ECLI:NL:RBAMS:2016:7182

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2016
Publicatiedatum
7 november 2016
Zaaknummer
AMS 15/5414
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het keerverbod voor rondvaartboten in de Singelgracht te Amsterdam

In deze zaak hebben eiseressen, bestaande uit verschillende verenigingen en bedrijven gevestigd te Amsterdam, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Dit besluit betreft een keerverbod voor rondvaartboten in de Singelgracht tussen de Leidsebrug en de Museumbrug, dat jaarlijks van 1 april tot 1 oktober van kracht is. Eiseressen stellen dat dit verbod hen schade toebrengt, omdat zij nu verder moeten doorvaren om te kunnen keren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van verweerder onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat de argumenten van verweerder over de toename van het aantal boten en de veiligheid niet voldoende zijn gemotiveerd. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet kan worden gedragen door de motivering die eraan ten grondslag ligt. Het beroep van eiseressen is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en verweerder is opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseressen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 15/5414

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 november 2016 in de zaak tussen

de Vereniging [bedrijf] ,

de Vereniging van [bedrijf II] ,

[bedrijf III] .,

[bedrijf IV] ,

[bedrijf V] .,

[bedrijf VI] .,

alle gevestigd te Amsterdam, eiseressen,

(gemachtigde: mr. R. Elkerbout),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. A. Weijenberg).

Procesverloop

Bij besluit van 20 februari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder een keerverbod ingesteld voor alle schepen in de Singelgracht tussen brug no. 174 (“Leidsebrug”) en brug no. 82 (“Museumbrug”) jaarlijks in de periode tussen 1 april en 1 oktober, met uitzondering voor passagiersschepen met een lengte tot 14 meter en met een grotere hoogte dan 1.90 meter.
Bij besluit van 17 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseressen ongegrond verklaard.
Eiseressen hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2016.
Eiseressen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Namens eiseressen is tevens verschenen [betrokkene] , werkzaam bij [bedrijf VII] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn tevens verschenen [betrokkene verweerder] en [betrokkene verweerder] .

