ECLI:NL:RBAMS:2016:743

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
16 februari 2016
Zaaknummer
13/994029-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegale handel in professioneel vuurwerk en joyriding

Op 26 januari 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben en leveren van illegaal professioneel vuurwerk, alsook joyriding. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd, werd op 30 september 2015 in Vianen aangehouden na een melding van inbraak. Bij de aanhouding werden verschillende soorten professioneel vuurwerk aangetroffen in twee bestelauto's, evenals in een auto die aan een derde toebehoorde. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging aanvoerde dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de levering van vuurwerk aan verschillende personen. De rechtbank oordeelde dat de fouillering van de verdachte onrechtmatig was, maar dat de resultaten daarvan toch als bewijs konden worden gebruikt. Uiteindelijk werd de verdachte schuldig bevonden aan het voorhanden hebben en leveren van professioneel vuurwerk aan twee personen, maar vrijgesproken van joyriding. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 4.600,-. Tevens werden verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard en andere aan de verdachte teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/994029-15 (promis)
Datum uitspraak: 26 januari 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in basisregistratie personen op het adres [adres] , [te plaats] ,
thans gedetineerd in de [detentieadres] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Kubicz, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.J.W. Tijkotte, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij
1. op of omstreeks 30 september 2015 te Vianen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk,
professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 150 stuks en/of 900 stuks, althans één of meer, Super Cobra's 6, en/of
- 40 stuks, althans één of meer, Super Cobra's 8, en/of
- 144 stuks en/of 276 stuks, althans één of meer, shells/mortierbommen, en/of
- 4 stuks en/of 15 stuks, althans één of meer, flowerbeds, en/of
- 200 stuks, althans één of meer, lawinepijlen/signaalraketten,
heeft opgeslagen en/of voorhanden gehad;
en/of
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten:
- 150 stuks en/of 900 stuks, althans één of meer, Super Cobra's 6, en/of
- 40 stuks, althans één of meer, Super Cobra's 8, en/of
- 144 stuks en/of 276 stuks, althans één of meer, shells/mortierbommen, en/of
- 4 stuks en/of 15 stuks, althans één of meer, flowerbeds, en/of
- 200 stuks, althans één of meer, lawinepijlen/signaalraketten,
heeft opgeslagen en/of voorhanden gehad;
2. op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 30 september 2015, te Vianen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk,
(telkens) professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, aan (een) ander(en) ter beschikking heeft gesteld, immers heeft hij, verdachte,
- aan [persoon 1] 150 stuks, althans één of meer Super Cobra's 6, en/of
- aan [persoon 2] 60 stuks FP3 White, althans één of meer stuks FP3 White, en/of
- aan [persoon 3] 4 dozen met triplexblokken, althans één of meer triplexblokken,
in ieder geval professioneel vuurwerk, geleverd;
en/of
(telkens) aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, ter beschikking heeft gesteld, immers heeft hij, verdachte:
- aan [persoon 1] 150 stuks, althans één of meer Super Cobra's 6, en/of
- aan [persoon 2] 60 stuks FP3 White, althans één of meer stuks FP3 White, en/of
- aan [persoon 3] 4 dozen met triplexblokken, althans één of meer triplexblokken,
in ieder geval professioneel vuurwerk, geleverd;
3. op of omstreeks 30 september 2015 te Vianen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opzettelijk wederrechtelijk een personenauto Audi A4 voorzien van het kenteken [kenteken] , in elk geval een motorrijtuig, toebehorende aan [persoon 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de [straat A] , in elk geval op een weg.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn voorts geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat bewezen kan worden dat verdachte de feiten alleen heeft begaan, omdat het bewijs voor het medeplegen van de feiten ontbreekt.
Met betrekking tot de fouillering van verdachte heeft de officier van justitie betoogd dat geen sprake is geweest van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Weliswaar is verdachte gefouilleerd voordat hij is aangehouden, maar die omstandigheid kan gezien de jusrisprudentie van de Hoge Raad niet worden aangemerkt als een verzuim waardoor een belangrijk strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Voor bewijsuitsluiting is dan ook geen plaats.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat voor de fouillering van verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding geen wettelijke grondslag bestond, waardoor sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Als gevolg hiervan moeten de resultaten van de fouillering van het bewijs worden uitgesloten. Omdat wat in het dossier resteert, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit te komen, moet verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Als de rechtbank voorbij gaat aan voornoemd verweer, moet vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit volgen, omdat het bewijs ontbreekt dat verdachte wetenschap had van de inhoud van de bestelauto’s. Voorts kan het ten laste gelegde medeplegen niet worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman bepleit dat uit de verklaringen van de afnemers geen eenduidig signalement van de verkoper valt te destilleren, waardoor aannemelijk is dat er verschillende verkopers zijn geweest. Gelet hierop moet verdachte van dit feit worden vrijgesproken. Dat geldt ook voor de levering aan [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ), omdat niet kan worden vastgesteld van wie hij het vuurwerk heeft ontvangen.
Tot slot moet vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit volgen, omdat wegens gebrek aan bewijs dit feit niet kan worden bewezen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank over de fouillering en aanhouding van verdachte
Op basis van de zich in het dossier bevindende processen-verbaal van bevindingen over de aanleiding en start van het onderzoek overweegt de rechtbank als volgt.
De feiten
Op 30 september 2015 reageerden verbalisanten op een melding van inbraak in een bedrijfspand aan de [straat A] te Vianen. Ter plaatse troffen zij drie mannen aan, te weten [persoon 5] (hierna: [persoon 5] ), [persoon 1] en verdachte die voldeden aan het opgegeven signalement. Ook zagen zij vier geparkeerde voertuigen staan, te weten twee personenauto’s van het merk Mini en Audi en twee bestelauto’s van het merk Ford en Mercedes. Met betrekking tot de gang van zaken ter plaatse neemt de rechtbank tevens de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking.
  • Verbalisanten troffen ter plaatse de door melder beschreven situatie aan en zagen dat [persoon 1] en verdachte met elkaar in gesprek waren.
  • Eén van de bestelauto’s, de Ford, stond onder een openstaand raam van het bedrijfspand.
  • In de Audi waar verdachte naast stond, zat [persoon 5] op de bijrijdersstoel en tevens waren twee zwarte latexhandschoenen tussen diens benen zichtbaar.
  • In de Audi werd een schroevendraaier gevonden.
  • Bij doorzoeking van de auto waar [persoon 1] naast stond, de Mini, ontdekten verbalisanten een doos professioneel vuurwerk, waarna [persoon 1] vanwege het bezit hiervan is aangehouden.
  • De twee bestelauto’s waren nog warm, wat betekent dat er recent mee was gereden.
  • Verdachte weigerde te voldoen aan de vordering van de verbalisanten om autosleutels van de bestelauto’s af te geven.
  • Verdachte bleek antecedenten ten aanzien van vuurwerkdelicten te hebben.
Op grond van al deze feiten en/of omstandigheden hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verdachte gefouilleerd. Daarbij zijn de sleutels van de bestelauto Ford aangetroffen, waarin nadien illegaal vuurwerk bleek te liggen. Vervolgens is verdachte aangehouden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de hiervoor geschetste feitelijke gang van zaken af dat ten tijde van de fouillering van verdachte voldoende ernstige bezwaren bestonden ter zake zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit, te weten overtreding van het Vuurwerkbesluit. Omdat verdachte echter niet was aangehouden, was aan het in artikel 56 Sv gestelde vereiste voor fouillering niet voldaan. De rechtbank stelt daarom vast dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv. De rechtbank verbindt daar echter geen bijzonder rechtsgevolg aan vast anders dan constatering van dit verzuim. Hierbij heeft de rechtbank in het bijzonder meegewogen dat de verbalisanten gezien de ernstige bezwaren die bestonden, verdachte hadden mogen aanhouden, waarna een fouillering hoe dan ook zou hebben plaatsgevonden en de sleutels van de bestelauto’s zouden zijn aangetroffen en in beslag genomen voor nader onderzoek. In het licht van voormelde feiten en omstandigheden is de rechtbank voorts, anders dan de raadsman, van oordeel dat de fouillering van verdachte op zichzelf noch de wijze waarop hij is gefouilleerd, een schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens opleveren.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de rechtbank zal volstaan met de vaststelling van het vormverzuim en daaraan geen rechtsgevolg zal verbinden. Dit betekent dat de na de fouillering van verdachte verkregen onderzoeksresultaten tot het bewijs kunnen meewerken.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank over de ten laste gelegde feiten
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, in het bijzonder de bewijsmiddelen die in bijlage 1 bij dit vonnis zijn vervat, en overweegt als volgt.
