ECLI:NL:RBAMS:2016:7307

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2016
Publicatiedatum
10 november 2016
Zaaknummer
CV EXPL 16-16662
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boetes voor treintje rijden in parkeergarage Q-Park

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen Q-Park Operations Netherlands II B.V. en een automobilist die herhaaldelijk de parkeergarage van Q-Park heeft verlaten zonder te betalen, door gebruik te maken van de techniek van 'treintje rijden'. Q-Park vorderde betaling van boetes die waren opgelegd aan de automobilist, die in totaal € 2.343,00 aan hoofdsom en € 351,45 aan buitengerechtelijke incassokosten omvatten. De automobilist erkende dat hij de parkeergarage op deze wijze had verlaten, maar voerde aan dat hij in alle gevallen een geldige betaalkaart had en dat Q-Park over camerabeelden beschikte die zijn betalingen konden bewijzen. De kantonrechter oordeelde echter dat het aan de automobilist was om te bewijzen dat hij daadwerkelijk had betaald, wat hij niet had gedaan. Q-Park had verklaard dat de beelden niet meer beschikbaar waren. De kantonrechter concludeerde dat de door Q-Park bedongen boetes, gezien de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers en de herhaaldelijke overtredingen door de automobilist, niet oneerlijk waren in de zin van de Richtlijn 93/13. De vorderingen van Q-Park werden dan ook toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden tussen partijen gecompenseerd, omdat Q-Park ervoor had gekozen om haar vorderingen gefaseerd ter incasso uit handen te geven, wat leidde tot onnodige kosten voor de automobilist.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5104199 CV EXPL 16-16662
vonnis van: 21 oktober 2016
fno.: 454

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Q-Park Operations Netherlands II B.V.

gevestigd te Maastricht
eiseres
nader te noemen: Q-Park
gemachtigde: J.M.H.C. Haenen
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 11 mei 2016 met producties;
  • conclusie van antwoord;
  • instructievonnis;
  • conclusie van repliek met producties;
  • conclusie van dupliek;
  • dagbepaling vonnis.
De kantonrechter zal de brief d.d. 10 oktober 2016 van mr. J.G. Borgesius buiten beschouwing laten, nu vóór genoemde datum reeds vonnis is bepaald en niet gebleken is dat de wederpartij met de kennisneming van de brief heeft ingestemd.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
Q-Park is exploitant van onder meer de parkeergarage Amsterdamse Poort, gelegen aan het Bijlmerplein te Amsterdam.
1.2.
Toegang tot de parkeerfaciliteit kan worden verkregen door op de knop van de ticketautomaat bij de ingang te drukken, voorzien van de aanduiding “DRUK op knop voor PARKEERTICKET”. De ticketautomaat drukt vervolgens een parkeerticket af. Nadat deze uit de automaat is genomen, opent de slagboom en kan het voertuig naar binnen rijden. Vóór het verlaten van de parkeerfaciliteit, dient het parkeerticket in de betaalautomaat te worden ingegeven waarna het factuurbedrag verschijnt en na betaling daarvan wordt het parkeerticket door de betaalautomaat retour gegeven. Om uit te rijden dient het parkeerticket – nadat deze betaald is – te worden gedeponeerd in de uitritterminal waarna de slagbomen automatisch openen.
1.3.
Q-Park hanteert in haar parkeerfaciliteit Amsterdamse Poort de boete voor een verloren kaart van € 40,50, zoals aangeduid op het informatiebord bij de inrijterminal.
1.4.
Op het informatiebord bij de inrijterminal wordt verwezen naar de algemene voorwaarden met de tekst:
Toegang en gebruik van Q-Park services uitsluitend onder toepassing van de Algemene Voorwaarden, op te vragen via www.q-park.nl of Q Park Customer Desk (…).
1.5.
Op 12 augustus, 17 augustus, 2 september, 4 september, 14 september, 18 september en op 26 september 2015 is een personenauto van het merk Nissan Micra met kenteken [kenteken] , de parkeerfaciliteit binnengereden en uitgereden zonder te betalen door vlak achter zijn voorganger de parkeergarage te verlaten, het zogenaamde “treintje rijden”.
1.6.
Gedaagde was op voormelde data kentekenhouder van de auto van het merk Nissan Micra met kenteken [kenteken] .
1.7.
De door Q-Park gehanteerde algemene voorwaarden luiden voorzover relevant:
6.3 Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad€ 300,00, en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijke (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
6.5
In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door Q-Park betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief). Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”. (…).
1.8.
Bij brief van 6 november 2015 heeft de gemachtigde van Q-Park [gedaagde] gesommeerd binnen 16 dagen € 2.343,00 te betalen.