Overwegingen

1. De [bedrijf VII] heeft zijn op- en afvaartlocatie op dat deel van de Singelgracht waar het keerverbod geldt. De overige eiseressen hebben aldaar een eindpunt vanwege het Rijksmuseum . Vanaf brug no. 84 (de Heinekenbrug) geldt op de Singelgracht een invaarverbod richting de Amstel. De Boerenwetering is momenteel wegens werkzaamheden gestremd. Indien de rondvaartboten van eiseressen via de Leidsebrug de Singelgracht opvaren, zijn zij door het onderhavige keerverbod dus genoodzaakt te keren op de Singelgracht tussen de Museumbrug en de Heinekenbrug .
2.1.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet, kan toepassing van de artikelen 4, 11 en 12, behoudens het bepaalde in het tweede lid, slechts geschieden in het belang van:
a. het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer;
(…);
c. het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan de waterhuishouding, oevers en waterkeringen, of werken gelegen in of over scheepvaartwegen;
(…).
2.2.
Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (hierna: het Besluit) wordt onder het begrip verkeersbesluit verstaan:
1°. een besluit tot het aanbrengen of verwijderen van een verkeersteken dat een gebod of verbod dan wel de opheffing van een gebod of verbod aangeeft;
2°. een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken als bedoeld onder 1°.
2.3.
Op grond van artikel 5 van het Besluit vermeldt de motivering van een verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het besluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet genoemde belangen aan het besluit ten grondslag liggen.
3.
Verweerder heeft het keerverbod ingesteld in het belang van het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer, alsmede ter voorkoming of beperking van schade door het scheepvaartverkeer aan de waterhuishouding, oevers en waterkeringen, of werken gelegen in of over scheepvaartwegen. Ter onderbouwing daarvan is in het bestreden besluit overwogen dat sinds 2010 het aantal boten op de Singelgracht ter hoogte van het keerverbod fors is toegenomen, met name sinds de heropening van het Rijksmuseum in april 2013. Bovendien is het aantal boten dat op dat gedeelte van de Singelgracht keert vanaf 2010 navenant toegenomen. In de praktijk is gebleken dat op de Singelgracht tussen de Leidsebrug en de Museumbrug bij het veelvuldig keren van vaartuigen schade ontstaat aan de oevers en de kades. Met name bij snel en onzorgvuldig keren dicht bij de oevers, beschadigt het schroefwater de oevers en kades. De belangen van eiseressen bij het keren op het betreffende stuk van de Singelgracht geven geen aanleiding om van het keerverbod af te zien. Het keerverbod geldt alleen tijdens het vaarseizoen en eiseressen varen ook buiten het vaarseizoen en kunnen dan, omdat het eenrichtingsverkeer tussen de Heinekenbrug en de Amstel dan ook niet geldt, over de Singelgracht doorvaren naar de Amstel. De door eiseressen gestelde vertraging dat zij wegens het keerverbod verder moeten doorvaren om te mogen keren, te weten voorbij de Museumbrug is niet zodanig dat hieraan in het kader van de belangenafweging doorslaggevend belang zou moeten worden toegekend. Niet valt in te zien dat eiseressen niet in staat zullen zijn om hun bedrijfsvoering enigszins aan te passen aan de nieuwe situatie, aldus verweerder.
4. Eiseressen hebben onder meer aangevoerd dat het keerverbod geen deugdelijke grondslag en motivering heeft. Er ligt geen nautisch advies aan ten grondslag. De onderbouwing van verweerder wat betreft de sinds 2010 toegenomen drukte en de ontstane schade is uit de lucht gegrepen en mist een feitelijke onderbouwing. Volgens eiseressen is het aantal rondvaartboten dat gebruik maakt van de Amsterdamse grachten niet toegenomen sinds 2010, vanwege het volumebeleid. De vermeende toegenomen drukte is naar alle waarschijnlijkheid het gevolg van een toename van vaartuigen met een lengte korter dan 14 meter, waarvoor het keerverbod niet geldt. Eiseressen hebben gemotiveerd betwist dat de heropening van het Rijksmuseum in april 2013 heeft geleid tot een verhoging van het aantal boten op de Singelgracht ter hoogte van het keerverbod. Verder is de door verweerder gestelde schade op geen enkele wijze onderbouwd. Niet gemotiveerd is waarom verweerder afstand neemt van het in 2010 door de Dienst Binnenwaterbeheer ingenomen standpunt, dat goed onderhouden kades en oevers bestand moeten zijn tegen kerende vaartuigen en dat de eigenaars zelf moeten zorgen dat hun kades en oevers in goede conditie verkeren. Eiseressen hebben verder aangevoerd dat sprake is van een ondeugdelijke belangenafweging en dat zij onevenredig door het besluit worden benadeeld. Er moet nu worden gekeerd voorbij de Museumbrug voor de ingang van de Boerenwetering. Dit is een zeer druk en onoverzichtelijk punt, zodat keren hinder en gevaar oplevert, temeer daar de Singelgracht op die plek veel minder geschikt is voor een draaibeweging. Een vlotte en veilige doorvaart is dus helemaal niet gebaat bij het keerverbod. Bovendien levert keren op die plek een aanmerkelijk tijdsverlies van ongeveer 15 minuten op, dat ongeveer 20% van de totale duur van de rondvaart bedraagt.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerders besluit tot het instellen van een keerverbod op twee pijlers berust, namelijk het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer enerzijds en het voorkomen van schade door het scheepvaartverkeer anderzijds.
