6.3.Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder zijn stelling omtrent de toename van het aantal boten op de Singelgracht ter hoogte van het keerverbod, onvoldoende heeft onderbouwd. Daaruit vloeit voort dat ook verweerders stelling, dat als gevolg van die gestelde toename ook het aantal boten dat op dat gedeelte van de Singelgracht keert vanaf 2010 is toegenomen, onvoldoende is onderbouwd. De conclusie luidt dat de overweging in het bestreden besluit, dat het belang van het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer is gediend met het instellen van het keerverbod, onvoldoende is gemotiveerd.
7. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of het keerverbod gedragen kan worden door het belang van het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer. De rechtbank overweegt dat verweerder ter onderbouwing van de gestelde schade aan de oevers en de kades op de Singelgracht tussen de Leidsebrug en de Museumbrug , in het bestreden besluit heeft verwezen naar de schade die is ontstaan aan de kade bij de woning van [de vrouw] en aan de overzijde, door de schroefkracht die gebruikt wordt bij het draaien. Eiseressen hebben echter betwist dat de schade aan de kade bij de woning van [de vrouw] is ontstaan door het keren en hebben ter onderbouwing van dit standpunt verwezen naar een stuk van de Dienst binnenwaterbeheer van 12 augustus 2010. De rechtbank stelt vast dat, nog los van de omstandigheid dat die schade zich al voordeed in 2009, uit de brief van de Dienst binnenwaterbeheer volgt dat niet kan worden vastgesteld dat de schade aan de kade bij [de vrouw] door het keren van schepen is ontstaan. Bij het verweerschrift is nog een nautische onderbouwing van 6 april 2016 overgelegd, waarin foto’s zijn opgenomen van enkele schadegevallen aan kades. De rechtbank overweegt hieromtrent dat deze schadegevallen niet de kades van het onderhavige gedeelte Singelgracht betreffen, nog daargelaten dat uit de foto’s niet blijkt dat de schade door het keren van schepen is ontstaan. De rechtbank overweegt verder dat in de eerdergenoemde brief van de Dienst binnenwaterbeheer ook staat vermeld dat de breedte van het vaarwater op het betreffende stuk van de Singelgracht voldoende is om een boot te keren en dat goed onderhouden oevers en kades daartegen bestand moeten zijn. Gelet hierop kan ook de overweging in het bestreden besluit, dat met name bij snel en onzorgvuldig keren dicht bij de oevers het schroefwater de oevers en kades beschadigt, zonder nadere onderbouwing die ontbreekt niet worden gevolgd. In de nautische onderbouwing van 6 april 2016 is hierover nog opgenomen dat de grote rondvaartboten bij het keren gebruik maken van een flink vermogen, hetgeen een flinke stuwing van het schroefwater veroorzaakt waardoor kades en oevers kunnen worden beschadigd. Dat grote rondvaartboten bij het keren gebruik maken van flink vermogen, hebben eiseressen echter betwist met een rapport van de TU Delft van april 2016, ‘Analyse van een veilige en vlotte doorvaart voor rondvaartboten in Amsterdam’. Verweerder heeft hier niet op gereageerd, anders dan door de mededeling van de heer [betrokkene verweerder] namens verweerder ter zitting, dat door het keren zuiging ontstaat, hetgeen (extra) schade veroorzaakt. Ook dit standpunt is echter niet nader onderbouwd. De rechtbank concludeert dan ook dat verweerder zijn standpunt dat het keren van rondvaartboten tot schade leidt, onvoldoende heeft onderbouwd. Voor zover evenwel toch van schade moet worden uitgegaan, valt bovendien zonder nadere motivering niet in te zien waarom er op de locatie waar nu moet worden gekeerd minder schade zou ontstaan of waarom deze schade minder bezwaarlijk zou zijn. Ter zitting heeft verweerder wel gesteld dat het stuk Singelgracht tussen de Museumbrug en de Heinekenbrug geschikter is voor rondvaartboten om te keren, zeker als daarbij gebruik wordt gemaakt van het eerste stuk van de Boerenwetering, omdat daar meer ruimte zou zijn en het keren daarom tot minder schade zou leiden. Eiseressen hebben echter uitdrukkelijk betwist dat er meer ruimte is en zij hebben bovendien aangevoerd dat een kruispunt een onveilige plek is om te keren, te meer daar er op dat stuk van de Singelgracht zeer veel verkeer is. Nu verweerder ook deze reactie van eiseressen onvoldoende heeft weersproken, is de rechtbank van oordeel dat ook verweerders standpunt dat de locatie waar nu gekeerd wordt daarvoor geschikter is waardoor minder schade zou ontstaan, onvoldoende is onderbouwd. De conclusie luidt dan ook dat de overweging in het bestreden besluit, dat het belang van het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer met het instellen van het keerverbod is gediend, onvoldoende is gemotiveerd.
8. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit niet gedragen kan worden door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden vernietigd. Vanwege de aard van de gebreken zal de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien. Omdat de gebreken naar het oordeel van de rechtbank niet op eenvoudige wijze te herstellen zijn, bestaat evenmin aanleiding voor toepassing van de zogeheten bestuurlijke lus. De rechtbank zal verweerder, zoals al eerder is aangegeven in deze uitspraak, daarom opdracht geven een nieuw besluit op het bezwaarschrift van eiseressen te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van 6 weken.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseressen het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseressen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1). Voor een veroordeling in de door eiseressen gemaakte proceskosten in bezwaar bestaat geen aanleiding, nu het primaire besluit niet is herroepen noch onrechtmatig is geacht.