ECLI:NL:RBAMS:2016:7534

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
18 november 2016
Zaaknummer
13/679003-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk ongeval tussen bromfietser en voetganger op de Stadhouderskade in Amsterdam

Op 26 april 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 januari 2015 met zijn bromfiets een dodelijk ongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur over het fietspad van de Stadhouderskade, terwijl het regende en de weg nat was. Hij heeft een voetganger, de heer [persoon 1], aangereden die op dat moment de Stadhouderskade overstak. De voetganger is later aan zijn verwondingen overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden door niet af te remmen en geen voorrang te verlenen aan de voetganger. De officier van justitie had een taakstraf van 150 uren geëist, maar de rechtbank heeft een zwaardere straf opgelegd, gezien de ernst van het feit en de gevolgen voor de nabestaanden. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook de snorfiets van de verdachte verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/679003-15
Datum uitspraak: 26 april 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1992] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [GBA-adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 april 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.T.C. Bouhuijzen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. E. Bruijn naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich primair heeft schuldig gemaakt aan
het op 8 januari 2015 te Amsterdam, rijdende op een bromfiets, met een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur, dan wel een hogere snelheid dan de toegestane maximumconstructiesnelheid of een snelheid die te hoog was voor veilig verkeer ter plaatse, veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij hij een voetganger genaamd [persoon 1] , die doende was de Stadhouderskade over te steken, niet heeft laten voorgaan en/of niet (tijdig) heeft afgeremd of is uitgeweken voor [persoon 1] , waardoor hij tegen [persoon 1] is aangereden. Deze is hierdoor ten val gekomen en later aan zijn verwondingen overleden.
Subsidiair is aan hem ten laste gelegd dat hij zich dusdanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt.
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, nu verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden. De officier van justitie gaat daarbij uit van de eerste verklaring van de verdachte bij de politie, waar hij heeft aangegeven dat hij zijn gas vol open had gedraaid en aldus kan worden bewezen dat verdachte daar ter plaatse met een snelheid van ongeveer 40 kilometer/uur heeft gereden. De plaats waar verdachte het slachtoffer heeft aangereden was op een voetgangersoversteekplaats op een druk bezochte locatie. Verdachte had ter plaatse zijn snelheid moeten aanpassen en dat heeft hij niet gedaan. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat het slachtoffer opeens naar achteren is gesprongen en verdachte hem daardoor niet meer heeft kunnen ontwijken niet geloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen van de tenlastegelegde feiten. Op basis van het dossier valt niet vast te stellen met welke snelheid de verdachte heeft gereden. Het is, gelet op de situatie ter plaatse, ook niet aannemelijk dat verdachte daar met een snelheid van ongeveer 40 kilometer/uur heeft gereden, nu het regende en verdachte eerder al had afgeremd en derhalve niet kort daarna met zijn medepassagier achterop die hoge snelheid kan hebben bereikt. Het was voor verdachte een overzichtelijke situatie, waarbij hij opeens verrast werd doordat het slachtoffer zich in een schrikbeweging in zijn rijrichting begaf, terwijl verdachte in de veronderstelling verkeerde dat het slachtoffer reeds zou zijn overgestoken op het moment dat hij op het zebrapad zou rijden.
Voorts kan het handelen van verdachte niet worden gezien als een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, gelet op de betrekkelijk lage snelheid van een snorfiets en de geringe omvang en massa daarvan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt, op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, vast dat verdachte op 8 januari 2015 bestuurder is geweest van een bromfiets en dat hij in die hoedanigheid betrokken is geweest bij de aanrijding, ten gevolge waarvan de heer [persoon 1] is komen te overlijden.
Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte schuld had aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW) 1994 komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts dient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (Hoge Raad 1 juni 2004, LJN AO5822, NJ 2005, 252).
De gereden snelheid
De verdediging heeft aangevoerd dat de snelheid waarop verdachte heeft gereden niet zo hoog kan zijn geweest als later door de politie is vastgesteld, gelet op de situatie ter plaatse.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat verdachte heeft gereden met een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur. Zij baseert dat oordeel op de volgende feiten en omstandigheden.
De getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] hebben tegenover de politie verklaard dat de door verdachte bestuurde bromfiets veel te hard kwam aanrijden en dat zij hun pas hebben moeten versnellen om niet in botsing te komen met de bromfiets. Getuige [getuige 2] verklaart dat de bromfiets niet van plan was om te gaan stoppen en met onverminderde vaart doorreed.
Voorst heeft verdachte zelf tegenover de politie verklaard dat hij de gashandel van de bromfiets vol open had staan en dat hij pas is gaan remmen op het moment dat hij het slachtoffer zag.
Uit het proces-verbaal Verkeersongevals Analyse dat is opgemaakt met betrekking tot het onderhavige ongeval, blijkt dat de bromfiets een constructiesnelheid had van 57 kilometer per uur. Bij een uitgevoerde rijtest met een duopassagier is gebleken dat de geconstateerde maximum gereden snelheid, met open gashendel, 41 kilometer per uur betrof.