Vordering

2. Q-Park Operations Netherlands II B.V.vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 2.343,00 aan hoofdsom;
b. € 351,45 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. rente over € 2.343,00 vanaf 11 mei 2016;
d. de proceskosten.
3. Q-Park vordert per gebeurtenis driemaal het dagtarief ad € 40,50, wegens het ontbreken van een parkeerbewijs, vermeerderd met een schadevergoeding (boete) van € 300,00 voor het “treintje rijden” door [gedaagde] .
4. Q-Park stelt hiertoe, kort samengevat, dat tussen partijen een overeenkomst bestaat op grond waarvan [gedaagde] als eigenaar van de auto met kenteken [kenteken] , tegen de door Q-Park gehanteerde tarieven in haar parkeerparkeerfaciliteit op een (willekeurige) parkeerplaats mag parkeren. Bij de ingang van iedere parkeerfaciliteit en voor het binnenrijden worden de tarieven en algemene voorwaarden door Q-Park kenbaar gemaakt door middel van een informatiebord. Het informatiebord staat vlakbij de inritterminal. Voorts wordt door middel van een sticker, dus voor het naar binnenrijden gewezen op de gevolgen bij het uitrijden zonder te betalen.
5. Door de in de parkeeraccommodatie aanwezige camera’s is geconstateerd dat op 12 augustus, 17 augustus, 2 september, 4 september, 14 september, 18 september en op 26 september 2015, een Nissan Micra met kenteken [kenteken] , de parkeerfaciliteit is binnengereden en uitgereden zonder te betalen door vlak achter zijn voorganger de parkeergarage te verlaten, het zogenaamde “treintje rijden”. Hierdoor is [gedaagde] , als kentekenhouder van de auto, in verzuim met de betaling aangezien betaling op grond van de overeenkomst vóór het verlaten van de parkeergarage dient plaats te vinden. [gedaagde] is, op grond van de algemene voorwaarden van Q-Park, het tarief van een verloren kaart verschuldigd.
6. Voorts stelt Q-Park dat [gedaagde] conform de algemene voorwaarden voor het verlaten van de parkeerparkeerfaciliteit zonder te betalen een boetebedrag van maximaal € 300,00 van verschuldigd is. Het beding beoogt primair “treintje rijden” te voorkomen. Het “treintje rijden” leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage. Zo kunnen slagbomen op hol slaan en doorslaan naar de andere zijde van de uit/inrit waardoor een aldaar aanwezige personenauto geraakt kan worden. Gebruikers van de parkeergarage voelen zich bovendien door het “treintje rijden” niet meer veilig.
Gevaarzetting kan ook ontstaan uit aanrijdingen met voetgangers en fietsers bij de uitgang van de parkeergarage, nu deze immers verwachten dat achter ieder voertuig de slagboom sluit. “Treintje rijden” veroorzaakt bovendien kopieergedrag. Het aantal “treintje rijders” neemt toe en de boete is mede bedoeld om kopieergedrag tegen te gaan. Voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Er is geen ander middel om “treintje rijden” tegen te gaan dat even effectief is als een boetebeding. Andere middelen, zoals hinderlijke drempels, hebben de “treintje rijders” niet gestopt, terwijl deze wel hinder voor andere klanten veroorzaken.
Voorts leidt Q-Park schade doordat zij moeten investeren in dure camerasystemen voor scherpe detectie van het “treintje rijden” en heeft zij registratiesystemen moeten aanschaffen. Deze registratiesystemen en de software dient onderhouden te worden en van updates worden voorzien. Voorts dienen de videobeelden te worden bestudeerd en moeten alle gegevens verwerkt worden. Aan de hand van het voertuig en kenteken dient een onderzoek te worden ingesteld bij het kentekenregister ten aanzien van de persoonsgegevens behorende bij het betreffende voertuig, waarvoor een advocaat is vereist. Tot slot leidt Q-Park omzetverlies omdat zij parkeergelden misloopt. [gedaagde] maakt immers bij het “treintje tijden” geen gebruik van een uitrijkaart, zodat de parkeerplek van [gedaagde] in het systeem als bezet geregistreerd blijft, terwijl deze anders opnieuw verhuurd had kunnen worden.