6.1.
Met betrekking tot hetgeen verweerder in het bestreden besluit ter onderbouwing van het belang van het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer heeft overwogen, zoals hiervoor onder 3 is weergegeven, constateert de rechtbank dat in het bestreden besluit geen (cijfermatige) onderbouwing is gegeven van de stelling dat sinds 2010 het aantal boten op de Singelgracht ter hoogte van het keerverbod fors is toegenomen. Dat de heropening van het Rijksmuseum in april 2013 tot een forse toename van het aantal boten zou hebben geleid, acht de rechtbank niet op voorhand onaannemelijk, maar is door eiseressen uitdrukkelijk betwist. Eiseressen hebben in dit verband naar voren gebracht dat het Rijksmuseum tijdens de langdurige verbouwing niet geheel gesloten is geweest en dat de Philipsvleugel, waar de meesterwerken tentoongesteld werden, altijd geopend is gebleven. Juist deze meesterwerken trekken volgens eiseressen de grote groepen toeristen naar het Rijksmuseum . Hoewel het aantal bezoekers van het Rijksmuseum na de heropening is gestegen, is deze stijging volgens eiseressen voor een zeer groot deel toe te schrijven aan individuele bezoekers, die niet per rondvaartboot komen. Een aantal touroperators heeft na de heropening het Rijksmuseum juist uit de excursies geschrapt vanwege het gewijzigde voucher- en prijsbeleid van het Rijksmuseum . De rechtbank overweegt dat verweerder deze argumenten op geen enkele wijze heeft weersproken, zodat de rechtbank de heropening van het Rijksmuseum , zonder nadere motivering, onvoldoende onderbouwing acht voor de door verweerder gestelde forse toename van het aantal boten op het betreffende gedeelte van de Singelgracht .
6.2.
In het verweerschrift is nog verwezen naar pagina 11 van de Pilot eenrichtingsverkeer Evaluatie 2 van 15 mei 2014. Volgens het verweerschrift blijkt hieruit een flinke toename van het aantal vaartuigen in de Singelgracht ter hoogte van het keerverbod, na aanvang van het vaarseizoen. Zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting echter heeft bevestigd, betreft het afgebeelde verkeersmodel slechts de maanden januari tot en met halverwege mei van het jaar 2014. Hoe de situatie was in 2010 en voor april 2013 is daaruit niet kenbaar. Dit model vormt naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen onderbouwing van verweerders stelling dat sinds 2010 het aantal boten op de Singelgracht ter hoogte van het keerverbod fors is toegenomen, met name sinds de heropening van het Rijksmuseum in april 2013. Ter zitting is namens verweerder nog naar voren gebracht dat de Heinekenbrug in 2011 dusdanig is verhoogd dat rondvaartboten er sindsdien onder door kunnen varen. Verder zijn er sinds 2010 meer meldingen van overlast en is het volgens verweerders toezichthouders gevoelsmatig drukker op het stuk van de Singelgracht waar nu het keerverbod geldt, aldus de gemachtigde van verweerder ter zitting. Ook deze omstandigheden vormen, zonder nadere toelichting die ontbreekt, naar het oordeel van de rechtbank, zowel afzonderlijk als in onderling verband en samenhang bezien, onvoldoende onderbouwing van verweerders stelling dat sinds 2010, en met name sinds april 2013, het aantal boten op de Singelgracht ter hoogte van het keerverbod fors is toegenomen.
6.3.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder zijn stelling omtrent de toename van het aantal boten op de Singelgracht ter hoogte van het keerverbod, onvoldoende heeft onderbouwd. Daaruit vloeit voort dat ook verweerders stelling, dat als gevolg van die gestelde toename ook het aantal boten dat op dat gedeelte van de Singelgracht keert vanaf 2010 is toegenomen, onvoldoende is onderbouwd. De conclusie luidt dat de overweging in het bestreden besluit, dat het belang van het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer is gediend met het instellen van het keerverbod, onvoldoende is gemotiveerd.
7. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of het keerverbod gedragen kan worden door het belang van het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer. De rechtbank overweegt dat verweerder ter onderbouwing van de gestelde schade aan de oevers en de kades op de Singelgracht tussen de Leidsebrug en de Museumbrug , in het bestreden besluit heeft verwezen naar de schade die is ontstaan aan de kade bij de woning van [de vrouw] en aan de overzijde, door de schroefkracht die gebruikt wordt bij het draaien. Eiseressen hebben echter betwist dat de schade aan de kade bij de woning van [de vrouw] is ontstaan door het keren en hebben ter onderbouwing van dit standpunt verwezen naar een stuk van de Dienst binnenwaterbeheer van 12 augustus 2010. De rechtbank stelt vast dat, nog los van de omstandigheid dat die schade zich al voordeed in 2009, uit de brief van de Dienst binnenwaterbeheer volgt dat niet kan worden vastgesteld dat de schade aan de kade bij [de vrouw] door het keren van schepen is ontstaan. Bij het verweerschrift is nog een nautische onderbouwing van 6 april 2016 overgelegd, waarin foto’s zijn opgenomen van enkele schadegevallen aan kades. De rechtbank overweegt hieromtrent dat deze schadegevallen niet de kades van het onderhavige gedeelte Singelgracht betreffen, nog daargelaten dat uit de foto’s niet blijkt dat de schade door het keren van schepen is ontstaan. De rechtbank overweegt verder dat in de eerdergenoemde brief van de Dienst binnenwaterbeheer ook staat vermeld dat de breedte van het vaarwater op het betreffende stuk van de Singelgracht voldoende is om een boot te keren en dat goed onderhouden oevers en kades daartegen bestand moeten zijn. Gelet hierop kan ook de overweging in het bestreden besluit, dat met name bij snel en onzorgvuldig keren dicht bij de oevers het schroefwater de oevers en kades beschadigt, zonder nadere onderbouwing die ontbreekt niet worden gevolgd. In de nautische onderbouwing van 6 april 2016 is hierover nog opgenomen dat de grote rondvaartboten bij het keren gebruik maken van een flink vermogen, hetgeen een flinke stuwing van het schroefwater veroorzaakt waardoor kades en oevers kunnen worden beschadigd. Dat grote rondvaartboten bij het keren gebruik maken van flink vermogen, hebben eiseressen echter betwist met een rapport van de TU Delft van april 2016, ‘Analyse van een veilige en vlotte doorvaart voor rondvaartboten in Amsterdam’. Verweerder heeft hier niet op gereageerd, anders dan door de mededeling van de heer [betrokkene verweerder] namens verweerder ter zitting, dat door het keren zuiging ontstaat, hetgeen (extra) schade veroorzaakt. Ook dit standpunt is echter niet nader onderbouwd. De rechtbank concludeert dan ook dat verweerder zijn standpunt dat het keren van rondvaartboten tot schade leidt, onvoldoende heeft onderbouwd. Voor zover evenwel toch van schade moet worden uitgegaan, valt bovendien zonder nadere motivering niet in te zien waarom er op de locatie waar nu moet worden gekeerd minder schade zou ontstaan of waarom deze schade minder bezwaarlijk zou zijn. Ter zitting heeft verweerder wel gesteld dat het stuk Singelgracht tussen de Museumbrug en de Heinekenbrug geschikter is voor rondvaartboten om te keren, zeker als daarbij gebruik wordt gemaakt van het eerste stuk van de Boerenwetering, omdat daar meer ruimte zou zijn en het keren daarom tot minder schade zou leiden. Eiseressen hebben echter uitdrukkelijk betwist dat er meer ruimte is en zij hebben bovendien aangevoerd dat een kruispunt een onveilige plek is om te keren, te meer daar er op dat stuk van de Singelgracht zeer veel verkeer is. Nu verweerder ook deze reactie van eiseressen onvoldoende heeft weersproken, is de rechtbank van oordeel dat ook verweerders standpunt dat de locatie waar nu gekeerd wordt daarvoor geschikter is waardoor minder schade zou ontstaan, onvoldoende is onderbouwd. De conclusie luidt dan ook dat de overweging in het bestreden besluit, dat het belang van het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer met het instellen van het keerverbod is gediend, onvoldoende is gemotiveerd.
8. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit niet gedragen kan worden door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden vernietigd. Vanwege de aard van de gebreken zal de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien. Omdat de gebreken naar het oordeel van de rechtbank niet op eenvoudige wijze te herstellen zijn, bestaat evenmin aanleiding voor toepassing van de zogeheten bestuurlijke lus. De rechtbank zal verweerder, zoals al eerder is aangegeven in deze uitspraak, daarom opdracht geven een nieuw besluit op het bezwaarschrift van eiseressen te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van 6 weken.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseressen het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseressen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1). Voor een veroordeling in de door eiseressen gemaakte proceskosten in bezwaar bestaat geen aanleiding, nu het primaire besluit niet is herroepen noch onrechtmatig is geacht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 328,- aan eiseressen te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseressen tot een bedrag van € 992,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Sloot, voorzitter, en mr. K. Oldekamp-Bakker en mr. T.L. Fernig-Rocour, leden, in aanwezigheid van mr. S. Tax, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2016.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.