Gelet op de verklaring van de getuigen over de door verdachte gereden snelheid en het feit dat hij niet heeft afgeremd voor het zebrapad waar deze getuigen doende waren over te steken, waardoor zij hun pas hebben moeten versnellen dan wel hun pas hebben moeten inhouden om een aanrijding te voorkomen acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte op dat moment met volle vaart reed. Gelet op de rijtest die later op de bromfiets is uitgevoerd, gaat de rechtbank daarbij uit van een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur.
Het betoog van de raadsman dat verdachte daarvan dient te worden gesproken, wijst de rechtbank af.
Overige omstandigheden.
De verdediging heeft aangevoerd dat het slachtoffer eigenlijk al was overgestoken, maar weer terug stapte het zebrapad op, omdat hij schrok of werd geroepen, waardoor verdachte hem niet meer kon ontwijken en tegen hem is aangereden. De duopassagier heeft eveneens verklaard dat de man zou zijn terug gestapt het zebrapad op.
De rechtbank gaat niet mee in deze redenering van de verdediging.
Deze lezing van verdachte en van de duopassagier wordt niet door andere objectieve bewijsmiddelen ondersteund. De zoon van het slachtoffer, die achter het slachtoffer liep, heeft weliswaar slechts een korte verklaring afgelegd, maar daaruit blijkt dat het slachtoffer overstak en bijna het trottoir had bereikt toen verdachte aan kwam rijden en blijkt in het geheel niet dat zijn vader een onverwachte beweging naar achteren heeft gemaakt vlak voordat hij werd aangereden. De rechtbank legt deze lezing daarom ter zijde.
De rechtbank overweegt voorts het volgende.
Ten tijde van het ongeval regende het en was er sprake van een nat wegdek. De situatie ter plaats van het ongeval betreft een drukke kruising met dubbele oversteekplaatsen en veel voetgangers en aan weerszijden van de weg een verplicht fietspad. De kruising wordt geregeld door een verkeersregelinstallatie, met dien verstande dat de oversteek voor voetgangers die het fietspad oversteken in de richting van het Rijksmuseum (in de onderhavige zaak liep het slachtoffer richting Rijksmuseum) niet binnen de verkeersregelinstallatie valt. Wel is op het fietspad een voetgangersoversteekplaats aangebracht. Onder de gegeven omstandigheden had de verdachte, die bekend was met de bijzondere situatie ter plaatse, als bestuurder van een snorfiets op het fietspad rekening moeten houden met –bij groen licht op de hoofdweg- overstekende voetgangers, die hij voor dient te laten gaan.
Een en ander had, naar het oordeel van de rechtbank, ertoe moeten leiden dat de verdachte zijn snelheid aan deze situatie had aangepast. Dat heeft hij niet gedaan.
De verdachte heeft, toen hij de heer [persoon 1] waarnam, weliswaar nog geprobeerd te remmen, maar heeft door de snelheid waarmee hij reed, een aanrijding niet meer kunnen voorkomen. De verdachte is vervolgens met zijn bromfiets tegen de overstekende voetganger aangereden.
Gelet op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, met name de forse snelheid waarmee verdachte heeft gereden, beschouwt de rechtbank het verkeersgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig en is derhalve van oordeel dat het ongeval aan verdachtes aanmerkelijke schuld is te wijten.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden verklaard hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage zijn vervat.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 8 januari 2015 te Amsterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een bromfiets (snorfiets), daarmee rijdende over het fietspad van de Stadhouderskade, zich zodanig, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, zijnde [persoon 1] , zodanig
zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht dat hij aan de gevolgen daarvan op [datum overleiden] 2015 is overleden,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over het fietspad van de Stadhouderskade, komende uit de richting van de Jan Luijkenstraat en gaande in de richting van de Hobbemakade,
- terwijl het regende en
- terwijl verdachte ter plaatse zeer bekend was en
- terwijl de door verdachte bestuurde bromfiets (snorfiets) niet voldeed aan het gestelde in artikel 5.6.8 lid 2 van de Regeling voertuigen (maximumconstructiesnelheid),
verdachte heeft, gekomen ter hoogte van het Rijksmuseum gereden met een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur,
verdachte heeft vervolgens een voetganger, zijnde voornoemde [persoon 1] , die doende was de Stadhouderskade - gezien verdachtes rijrichting van links naar rechts - via de voetgangersoversteekplaats, gelegen - gezien verdachtes rijrichting - direct na de Museumbrug, over te steken, niet voor laten gaan,
verdachte heeft vervolgens niet tijdig afgeremd en erdachte is niet voldoende uitgeweken voor voornoemde [persoon 1] ,
verdachte is vervolgens tegen [persoon 1] aangereden, waardoor aan die [persoon 1] zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht dat hij aan de gevolgen daarvan op [datum overleiden] 2015 is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen gevorderd voor de duur van 1 jaar, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft voorts de verbeurdverklaring gevorderd van de bromfiets waarop verdachte reed.
8.2.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte is als bestuurder van een bromfiets, in de regen en met ongeveer 40 kilometer per uur, een druk oversteekpunt naar het Rijksmuseum genaderd waar de heer [persoon 1] op het aangebrachte zebrapad doende was om over te steken. Hij is tegen de heer [persoon 1] aangereden, waardoor deze ten val is gekomen. Het slachtoffer is enkele dagen later aan zijn opgelopen verwondingen overleden.
