ECLI:NL:RBAMS:2016:747

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
16 februari 2016
Zaaknummer
13/741229-15, 13/660248-12 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een gevangenisstraf voor huiselijk geweld en belediging van een opsporingsambtenaar

Op 16 februari 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn zus en belediging van een opsporingsambtenaar. De zaak kwam ter terechtzitting op 2 februari 2016, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. W. van Schaijck, en de verdediging door zijn raadsvrouw, mr. Y. Karga. De rechtbank heeft ook de verklaringen van reclasseringswerkers F.L. Sedoc en A. Barelds gehoord.

De tenlastelegging omvatte onder andere de poging tot zware mishandeling van de zus van de verdachte op 24 oktober 2015, waarbij de verdachte haar zou hebben bedreigd en mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de poging tot zware mishandeling niet bewezen kon worden, maar dat de mishandeling wel bewezen was. De verdachte had zijn zus in het gezicht geslagen, wat letsel en pijn veroorzaakte. De bedreiging met zware mishandeling werd niet bewezen, en de verdachte werd ook vrijgesproken van deze beschuldiging.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van belediging van een ambtenaar op 25 oktober 2015. De rechtbank oordeelde dat de belediging bewezen was, gezien de aangifte van de opsporingsambtenaar en de verklaring van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, evenals een taakstraf van zestig uren, en besloot geen locatieverbod of contactverbod op te leggen, omdat de noodzaak hiertoe niet was aangetoond. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar zag geen aanleiding tot strafmatiging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/741229-15 en 13/660248-12 (tul)
Datum uitspraak: 16 februari 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [plaats] , thans gedetineerd in de [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkorte vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W. van Schaijck, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y. Karga, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van wat F.L. Sedoc en A. Barelds, beiden werkzaam als reclasseringswerker bij Leger des Heils Reclassering, ter terechtzitting ter toelichting over verdachte en de reclasseringsrapporten betreffende verdachte hebben gezegd.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij
1. op of omstreeks 24 oktober 2015 te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (zijn, verdachte’s zus, genaamd) [persoon 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een of meermalen
-(met (grote) kracht) heeft gestompt en/of geslagen in/tegen het gezicht en/of het lichaam van voornoemde [persoon 1] en/of
-met, zijn, verdachte’s elleboog heeft geslagen op/tegen de rug van voornoemde [persoon 1] en/of
-(met kracht) heeft getrokken aan de haren van voornoemde [persoon 1] en/of
-met een stekkerdoos, althans een hard voorwerp, heeft geslagen tegen het lichaam van voornoemde [persoon 1] en/of
-(met kracht) heeft geschopt en/of getrapt tegen de rug en/of de benen en/of lichaam van voornoemde [persoon 1] ;
en/of
op of omstreeks 24 oktober 2015 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk mishandelend (zijn, verdachte’s zus, genaamd) [persoon 1] een of meermalen
-(met (grote) kracht) heeft gestompt en/of geslagen in/tegen diens gezicht en/of het lichaam en/of
-met, zijn, verdachte’s elleboog heeft geslagen op/tegen diens rug en/of
-(met kracht) heeft getrokken aan diens haren en/of
-met een stekkerdoos, althans een hard voorwerp, heeft geslagen tegen diens lichaam en/of
-(met kracht) heeft geschopt en/of getrapt tegen diens rug en/of de benen en/of lichaam,
waardoor voornoemde [persoon 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. op of omstreeks 24 oktober 2015 te [plaats] , althans in Nederland, (zijn, verdachte’s zus genaamd) [persoon 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [persoon 1] dreigend de woorden toegevoegd: “Ik ga rustig een paar jaar voor je vast zitten, daarna vermoord ik je toch, ik hak je in stukjes”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3. op of omstreeks 25 oktober 2015 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, [persoon 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (te weten werkzaam in cellencomplex), in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: “Ik neuk je kankermoeder, jullie zijn allemaal kankerhonden, kankerlijer, kankerflikker en kankerhond”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn voorts geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank heeft bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken en overweegt als volgt.
4.1.
Poging tot zware mishandeling en/of mishandeling (feit 1) en bedreiging (feit 2)
De rechtbank acht de onder 1 eerste alternatief cumulatief ten laste gelegde poging tot zware mishandeling niet bewezen. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat het handelen door verdachte van zodanige aard was, dat de kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk was. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat het opzet van verdachte op het toebrengen van dergelijk letsel was gericht. De rechtbank spreekt verdachte daarom van dit feit vrij.
De onder 1 tweede alternatief cumulatief ten laste gelegde mishandeling is wel bewezen. Op basis van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen, namelijk de aangifte van [persoon 1] , de geneeskundige verklaring en de verklaring van verdachte ter terechtzitting, zijn vervat, kan worden vastgesteld dat verdachte zijn zusje heeft geslagen in het gezicht, wat letsel en pijn heeft veroorzaakt, en dat zijn opzet hierop was gericht.
De beschuldiging dat verdachte daarnaast zijn zusje op haar rug zou hebben geslagen, zou hebben geschopt, met een stekkersdoos zou hebben geslagen en aan haar haren zou hebben getrokken (onder 1 tweede alternatief cumulatief ten laste gelegd) en woordelijk zou hebben bedreigd (onder 2 ten laste gelegd), vindt slechts steun in haar aangifte. De rechtbank acht deze ten laste gelegde gedragingen daarom niet bewezen en spreekt verdachte ook hiervan vrij.
4.2.
Belediging van een ambtenaar in functie (feit 3)
Op basis van de bewijsmiddelen, namelijk de aangifte van opsporingsambtenaar [persoon 2] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting, kan voorts de onder 3 ten laste gelegde belediging worden bewezen. De verklaring van verdachte dat de in de tenlastelegging genoemde beledigende bewoordingen niet tegen de opsporingsambtenaar waren gericht, acht de rechtbank, in het licht van de inhoud van de aangifte en de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte, zo onwaarschijnlijk, dat die verklaring als ongeloofwaardig terzijde wordt geschoven.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de hiervoor onder 4.1. en 4.2. vermelde, door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 tweede alternatief cumulatief ten laste gelegde
op 24 oktober 2015 te [plaats] opzettelijk mishandelend zijn zus [persoon 1] heeft geslagen in haar gezicht, waardoor [persoon 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
op 25 oktober 2015 te [plaats] opzettelijk ambtenaar [persoon 2] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten werkzaam in het cellencomplex, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: “Ik neuk je kankermoeder, jullie zijn allemaal kankerhonden, kankerlijer, kankerflikker en kankerhond.”

