerkshow. Wanneer een beroep daartegen, nadat het evenement inmiddels heeft plaatsgevonden, iedere keer eindigt met een niet-ontvankelijkverklaring wegens ontbreken van (resterend) procesbelang, wordt de mogelijkheid een rechtmatigheidsoordeel te krijgen, gefrustreerd. Hoewel eiser verklaard heeft dat er meerdere bezwaar- en beroepsprocedures lopen over een verklaring van geen bezwaar, is dit onvoldoende voor het oordeel dat die uitzonderingssituatie zich in dit geval ook voordoet. De rechtbank merkt hierbij nog op dat de Afdeling over de kwestie mogelijk binnenkort de door eisers gewenste duidelijkheid zal scheppen en dat eiser de principe-kwestie ook in een van de toekomstige procedures kan aankaarten.
4. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht dient te vergoeden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mrs. J.W. Vriethoff en H.J. Schaberg, leden, in aanwezigheid van mr. F.K. van Wijk, griffier,
op 11 februari 2016.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.