Verweer

7. [gedaagde] erkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het treintje rijden. Dat hij zo nu en dan bumper klevend naar buiten heef gereden is niet meer dan een onhebbelijkheid van hem die hij graag doet. Hij beschikt echter in alle gevallen over een geldige betaalkaart omdat hij het parkeergeld betaald heeft. Uit de camerabeelden van Q-Park, gemaakt bij de betaalautomaat, zal blijken dat [gedaagde] het parkeergeld heeft betaald. [gedaagde] vindt dat Q-Park deze beelden in de procedure moet overleggen.

Repliek

8. Q-Park persisteert bij haar vorderingen en stelt -samengevat en zakelijk weergegeven- aan dat [gedaagde] geen enkel bewijs heeft overgelegd waaruit zou blijken dat hij heeft betaald. Het is voor Q-Park niet mogelijk om na te gaan of [gedaagde] zou hebben betaald bij een betaalautomaat, aangezien wettelijk is bepaald dat de beelden beperkt opgeslagen mogen worden. Voorts is het voor Q-Park niet mogelijk na te gaan wie [gedaagde] is bij de betaalautomaten, zeker gezien de vele transacties aldus Q-Park.

Dupliek

9. [gedaagde] volhardt in zijn verweer en stelt voorts dat hij geen betalingsbewijzen hoeft te tonen omdat Q-Park camera beelden heeft van de betaalautomaten. [gedaagde] stelt voorts dat hij tweemaal is gedagvaard door Q-Park. Hij verzoekt beide procedure te voegen zodat hij niet nodeloos op kosten wordt gejaagd.