Door zijn aanmerkelijk onvoorzichtig verkeersgedrag, nota bene op een locatie die door verdachte zelf als een gevaarlijk situatie wordt gekenschetst, heeft verdachte blijk gegeven van een groot gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel ten aanzien van de veiligheid van zijn kwetsbare medeweggebruikers.
Het ongeval heeft, zoals blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen verklaring, intens veel leed veroorzaakt bij de nabestaanden en een diepe indruk gemaakt. Zij worden dagelijks met het verlies van hun echtgenoot en vader geconfronteerd.
Gelet op een op zijn naam staand uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 maart 2016 is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Hoewel blijkt dat verdachte erg geraakt is en nog steeds wordt door het dodelijke gevolg van het door hem veroorzaakte ongeval, lijkt hij niet de verantwoordelijkheid voor het verwijt dat hem kan worden gemaakt te willen nemen.
De rechtbank is -alles overwegende- van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf, alsmede een gedeeltelijk voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden zal de rechtbank in dit geval afwijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd, aangezien deze straf naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende uitdrukking geeft aan de ernst van het gepleegde feit.
Verbeurdverklaring
Onder verdachte is een snorfiets (Merk Puch Zip) in beslag genomen.
Het voorwerp behoort aan verdachte toe.
Nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 63 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 4 maanden.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de duur van deze ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maandenvan deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart verbeurd:
Snorfiets (merk Puch Zip), Kenteken [kenteken]
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Salomon, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en M.A.E. Somsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2016.
Bijlage
Tenlastelegging
Aan verdachte [verdachte] is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een bromfiets (snorfiets),
daarmee rijdende over (het fietspad van) de Stadhouderskade, zich zodanig, te
weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, zijnde [persoon 1] , zodanig
zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht dat hij aan de gevolgen daarvan (op
[datum overleiden] 2015) is overleden,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over (het fietspad van) de Stadhouderskade, komende
uit de richting van de Jan Luijkenstraat en gaande in de richting van de
Hobbemakade,
- terwijl het regende en/of
- terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was en/of
- terwijl de door verdachte bestuurde bromfiets (snorfiets) niet voldeed aan het gestelde in artikel 5.6.8 lid 2 van de Regeling voertuigen
(maximumconstructiesnelheid),
verdachte heeft, gekomen ter hoogte van het Rijksmuseum gereden met een
snelheid van (ongeveer) ongeveer 40 kilometer per uur, althans met een (veel)
hogere snelheid dan de toegestane maximumconstructiesnelheid, althans met een s
welke (veel) te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
verdachte heeft (vervolgens) een voetganger, zijnde voornoemde [persoon 1] ,
die doende was de Stadhouderskade - gezien verdachtes (rij)richting van links
naar rechts - via de voetgangersoversteekplaats, gelegen - gezien verdachtes
(rij)richting - direct na de Museumbrug, over te steken, althans die zich
(daartoe) op die voetgangersoversteekplaats bevond, geen voorrang verleend,
althans niet voor laten gaan,
verdachte heeft (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende,
afgeremd en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, af
kunnen remmen en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende,
uitgeweken en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende,
uit kunnen wijken voor voornoemde [persoon 1] ,
verdachte is vervolgens tegen [persoon 1] aangereden en/of aangebotst,
waardoor aan die [persoon 1] zodanig zwaar lichamelijk letsel werd
toegebracht dat hij aan de gevolgen daarvan (op [datum overleiden] 2015) is overleden;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 8 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een bromfiets (snorfiets),
daarmee rijdende over (het fietspad van) de Stadhouderskade, zich zodanig
heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over (het fietspad van) de Stadhouderskade, komende
uit de richting van de Jan Luijkenstraat en gaande in de richting van de Hobbemakade,
- terwijl het regende en/of
- terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was en/of
- terwijl de door verdachte bestuurde bromfiets (snorfiets) niet voldeed aan
het gestelde in artikel 5.6.8 lid 2 van de Regeling voertuigen
(maximumconstructiesnelheid),
verdachte heeft, gekomen ter hoogte van het Rijksmuseum gereden met een
snelheid van (ongeveer) ongeveer 40 kilometer per uur, althans met een (veel)
hogere snelheid dan de toegestane maximumconstructiesnelheid, althans met een
snelheid welke (veel) te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
verdachte heeft (vervolgens) een voetganger, zijnde voornoemde [persoon 1] ,
die doende was de Stadhouderskade -gezien verdachtes (rij)richting van links
naar rechts - via de voetgangersoversteekplaats, gelegen - gezien verdachtes
(rij)richting - direct na de Museumbrug, over te steken, althans die zich (
daartoe) op die voetgangersoversteekplaats bevond, geen voorrang verleend,
althans niet voor laten gaan,
verdachte heeft (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende,
afgeremd en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, af
kunnen remmen en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende,
uitgeweken en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende,
uit kunnen wijken voor voornoemde [persoon 1] ,
verdachte is vervolgens tegen [persoon 1] aangereden en/of aangebotst;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)
BIJLAGE II
De bewijsmiddelen.