4.4.1.
Voorhanden hebben en leveren professioneel vuurwerk aan [persoon 1] (feiten 1 en 2) alsmede voorhanden hebben professioneel vuurwerk uit Ford en Mercedes (feit 1)
Bij doorzoeking van de Ford hebben verbalisanten in de laadruimte van deze bestelauto een grote hoeveelheid mortierbommen en een aantal flowerbeds aangetroffen. Daarnaast hebben verbalisanten in de laadruimte van de Mercedes grote hoeveelheden knalvuurwerk van het merk Super Cobra 6 en Super Cobra 8, mortierbommen en lawinepijlen en een aantal flowerbeds aangetroffen. Dit vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, is professioneel vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit.
Bij doorzoeking van de Mini van [persoon 1] hebben verbalisanten een doos met daarin 150 stuks knalvuurwerk van het merk Super Cobra 6 ontdekt. Dit vuurwerk, waarvan duidelijk is geworden dat het was bestemd voor particulier gebruik, is professioneel vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit.
[persoon 1] heeft verklaard dat hij het vuurwerk kort voor zijn aanhouding heeft gekocht van één van de andere aangehouden mannen, namelijk de licht getinte jongen. Deze man was de bestuurder van de Audi en de verkoper van wie hij het vuurwerk overhandigd heeft gekregen en aan wie hij de koopsom van € 400,- contant heeft betaald. [persoon 1] had met de verkoper van het vuurwerk afgesproken bij de [groothandel] in Vianen en moest hem daarna per auto volgen naar het industrieterrein waar ze uiteindelijk werden aangehouden.
Bij de beantwoording van de vraag of kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die het in de drie voertuigen aangetroffen vuurwerk voorhanden heeft gehad en of hij vuurwerk heeft geleverd aan [persoon 1] neemt de rechtbank in aanmerking de hiervoor onder 4.3. vastgestelde feiten, alsmede voorts:
  • de waarneming van de verbalisanten dat [persoon 1] en verdachte met elkaar in gesprek waren toen de verbalisanten ter plaatse arriveerden;
  • de beschrijving van verbalisanten van de kleding van verdachte, die overeenkomt met de beschrijving die [persoon 1] van de kleding van de licht getinte jongen heeft gegeven;
  • de omstandigheid dat verdachte de beschikking had over de Audi, omdat deze auto door de eigenaar bij het garagebedrijf van de vader van verdachte was gebracht en de autosleutel ervan aan verdachte was overhandigd;
  • de constatering van verbalisanten dat [persoon 5] plaats had op de bijrijdersstoel van de Audi,
  • de constatering van verbalisanten dat de twee bestelauto’s nog warm waren, wat betekent dat er recent mee was gereden;
  • de omstandigheid dat verdachte de autosleutels van de bestelauto’s onder zich had, in welke bestelauto’s later eveneens professioneel vuurwerk is aangetroffen;
  • het onder verdachte in beslag genomen contante geldbedrag van € 5.001,55, terwijl onder [persoon 5] geen geld in beslag is genomen;
  • de telecommunicatie van [persoon 1] met de onder verdachte in beslag genomen Nokia-telefoon voor het maken van afspraken over het leveren van vuurwerk, in combinatie met het gegeven dat verdachte niet heeft ontkend dat de Nokia-telefoon aan hem toebehoort;
  • de constatering dat verdachte donker haar heeft en [persoon 5] , anders dan zijn naam doet vermoeden, blijkens de politiefoto in het dossier, niet lichter of donkerder oogt dan verdachte.
Op grond van al deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte het vuurwerk in de bestelauto’s, alsmede in de Mini voorhanden heeft gehad en dat verdachte het in de Mini aangetroffen vuurwerk eerder aan [persoon 1] geleverd had. De rechtbank gaat in dit verband ervan uit dat [persoon 1] met ‘de licht getinte jongen’ verdachte heeft bedoeld.
4.4.2.
Leveren professioneel vuurwerk aan [persoon 2] en [persoon 3] (feit 2)
De rechtbank acht voorts bewezen dat verdachte illegaal vuurwerk aan [persoon 2] (hierna: [persoon 2] ) heeft verkocht en geleverd. Dit op basis van de hiervoor onder 4.4.1. vermelde feiten en omstandigheden in samenhang beschouwd met de volgende bevindingen.