Beoordeling

10. Het verzoek tot voeging moet worden afgewezen nu dit verzoek niet tijdig is gedaan. Wèl zal de omstandigheid dat Q-Park [gedaagde] tweemaal heeft gedagvaard aan de orde komen bij de beslissing over de proceskostenveroordeling.
10. Vast staat dat [gedaagde] zeven maal de parkeergarage van Q-Park heeft verlaten zonder de bij het inrijden van de parkeergarage aan hem verstrekte parkeerkaart in de uitrijterminal te stoppen. Aldus is [gedaagde] zijn verplichtingen die volgt uit de door hem met Q-Park gesloten overeenkomst niet nagekomen. Daarmee is [gedaagde] tekort geschoten in zijn nakomingsverplichtingen. Dat [gedaagde] zou hebben betaald wordt aangemerkt als een bevrijdend verweer, zodat het op zijn weg ligt om bewijs daarvan te leveren. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Voor zover [gedaagde] heeft betoogd dat Q-Park over bewijs van zijn betaling zou beschikken, heeft Q-Park bestreden dat de beelden waaruit zou kunnen blijken dat [gedaagde] betaald heeft niet meer bestaan. Dit dient onder deze omstandigheden voor risico van [gedaagde] te blijven.
10. [gedaagde] is consument, althans wordt vermoed consument te zijn.
10. Op grond van onder meer artikel 6.3 van deze algemene voorwaarden is [gedaagde] aan Q-Park een boete van maximaal € 40,50 per keer “treintje rijden” aan Q-Park verschuldigd. Daarnaast is [gedaagde] wegens het uitrijden zonder uitrijkaart tevens per dag een boete van € 300,00 aan Q-Park verschuldigd.
10. Deze bedingen zijn opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen. De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08, punt 32) en de Hoge Raad (13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.5.3) ambtshalve te beoordelen of het beding onredelijk bezwarend is. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat, in het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is in de zin van artikel 3 lid 1 en punt e uit de bijlage van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn), deze de boete niet mag matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (HvJ 30 mei 2013, C 488/11, punt 57), tenzij de consument zich hiertegen verzet (HvJ 4 juni 2009, C 243/08, punt 35). Daartoe dient artikel 6:233 BW conform de richtlijn te worden uitgelegd en – indien de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is – het beding ambtshalve te worden vernietigd (HR 13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.7.1 – 3.7.3).
10. Q-Park heeft - kort gezegd - als standpunt naar voren gebracht dat de bedingen niet oneerlijk zijn in de zin van de richtlijn. Het beding beoogt volgens Q-Park primair “treintje rijden” te voorkomen. Voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Er is geen ander middel om “treintje rijden” tegen te gaan dat even effectief is als een boetebeding. Andere middelen, zoals hinderlijke drempels, hebben de “treintje rijders” niet gestopt, terwijl deze wel hinder voor andere klanten veroorzaken.
Voorts stelt zij dat de parkeerder op meerdere momenten wordt gewaarschuwd voor de gevolgen van dat “treintje rijden”. De parkeerder heeft zelf in de hand of hij de boete verschuldigd is omdat hij vrijwillig de keuze maakt om “treintje te rijden”.
Het “treintje te rijden” leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage. Voorts leidt Q-Park door deze gedraging schade. Zij heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. Ter bestrijding van dit probleem heeft Q-Park in artikel 6.3 van de algemene voorwaarden een boetebepaling opgenomen om het ongeoorloofd gebruik van de parkeergarage tegen te gaan. In de algemene voorwaarden is de boete gemaximeerd en in deze zaak is de vordering onverplicht beperkt. De inkomsten van het boetebeding worden gebruikt om maatregelen te nemen ter voorkoming en vervolging van “treintje rijden”. De boete is volgens Q-Park redelijk ten opzichte van de in het verleden gedane en in de toekomst nog noodzakelijke investeringen.
10. De kantonrechter is van oordeel dat de door Q-Park bedongen boetes, afzonderlijk maar ook cumulatief, gelet op hetgeen door Q-Park is gesteld over de beoogde preventieve werking daarvan, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeergarage, het feit dat [gedaagde] , er bewust voor heeft gekozen de parkeergarage herhaaldelijk op deze ongebruikelijke en ongewenste wijze te verlaten, en op de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hoogte van de hierdoor door haar geleden schade, niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn 93/13.
17. De door Q-Park gevorderde boetes zijn daarom toewijsbaar. De gevorderde – niet betwiste – wettelijke rente daarover is eveneens toewijsbaar.
17. [gedaagde] heeft door na te laten aan zijn betalingsverplichting te voldoen Q-Park genoodzaakt tot het treffen van incassomaatregelen. Gelet op de bij de dagvaarding overgelegde aanmaning van 6 november 2015 als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW wordt een bedrag aan buitengerechtelijke kosten toegewezen als na te melden.
17. Ten aanzien van de vraag wie van partijen in de proceskosten moet worden veroordeeld, wordt als volgt overwogen. In beginsel moet [gedaagde] in de kosten van het geding worden veroordeeld, nu hij als de in het ongelijk te stellen partij heeft te gelden. In deze procedure wordt evenwel anders beslist, en wel op grond van het volgende. Q-Park heeft er, kennelijk om haar moverende redenen, voor gekozen om haar vorderingen gefaseerd ter incasso uit handen te geven. In de procedure tussen partijen met het zaaknummer 4959070 CV EXPL 16-11033, waarin eveneens heden vonnis wordt gewezen, is de inleidende dagvaarding betekend op 4 april 2016. In de onderhavige procedure is de dagvaarding betekend op 30 mei 2016. De vorderingen in beide zaken hebben betrekking op gedragingen in de periode augustus 2015 tot en met november 2015, ruim voorafgaand aan deze beide data. Op het moment van het doen betekenen van de eerst uitgebrachte dagvaarding moet het bestaan van een onderhavige vordering bij Q-Park bekend worden geacht. Zij had er daarom voor moeten kiezen om beide vorderingen in één procedure in rechte aanhangig te maken. Dat zij ervoor heeft gekozen dit niet te doen behoeft voor [gedaagde] geen financieel nadeel op te leveren. Het vorenstaande leidt tot het oordeel, dat in ieder geval éénmaal de proceskosten nodeloos zijn gemaakt. Omdat de proceskosten in de procedure met het zaaknummer 4959070 CV EXPL 16-11033 ten laste van [gedaagde] zijn toegewezen, zijn zij in de onderhavige procedure niet toewijsbaar. De kosten zullen om genoemde reden tussen partijen worden gecompenseerd.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Q-Park van:
- € 2.343,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2015 tot aan de voldoening;
- € 351,45 aan buitengerechtelijke incassokosten;
compenseert de proceskosten tussen partijen;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.