1. Een proces-verbaal met nummer 2015006182-1 van 26 februari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] , doorgenummerde pag. 1.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 8 januari 2015 kreeg ik melding van een verkeersongeval.
De bestuurder van de snorfiets bereed het vrijliggende (brom)fietspad van de Stadhouderskade, komende uit de richting van de Jan Luijkenstraat en gaande in de richting van de Hobbemakade.
De voetganger ( [persoon 1] ) bevond zich op de voetgangersoversteekplaats en stak de (hoofd)rijbaan van de Stadhouderskade over, komende uit de richting van de Spiegelgracht en gaande in die van het Rijksmuseum.

2. Een proces-verbaal met nummer 2015006182-9 van 8 januari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pag. 34 en verder.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 8 januari 2015 was ik als bestuurder van een bromfiets betrokken bij een aanrijding met een voetganger ter hoogte van het Rijksmuseum. Ik reed over het fietspad langs de Stadhouderskade. Ik kwam vanuit de richting van de Overtoom en ik was op weg richting Sarphatistraat. Ik had op dat moment een passagier achterop zitten. Ongeveer twee weken geleden ben ik gecontroleerd door de politie. Tijdens die controle bleek dat mijn snorfiets was voorzien van een begrenzer waardoor mijn snorfiets harder of zachter kon rijden. Onder toezicht van die motoragent heb ik die begrenzer van mijn snorfiets afgehaald. Ik heb de snelheid van mijn snorfiets niet verder kunnen controleren want de snelheidsmeter van mijn snorfiets is stuk. De route die ik vanmiddag reed over de Stadhouderskade kende ik goed. Ik heb daar heel vaak gereden. Op het moment dat dat ik daar reed was het slecht weer. Het regende hard. Het is mij bekend dat ter hoogte van het Rijksmuseum best wel druk is met voetgangers. Ik vind dat daar ook eigenlijk wel een gevaarlijke situatie. U vraagt mij nu hoe de aanrijding is veroorzaakt. Ik reed op dat moment volgens mij ook vol gas. De gashandel kon niet verder open. Er reed vlak voor dit zebrapad niemand voor mij op het fietspad. Ik zag vanaf links, dus vanaf de overkant van de Stadhouderskade een man en een vrouw lopen. Toen ik iets dichterbij was zag ik dat van links naar rechts een oudere man het zebrapad overstak. Hij stak al over voordat ik bij het zebrapad was. Ik remde gelijk en ik week ook iets naar links uit. Het lukte mij echter niet meer om die man te ontwijken. Het volgende moment reed ik tegen de rug van deze oudere man aan. Het was ook erg lastig om nog op tijd uit te wijken en te remmen want het regende hard. U vertelt mij dat inmiddels de snorfiets is onderzocht door de politie. U vertelt mij dat op de rollentestbank de meter een snelheid aangaf van 57 km/u. Ik heb dat zelf verder niet meer gecontroleerd.

