In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2016 een beslissing genomen over de schorsing van de overleveringsdetentie van een opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1965, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is. De opgeëiste persoon was op 15 april 2016 voorlopig aangehouden en op 21 april 2016 omgezet in aanhouding. De rechtbank heeft op 8 juli 2016 prejudiciële vragen voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, die op 10 november 2016 zijn beantwoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat het belang van een goede rechtspleging zwaarder weegt dan het belang bij een beslissing op het Europees aanhoudingsbevel (EAB) binnen de termijn van 90 dagen. De rechtbank heeft besloten de overleveringsdetentie te schorsen met ingang van het moment waarop de termijn van 90 dagen is verstreken, en heeft voorwaarden gesteld aan de schorsing, waaronder een meldplicht en het inleveren van reisdocumenten. De opgeëiste persoon moet zich aan deze voorwaarden houden en zal zich moeten melden bij de autoriteiten.