Bij doorzoeking van de Audi is een kladblok met aantekeningen van vuurwerkbestellingen en (bij)namen en telefoonnummers van afnemers aangetroffen, waaronder de bijnaam en het telefoonnummer van [persoon 2] . Omdat verdachte de beschikking had over de Audi en daarvan de bestuurder was en tevens de beschikking had over professioneel vuurwerk, gaat de rechtbank ervan uit dat dit kladblok aan verdachte toebehoort. De naam van [persoon 2] is ook naar voren gekomen bij onderzoek naar de onder verdachte in beslag genomen Nokia-telefoon. In deze telefoon zijn sms-berichten aangetroffen die eveneens te maken hebben met de handel in vuurwerk. Gebleken is dat [persoon 2] op 30 september 2015 contact heeft gehad met de Nokia-telefoon over het leveren van vuurwerk. De rechtbank gaat er op basis van de bewijsmiddelen van uit dat de Nokia-telefoon aan verdachte toebehoort en dat het verdachte is geweest die met [persoon 2] de afspraken over het verkopen en leveren van vuurwerk heeft gemaakt.
Blijkens de verklaring van [persoon 2] is hij, evenals [persoon 1] , via het internet in contact gekomen met een verkoper van vuurwerk en heeft hij via het internet een bestelling voor illegaal, professioneel vuurwerk geplaatst. [persoon 2] heeft deze bestelling op 30 september 2015 rond 16.30 uur opgehaald bij de [groothandel] bij een industriegebied in Vianen.
Op basis van voorgaande weergave van de inhoud van de bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank ook heeft gelet op de verklaring van [persoon 1] over de [groothandel] in Vianen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte, als persoon zonder gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk aan [persoon 2] heeft verkocht en geleverd.
Dit ligt anders voor [persoon 3] (hierna: [persoon 3] ). Gedurende het onderzoek is duidelijk geworden dat ook de naam van [persoon 3] met een bestelling van professioneel vuurwerk in het kladblok stond vermeld en dat [persoon 3] op 30 september 2015 telefonisch contact heeft gehad met de Nokia-telefoon van verdachte. Gezien het specifieke signalement dat [persoon 3] echter heeft gegeven van de man die hem het vuurwerk leverde, wat afwijkt van de persoonskenmerken van verdachte, kan niet worden bewezen dat het verdachte is geweest die [persoon 3] het vuurwerk heeft geleverd. Het dossier bevat evenmin voldoende bewijs om tot een veroordeling voor medeplegen van deze levering te komen. Verdachte wordt daarom met betrekking tot de levering van professioneel vuurwerk aan [persoon 3] vrijgesproken.
4.4.3.
Joyriding (feit 3)
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte opzettelijk wederrechtelijk de Audi die aan [persoon 4] toebehoort, heeft gebruikt. Dit betekent dat het onder 3 ten laste gelegde feit niet is bewezen en dat verdachte ook hiervan wordt vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
op 30 september 2015 te Vianen opzettelijk
professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 150 stuks en 900 stuks Super Cobra's 6 en
- 40 stuks Super Cobra's 8 en
- 144 stuks en 276 stuks shells/mortierbommen en
- 4 stuks en 15 stuks flowerbeds en
- 200 stuks lawinepijlen/signaalraketten
voorhanden heeft gehad, en
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten:
- 150 stuks en 900 stuks Super Cobra's 6 en
- 40 stuks Super Cobra's 8 en
- 144 stuks en 276 stuks shells/mortierbommen en
- 4 stuks en 15 stuks flowerbeds en
- 200 stuks lawinepijlen/signaalraketten
voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
op 30 september 2015 te Vianen opzettelijk
professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, aan anderen ter beschikking heeft gesteld, immers heeft verdachte aan [persoon 1] 150 stuks Super Cobra's 6 en aan [persoon 2] 60 stuks FP3 White geleverd, en
aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, ter beschikking heeft gesteld, immers heeft verdachte aan [persoon 1] 150 stuks Super Cobra's 6 en aan [persoon 2] 60 stuks FP3 White geleverd.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Eendaadse samenloop
De onder 1 bewezen verklaarde gedragingen zien op de overtredingen van een in artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit gegeven verbod en een in artikel 1.2.2, derde lid, van het Vuurwerkbesluit gegeven verbod. Deze overtredingen moeten worden gekwalificeerd als overtreding van artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en zijn voorts in eendaadse samenloop begaan. Daarvoor is in onderlinge samenhang doorslaggevend dat de bewezen verklaarde gedragingen eenheid in tijd en plaats laten zien. Datzelfde geldt voor de onder 2 bewezen verklaarde gedragingen, die zien op de overtredingen van een in artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit gegeven verbod en het in artikel 1.2.2, tweede lid, van het Vuurwerkbesluit gegeven verbod. Om die reden is voor beide feiten artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing.