3. Een proces-verbaal met nummer 2015006182-6 van 8 januari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] , doorgenummerde pag. 24.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 2] , zakelijk weergegeven:
Ik zag dat het slachtoffer voor mij de voetgangersoversteekplaats op de Stadhouderskade overstak. Ik zag dat het slachtoffer bijna het trottoir had bereikt toen er van rechts een scooter aan kwam rijden in de richting van de Hobbemakade. Ik zag dat de bestuurder van de scooter probeerde te remmen en naar links probeerde te sturen en zag dat deze tegen de rechterzijde van het lichaam van het slachtoffer aan botste.

4. Een proces-verbaal met nummer 2015006182-5 van 8 januari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] , doorgenummerde pag. 26.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [getuige 1] , zakelijk weergegeven:
Op 8 januari 2015 liep ik op de Stadhouderskade ter hoogte van het Rijksmuseum. Aldaar wilde ik, samen met mijn vrienden, het fietspad en de weg oversteken, komende uit de richting van het Rijksmuseum en gaande in de richting van de Weteringschans. Ik zag, terwijl ik het fietspad overstak, dat het verkeerslicht voor voetgangers groen licht uitstraalde. Ik zag dat links van mij een zwarte scooter aan kwam rijden. Ik zag dat de scooter zeer snel reed en dat hij niet afremde voor de voetgangersoversteekplaats alwaar ik mij met mijn vrienden op dat moment bevond. Ik heb, samen met mijn vrienden, mijn pas versneld om een aanrijding met deze scooter te voorkomen. Ik hoorde vervolgens dat de scooter achter mij langs reed. Vervolgens hoorde ik een plof en het geluid van een scooter die op de grond viel. Ik zag dat er bij een voetgangersoversteekplaats, die zo’n 25 meter verderop ligt, de voornoemde scooter op de grond lag en ik zag ook een man op de grond liggen

5. Een proces-verbaal met nummer 2015006182-16 van 1 mei 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5] , doorgenummerde pag. 75 en verder.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [getuige 1] , zakelijk weergegeven:
Ik kwam vanaf het Rijksmuseum en was voornemens om mij in de richting van de Museumbrug te begeven. We schrokken van (zowel het geluid dat de bromfiets produceerde als ook) van de snelheid waarmee de bromfiets aan kwam rijden. De mensen met wie het ongeluk is gebeurd, die kwamen van de andere kant (Museumbrug).