6.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straftoemeting

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn zus. Dat gebeurde in de ouderlijke woning en heeft geleid tot een ernstige verstoring van de rust in het gezin waartoe hij behoort. Niet alleen heeft verdachte zijn zus pijn gedaan en letsel toegebracht, maar ook heeft zijn handelen gevoelens van onveiligheid en onrust veroorzaakt bij zijn zus en andere gezinsleden.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan belediging van een opsporingsambtenaar. Opsporingsambtenaren handelen ter handhaving van de orde, rust en veiligheid van de samenleving. Dat verdachte aldus heeft gehandeld jegens het slachtoffer, is kwalijk en getuigt van gebrek aan respect voor het publieke belang dat opsporingsambtenaren dienen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die uit de verschillende reclasseringsrapporten, het psychologisch onderzoeksrapport van 14 januari 2016 en het verhandelde ter terechtzitting zijn gebleken. Hierin ziet de rechtbank geen aanleiding tot strafmatiging.
In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel van justitiële documentatie van 5 januari 2016, eerder voor soortgelijke strafbare feiten met justitie in aanraking is gekomen en is veroordeeld.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van twee maanden passend en geboden. Deze straf is aanzienlijk lager dan door de officier van justitie geëist, omdat aansluiting is gezocht bij de straffen die rechtbanken en gerechtshoven in soortgelijke zaken plegen op te leggen.
De rechtbank zal in afwijking van de eis van de officier van justitie aan verdachte voorts geen locatieverbod of contactverbod, zijnde maatregelen als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, opleggen. De rechtbank ziet de noodzaak hiertoe namelijk niet. Dat geldt vooral omdat onduidelijk is gebleven of de zus van verdachte en andere gezinsleden oplegging van (één van) die maatregelen wenselijk achten.

8.De vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 17 november 2015 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/660248-12, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 30 augustus 2012 van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte onder andere is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op drie jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bij de stukken bevindt zich ook een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, aan verdachte is uitgereikt.
Uit het verdachte betreffende uittreksel van justitiële documentatie en de toelichting van de raadsvrouw ter terechtzitting is gebleken dat het gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2015, vanwege een veroordeling voor drie strafbare feiten, de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf heeft gelast, namelijk de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van drie maanden.
In dit vonnis is naar voren gekomen dat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd opnieuw aan twee strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. De rechtbank ziet hierin aanleiding de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van het restant van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te gelasten, namelijk de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van twee maanden. In de omstandigheid dat verdachte, gezien de strafoplegging in deze strafzaak, ruim veertig dagen te lang preventief is gehecht, ziet de rechtbank reden om in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van die gevangenisstraf te geven, de gevangenisstraf om te zetten en te gelasten dat verdachte een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, moet verrichten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriftenDe op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 266, 267 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissingen

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart de onder 1 eerste alternatief cumulatief en onder 2 ten laste gelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 tweede alternatief cumulatief en onder 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 tweede alternatief cumulatief bewezen verklaarde feit
- mishandeling;
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde feit
- eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) maandenen beveelt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 30 augustus 2012 voorwaardelijk opgelegde straf, namelijk een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden, en bepaalt dat deze gevangenisstraf zal worden omgezet in
een taakstraf van 60 (zestig) uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit verkorte vonnis is gewezen door
mr. F. Salomon, voorzitter,
mrs. M.R. Jöbsis en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.H. Boersma, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 februari 2016.
De jongste rechter, mr. C.C.M. Oude Hengel, is buiten staat dit verkorte vonnis mede te ondertekenen.