Meerdaadse samenloop
De onder 1 en onder 2 bewezen verklaarde gedragingen zijn voorts in meerdaadse samenloop begaan. Daarbij is doorslaggevend dat de bewezen verklaarde gedragingen als op zichzelf staande handelingen worden beschouwd en meer dan één misdrijf opleveren. Om die reden is ook artikel 57 Sr van toepassing.
De rechtbank houdt bij de straftoemeting rekening met deze eendaadse- en meerdaadse samenloop en heeft deze daarin verdisconteerd.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, gezien de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de Richtlijn voor strafvordering vuurwerkdelicten van het Openbaar Ministerie, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, en een geldboete van € 4.000,-.
De officier van justitie heeft voorts de verbeurdverklaring gevorderd van de Nokia-telefoon, het kladblok, de Ford, de Mercedes en een deel van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 5.001,55, te weten een bedrag van € 1.025,-.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij strafoplegging ook het tegen verdachte gebruikte geweld bij de fouillering en aanhouding, zijn persoonlijke omstandigheden en de bij pleidooi overhandigde jurisprudentie in ogenschouw te nemen. Gelet hierop moet worden volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform de duur van het voorarrest, al dan niet gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman acht oplegging van een geldboete in deze zaak, mede gezien de draagkracht van verdachte, niet passend.
Met betrekking tot de vordering van de officier van justitie tot verbeurdverklaring heeft de raadsman bepleit dat van het in beslag genomen geldbedrag van € 5.001,55 slechts de door [persoon 1] betaalde koopsom van € 400,- voor verbeurdverklaring vatbaar is. Het overige deel van dit geldbedrag moet aan verdachte worden geretourneerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank over de straftoemeting
De rechtbank heeft bij de straftoemeting allereerst gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die feiten zijn gepleegd. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid professioneel, zwaar vuurwerk bestemd voor particulier gebruik. Het gaat om knalvuurwerk (zogenoemde bangers), mortierbommen, flowerbeds en lawinepijlen, die verdachte in twee bestelauto’s voorhanden had. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verkopen en leveren van professioneel vuurwerk aan particulieren. Dit alles terwijl verdachte geen gespecialiseerde kennis van (professioneel) vuurwerk heeft en geen vergunning heeft om in vuurwerk te handelen.
Buiten discussie staat dat de in beslag genomen partij vuurwerk een grote handelsvoorraad betreft. Als de partij niet was onderschept, dan zou via verdachte zwaar vuurwerk bij afnemers en eindgebruikers terecht zijn gekomen, met alle gevaar en overlast van dien. Daarbij komt nog het gevaar voor weggebruikers wanneer verdachte met de bestelauto’s de openbare weg op zou zijn gegaan. De rechtbank rekent verdachte dan ook het gevaarzettende karakter van zijn handelen en het feit dat hij hiervoor geen verantwoordelijkheid heeft genomen aan.
Met de illegale handel in vuurwerk zijn financiële belangen gemoeid. Uit het dossier (kladblok en telefonische contacten met diverse afnemers) blijkt dat verdachte zich al enige tijd op planmatige wijze met de illegale handel in vuurwerk heeft beziggehouden. Aangenomen mag worden dat hij erop uit is geweest geldelijk gewin te behalen, zonder zich daarbij te laten weerhouden door de gevolgen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting ook acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel van justitiële documentatie van 15 december 2015, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, alsmede op de door de verdediging naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden. De rechtbank ziet hierin echter geen strafmatigende omstandigheid.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de weinig zachtzinnige wijze waarop verdachte is gefouilleerd en daarna aangehouden, waarbij verdachte een vuistslag in zijn gezicht heeft gekregen. In deze omstandigheden ziet de rechtbank echter, afgezet tegen de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de strafbedreiging daarvoor, ook geen reden tot strafmatiging.