6. Een proces-verbaal met nummer 2015006182-19 van 26 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5] , doorgenummerde pag. 86.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [getuige 2] , zakelijk weergegeven:
Op 8 januari 2015 kwam ik net onder het tunneltje van het Rijksmuseum vandaan. Toen we wilden gaan oversteken en dan bedoel ik het eerste gedeelte van het zebrapad over het (brom)fietspad. Ik weet nog heel goed dat wij een versnelde pas moesten maken omdat er gezien onze looprichting van links een scooter hard kwam aanrijden. De scooter reed naar mijn idee erg hard omdat wij over het eerste gedeelte van het zebrapad heenliepen en de scooter niet van plan was om te gaan stoppen en met onverminderde vaart doorreed. We moesten een sprongetje (versnellinkje) maken om op het tussenstuk te komen.

7. Een proces-verbaal met nummer 2015006182-18 van 8 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5] , doorgenummerde pag. 82 en verder.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [getuige 3] , zakelijk weergegeven:
Op 8 januari 2016 bevond ik mij nabij het Rijksmuseum te Amsterdam. Ik was vergezeld van [getuige 1] , [getuige 2] en [persoon 3] . Een jongen die op een scooter reed heeft de meneer die later is overleden aangereden. Ik zag vanuit de linkerzijde een scooter met veel te hoge snelheid aan komen rijden. De jongen (bestuurder) kwam dermate hard aanrijden dat ik genoodzaakt was er flink de pas in te zetten. Op die plaats voor het Rijksmuseum kun je niet zo hard rijden omdat het daar erg druk is.

8. Een proces-verbaal Verkeersongevals Analyse met nummer 2015006182 van 15 januari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 1] , doorgenummerde pag. 44 en verder.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Het ongeval had plaats op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Stadhouderskade te Amsterdam.
Bij dit ongeval waren betrokken:
Een bromfiets met beperkte snelheid (snorfiets) van het merk Puch, type Zip en een voetganger.
De maximum snelheid voor bromfietsers met beperkte constructiesnelheid (zgn. snorfietsen) is 25 kilometer per uur.
Ten tijde van ons onderzoek regende het
Vaststellen constructiesnelheid:
Bromfietsen die blijkens het kentekenbewijs of het kentekenregister een maximumconstructiesnelheid van niet meer dan 25 km/u (lid 2) hebben, moeten bij voortduring aan deze snelheid, vermeerderd met 4 km/u voldoen (art. 5.6.8. van de regeling Voertuigen).
De door mij, verbalisant [verbalisant 1] , vastgestelde constructiesnelheid bedroeg 57 kilometer per uur.
(..) Om een reëel beeld te krijgen van de daadwerkelijk gereden snelheid heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , een rijproef gehouden met duopassagier teneinde de maximum te rijden snelheid vast te stellen die maximaal gereden zou kunnen zijn. Met dien verstande dat de gashendel, zoals de verdachte verklaart, in zijn geheel open gedraaid was. Teneinde de maximum snelheid van de bromfiets met duopassagier vast te stellen, heb ik het verkeershandhavingsteam van de politie-eenheid Amsterdam gevraagd mijn snelheid vast te stellen middels geijkte apparatuur en een gecertificeerde opsporingsambtenaar. Wij zagen op de foto van de radarapparatuur dat de maximum snelheid 41 km/h was.

9. Een verslag betreffende een niet natuurlijke dood en schouwverslag, nummer 234804 van de GGD Amsterdam, d.d. [datum overleiden] 2015, opgemaakt door forensisch arts A. Beijering, doorgenummerde pag. 9 en verder.

Dit verslag houdt onder meer in als verklaring van voornoemde deskundige, zakelijk weergegeven:
[persoon 1] , geboren op [1953] .
Overleden op: [datum overleiden] 2015
Conclusie: overleden 2 dagen nadat hij op een voetgangersoversteekplaats is aangereden door een scooter. Overleden door grote bloeding om/in het hersenweefsel. Op heup bovenbeen beiderzijds een bloeduitstorting wat wijst op aanrijding aan de ene zijde en val op de andere zijde.