In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 11 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer (eiser) en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (verweerder). De zaak betreft de weigering van de staatssecretaris om een verklaring van geen bezwaar te geven voor de realisatie van zes appartementen in strijd met het bestemmingsplan. De minister had eerder een verklaring van geen bezwaar geweigerd omdat er nog bebouwing op de locatie aanwezig was. Echter, tijdens de procedure is de bestaande bebouwing gesloopt en is de verklaring alsnog verleend op basis van het 'open gaten'-beleid. Eiser heeft zijn beroep gehandhaafd om een principiële uitspraak van de rechtbank te verkrijgen over dit beleid.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende procesbelang is om het beroep ontvankelijk te verklaren. De rechtbank stelt dat principiële rechtsoordelen geen procesbelang opleveren, en in dit geval is er geen uitzondering op deze regel. Eiser heeft materieel het resultaat bereikt dat hij beoogde, namelijk de verstrekking van de verklaring van geen bezwaar. De rechtbank merkt op dat er nog andere procedures lopen waarin vergelijkbare kwesties aan de orde zijn, maar dit is niet voldoende om het beroep ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is in aanwezigheid van de griffier gedaan. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.