ECLI:NL:RBAMS:2016:7518

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
18 november 2016
Zaaknummer
16/2237
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een factuur van het UWV en de vraag of deze als besluit kan worden aangemerkt

Op 18 november 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen de Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg (eiseres) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder). De zaak betreft een factuur die verweerder op 25 augustus 2015 aan eiseres heeft gestuurd voor behandelingskosten, ter hoogte van € 75,-. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze factuur, maar verweerder heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 21 december 2015. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 7 oktober 2016 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiseres betoogde dat er geen wettelijke grondslag is voor het in rekening brengen van kosten en dat de factuur als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het in rekening brengen van de kosten, en heeft daarom het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft tevens bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,- moet vergoeden en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 992,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/2237

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2016 in de zaak tussen

de stichting Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg,te Amsterdam, eiseres
(gemachtigde: mr. B. van Bekkum),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (gemachtigde: J. Knufman).

Procesverloop

Bij factuur van 25 augustus 2015 heeft verweerder aan eiseres een bedrag € 75,- in rekening gebracht voor behandelingskosten.
Bij besluit van 21 december 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2016. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Bij brief van 2 december 2014 heeft verweerder de gemachtigde van eiseres geïnformeerd over het in rekening brengen van kosten voor het afhandelen van informatieverzoeken over uitkering of belemmering van werk. Verweerder brengt vanaf 1 januari 2015 voor dergelijke informatieverzoeken € 25,- per aanvraag in rekening. De gemachtigde van eiseres heeft hiertegen bezwaar en beroep ingesteld. Op 13 augustus 2015 heeft de rechtbank Noord-Holland geoordeeld dat de informatiebrief geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Op 25 augustus 2015 heeft verweerder eiseres een factuur gestuurd. Hierbij is een bedrag € 75,- in rekening gebracht voor behandelingskosten. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Volgens partijen is de factuur een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit de LISV-mededeling M 99.060 van 28 mei 1999 (de LISV-mededeling) ten grondslag gelegd. Hierin is opgenomen dat in het geval niet bij of krachtens wet is voorgeschreven dat de gegevensverstrekking kosteloos moet plaatsvinden, een tarief in rekening wordt gebracht. Deze mededeling is volgens verweerder een beleidsregel. In de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) is niet expliciet opgenomen dat gegevensverstrekking kosteloos moet plaatsvinden. Voor de hoogte van het tarief heeft verweerder aansluiting gezocht bij de Regeling werkzaamheden, administratieve voorschriften en kosten eigenrisicodragen ZW (de Regeling). In artikel 6, eerste lid, aanhef en onder d van deze Regeling is bepaald dat verweerder € 25,- in rekening brengt voor een informatieverzoek van een eigenrisicodrager betreffende een werknemer als bedoeld in artikel 29b van de Ziektewet (ZW).
4. Eiseres heeft zitting toegelicht dat het informatieverzoek eruit bestaat dat een (ex)werknemer verweerder uit hoofde van artikel 38b van de ZW machtigt om informatie aan haar te verstrekken. Eiseres bestrijdt dat er een wettelijke grondslag bestaat voor het in rekening brengen van kosten. Volgens eiseres kan deze grondslag evenmin worden gevonden in de LISV-mededeling.
5. De rechtbank overweegt als volgt. 6. Nu er geen wettelijke grondslag is voor het in rekening brengen van kosten, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van de beroepsgronden van eiseres over de hoogte van het tarief en het beroep op de uitzonderingsbepaling van de LISV-mededeling.
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Schaberg, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.E. Berghout, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2016.
griffier
rechter
de griffier is buiten staat de
uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.