Alles afwegende, waaronder de toepassing van de artikelen 55 en 57 Sr, komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één jaar waarvan een deel van drie maanden voorwaardelijk, en een geldboete. Deze straf is aanzienlijk lager dan door het openbaar ministerie geëist, omdat aansluiting is gezocht bij de straffen die rechtbanken en gerechtshoven in soortgelijke zaken plegen op te leggen.
Vanwege het recidiverisico dat de rechtbank aanwezig acht, zal zij een deel van de straf in voorwaardelijke vorm opleggen. De voorwaardelijke gevangenisstraf strekt ertoe verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan al dan niet soortgelijke strafbare feiten schuldig te maken. Gelet op het financiële voordeel dat verdachte heeft genoten, acht de rechtbank daarnaast oplegging van een geldboete ter hoogte van het onder hem aangetroffen bedrag, voor zover dit niet verbeurd wordt verklaard, passend en geboden.
De rechtbank zal het verzoek van de raadsman tot opheffing van de voorlopige hechtenis vanwege gebrek aan recidivegrond afwijzen, nu deze grond nog onverkort aanwezig is. Dat het nieuwe jaar is begonnen doet daar niet aan af.
8.4.
Het oordeel van de rechtbank over het beslag
Na de aanhouding van verdachte zijn in het kader van het opsporingsonderzoek een aantal voorwerpen en geldbedragen in beslag genomen en onder de naam van verdachte geregistreerd. De volledige beslaglijst waarop deze voorwerpen en geldbedragen zijn vermeld, is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit. De rechtbank overweegt met betrekking tot het beslag als volgt.
De onder 1 en onder 2 bewezen verklaarde feiten zijn met behulp van de Nokia-telefoon (nummer 3 op de beslaglijst), het kladblok (nummer 8) en de bestelauto’s Ford (nummer 9) en Mercedes (nummer 10) begaan. De rechtbank concludeert dat deze voorwerpen om die reden moeten worden verbeurdverklaard.
Met betrekking tot het in beslag genomen geldbedrag van € 5.001,55 (nummer 1) staat vast dat dit geldbedrag aan verdachte toebehoort en voor een deel bestaat uit baten van het onder 2 bewezen verklaarde feit. Verdachte heeft namelijk kort voor zijn aanhouding een contant geldbedrag van € 400,- van [persoon 1] overhandigd gekregen als betaling voor het geleverde vuurwerk. De rechtbank concludeert dat dit deel van het in beslag genomen geldbedrag dan ook moet worden verbeurdverklaard.
Het overige deel van voornoemd geldbedrag moet aan verdachte worden geretourneerd, met dien verstande dat het conservatoir beslag op het geldbedrag blijft voortduren.
De in beslag genomen handschoenen (nummer 4), de Blackberry-telefoon (nummer 2), de schroevendraaier (nummer 5), de USB-stick (nummer 6), het navigatiesysteem (nummer 11), de cd’s (nummer 12), de Samsung-telefoon (nummer 13), de sleutelbos (nummer 14), de computer (nummer 16) en de kleinere geldbedragen van € 5,40 en € 4,32 (nummers 7 en 15) behoren eveneens aan verdachte toe en kunnen aan hem worden geretourneerd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriftenDe op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 33, 33a, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 1a, 2 en 6 van Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikelen 1.2.2 en 5.4.0 van het Vuurwerkbesluit.

10.Beslissingen

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart het onder 3 ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit
de eendaadse samenloop van
- overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd, en
- overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit
de eendaadse samenloop van
- overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd, en
- overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maandenen beveelt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt dat
van deze gevangenisstraf een gedeelte van 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast en stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, als verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte voorts tot
een geldboete van € 4.600,-(zesenveertighonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 56 (zesenvijftig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdde hiervoor onder 8.4. vermelde voorwerpen, te weten de Nokia-telefoon, het kladblok, de bestelauto’s, en het vermelde geldbedrag.
Gelast de teruggave aan verdachtevan de hiervoor onder 8.4 vermelde geldbedragen en voorwerpen, te weten de handschoenen, de telefoons, de schroevendraaier, de USB-stick, het navigatiesysteem, de cd’s, de sleutelbos en de computer.
Wijst het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. M.G. Tarlavski-Reurslag en N.A.J. Purcell, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.H. Boersma, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2016.