In deze zaak vordert eiseres de verdeling van de nalatenschap van erflaatster, die geen testament heeft opgemaakt. Volgens het wettelijk versterferfrecht zijn eiseres, gedaagde en een derde erfgenaam de erfgenamen van erflaatster. Eiseres heeft alleen gedaagde gedagvaard, maar gedaagde stelt dat eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen, omdat de beslissing over de verdeling van de nalatenschap alle deelgenoten moet binden. De rechtbank heeft in een brief van 3 oktober 2016 aangegeven dat zij voornemens is eiseres op te dragen ook de derde erfgenaam op te roepen in het geding, conform artikel 118 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Eiseres heeft betoogd dat oproeping van de derde erfgenaam niet nodig is, omdat deze akkoord zou zijn met de door eiseres gestelde feiten en de gevorderde eis. De rechtbank oordeelt echter dat de effectiviteit van de verdeling afhankelijk is van de medewerking van alle deelgenoten. Het is noodzakelijk dat de beslissing over de nalatenschap en de verdeling daarvan jegens alle betrokkenen gelijkluidend is. De rechtbank besluit dat eiseres de derde erfgenaam moet oproepen in het geding en beveelt een comparitie van partijen. De comparitie is bedoeld voor het verkrijgen van inlichtingen, het beproeven van een schikking en de verdere instructie van de zaak. De rechtbank stelt termijnen voor wijziging van eis en nadere producties vast en bepaalt dat de comparitie op 7 april 2017 zal plaatsvinden. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan.