ECLI:NL:RBAMS:2016:6977

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2016
Publicatiedatum
31 oktober 2016
Zaaknummer
EA VERZ 16-775
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag na langdurige ziekte en afwijzing van billijke vergoeding wegens onvoldoende bewijs van verwijtbaarheid werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een werknemer, [verzoeker], die na twee jaar ziekte ontslagen was door zijn werkgever, InBev Nederland N.V. De werknemer verzocht om een billijke vergoeding van € 75.000,00, omdat hij meende dat zijn werkgever niet had voldaan aan de zorgplicht met betrekking tot zijn arbeidsomstandigheden en re-integratieverplichtingen. De werknemer was sinds 1 juli 1974 in dienst bij InBev en had zich op 15 oktober 2012 ziek gemeld. De rechtbank oordeelde dat de werknemer onvoldoende had onderbouwd dat het ontslag het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De werkgever had wel degelijk maatregelen genomen naar aanleiding van de klachten van de werknemer over zwaar werk. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de werkgever tekort was geschoten in haar verplichtingen, en dat het ontslag niet het gevolg was van de tekortkomingen van InBev. De gevraagde billijke vergoeding werd afgewezen en de werknemer werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5206014 EA VERZ 16-775
beschikking van: 14 oktober 2016 (bij vervroeging)
func.: 8622

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoeker]

wonende te [plaats]
verzoeker
nader te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. M.M. Bonsen-Lemmers
t e g e n

de besloten vennootschap InBev Nederland N.V.

gevestigd te Breda
verweerster
nader te noemen: InBev
gemachtigde: mr. P.A. Nabben

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoeker] heeft op 30 juni 2016 een verzoekschrift ex artikel 7:682 BW ingediend. InBev heeft op 9 september 2016 een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 30 september 2016. Op voorhand heeft InBev nog een productie nagezonden. [verzoeker] is verschenen met zijn gemachtigde. InBev is verschenen bij [naam 1] ( [functie] van [verzoeker] ) en [naam 2] ( [functie] ), vergezeld door de gemachtigde.
Beide partijen hebben een toelichting verstrekt en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt, die in het dossier zijn opgenomen.
Tot slot is beschikking bepaald op een termijn van vier weken. Thans wordt bij vervroeging beschikking gewezen.

BEOORDELING VAN DE VERZOEKEN

Feiten en omstandigheden

1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1.
[verzoeker] , thans 59 jaar oud, is op 1 juli 1974 in dienst getreden van InBev. Hij was laatstelijk werkzaam in de functie van magazijnmedewerker. Het laatst genoten salaris bedraagt € 2.070,00 bruto per maand exclusief vakantietoeslag.
1.2.
Een gespreksverslag van 27 maart 2003 vermeldt onder meer het volgende:
[verzoeker] heeft aangegeven dat zijn huidige werkzaamheden boven zijn kunnen reiken in verband met zijn lichamelijke gesteldheid. (…)Wij hebben de volgende afspraken gemaakt:• [naam 3] zal een afspraak maken voor een medische keuring ten behoeve van [verzoeker] .• Dagelijks zullen wij [verzoeker] informeren aangaande zijn werkzaamheden.
1.3.
Een brief van de bedrijfsarts van 11 oktober 2005 vermeldt onder meer:
Medewerker is belastbaar voor 50% zwaar werk en 50% licht werk; zijn gezondheidstoestand sluit nog steeds aan bij deze belasting
1.4.
Op 3 maart 2006 heeft een zogeheten frequent verzuim gesprek met [verzoeker] plaatsgevonden. In een interne e-mail van 20 juni 2006 vermeldt de leidinggevende van [verzoeker] :
Wij hebben gisteren het gesprek met [verzoeker] [ [verzoeker] , ktr] gehad. Hierbij de procedure bij frequent verzuim besproken en getracht te achterhalen wat de oorzaak is van het frequent verzuim. [verzoeker] geeft aan dat er geen specifieke oorzaak is voor zijn verzuim. Wellicht is het handig om te weten dat [verzoeker] structurele lichamelijke klachten heeft, cholestrol te hoog, bloeddruk te hoog, etc. etc. Hij heeft hier een behoorlijke medicatie voor; 5 pillen per dag.Wij blijven het volgen.
1.5.
Een verslag van de bedrijfsarts van 11 februari 2009 vermeldt onder meer:
Betrokkene is uitgevallen tgv rugkachten Is nu onder adequate behandeling. Geadviseerd wordt om een deskundige naar zijn werkplek te laten kijken (heftruck) ivm zijn klachten en de werkhouding (in de heftruck)
1.6.
In een interne e-mail van 4 maart 2009 schrijft de leidinggevende van [verzoeker] onder meer:
Hedenochtend gesprek aangegaan met [verzoeker] (…).Wij hebben [verzoeker] gewezen op zijn frequent verzuim. [verzoeker] geeft aan dat zijn verzuim niet door zijn werkzaamheden veroorzaakt wordt. Dat zijn klachten mogelijk veroorzaakt worden door zijn houding op de heftruck is kenbaar gemaakt door de bedrijfsarts en niet door [verzoeker] zelf. Verder geeft hij aan misschien wat vatbaarder te zijn voor griep als overige collega’s.Ten tweede hebben we [verzoeker] medegedeeld dat er, conform het rapport van de bedrijfsarts, geen aantoonbare beperkingen zijn in zijn huidige werkzaamheden. De afspraak die in een ver verleden (2003/2004) gemaakt is; 50% licht werk / 50% zwaar werk per dag is niet meer aan de orde. (…)Hierop geeft [verzoeker] te kennen dat hij best de gehele dag orders wil klaarzetten(= “zwaar” werk) indien dit van hem gevraagd wordt. Als er na verloop van tijd lichamelijke beperkingen tot stand komen, dan trekt [verzoeker] aan de bel voor een afspraak bij de bedrijfsarts.
1.7.
Per februari 2012 is [verzoeker] gebruik gaan maken van de bij InBev geldende ouderenregeling, welke er op neer komt dat het dienstverband werd aangepast van 40 naar 32 uur per week, dat het salaris werd gebaseerd op 36 uur per week en dat ADV- en leeftijdsdagen kwamen te vervallen.
1.8.
Op 15 oktober 2012 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld en nadien is hij niet meer hersteld.
1.9.
Bij beslissing van 4 september 2014 heeft UWV beslist op de aanvraag van een WIA-uitkering door [verzoeker] . In het bericht aan InBev over deze beslissing staat onder meer:
Beoordeling re-integratieWij hebben het re-integratieverslag beoordeeld. Volgens ons heeft u niet voldoende gedaan om uw werknemer te re-integreren. Hoe wij tot deze conclusie zijn gekomen, kunt u lezen in het bijgaande rapport van onze arbeidsdeskundige. Uw werknemer krijgt nu dus nog geen WIA-uitkering.Langer loon doorbetalenOmdat u niet voldoet aan uw re-integratieverplichtingen, moet u het loon van [verzoeker] doorbetalen tot 12 oktober 2015.In het onderliggende arbeidsdeskundig rapport van 29 augustus 2014 staat onder meer:
BelastbaarheidBij het actueel oordeel is door de bedrijfsarts aangegeven welke beperkingen verzekerde kent. Er worden uitgebreide beperkingen aangegeven welke ook reïntegratie-belemmerend werken. onder meer worden als beperkingen aangenomen: concentreren, verdelen van aandacht, conflicten en problemen hanteren, herinneren, aangewezen op voorgestructureerd werk zonder werkdruk. Geen klantcontacten, geen solitaire functie. Heeft intensieve begeleiding nodig. (…) Voorts diverse fysieke beperkingen: max. 5 minuten kunnen lopen. (…)De belastbaarheid is door verzekeringsarts (…) in kaart gebracht (…)Er zijn beperkingen vastgesteld ten aanzien van werken zonder een voortdurende hogere werkdruk. Verzekerde is voorts aangewezen op werkzaamheden met overzichtelijke en wat voorspelbare taken zonder veelvuldige storingen of onderbrekingen in de taakuitvoering. Niet beroepsmatig een voertuig besturen. Geen face-to-face conflicten hanteren in arbeid.Ten aanzien van fysieke aspecten dient rekening te worden gehouden met beperkte schouderfunctie, waardoor frequent over grote afstand reien, tillen en dragen, alsmede boven schouderhoogte werken beperkt is ten aanzien van de linker schouder. Niet langdurig lopen of traplopen tijdens arbeid.
1.10.
Bij beslissing van 3 november 2015 is aan [verzoeker] een loongerelateerde WGA (werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten) uitkering toegekend. Na bezwaar is aan [verzoeker] door het UWV bij beslissing van 1 juni 2016 per 12 oktober 2015 een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend op grond van de inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA). In de toelichting op deze beslissing overweegt UWV onder meer:
Uw (ex-)werknemer kan op dit moment niet werken en heeft geen of slechts een kleine kans op herstel. Wij verwachten daarom geen re-integratieactiviteiten van u.
1.11.
Op 7 december 2015 heeft InBev toestemming gevraagd om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen. Deze toestemming is op 16 december 2015 verleend. De beslissing van het UWV vermeldt onder meer:
Aannemelijk is geworden dat de werknemer langer dan twee jaar arbeidsongeschikt is en dat de termijn van loondoorbetaling bij ziekte voorbij is.(…)Wij vinden (…) dat u aannemelijk heeft gemaakt dat werknemer binnen 26 weken niet zal herstellen voor het eigen werk. Tevens vinden wij dat u aannemelijk heeft gemaakt dat werknemer binnen 26 weken zijn eigen werk niet in aangepaste vorm kan verrichten.(…)Aannemelijk is (…) geworden dat er geen mogelijkheden tot herplaatsing zijn.InBev heeft de arbeidsovereenkomst vervolgens opgezegd tegen 1 mei 2016.
1.12.
Aan [verzoeker] is de transitievergoeding van € 56.447,00 uitbetaald.

Verzoek en verweer

2. [verzoeker] verzoekt toekenning van een billijke vergoeding van € 75.000,00, met rente en proceskosten.
3. Aan zijn verzoek legt [verzoeker] kort gezegd ten grondslag dat InBev haar zorgplicht ten aanzien van zijn arbeidsomstandigheden niet is nagekomen, waardoor hij uiteindelijk volledig arbeidsongeschikt is geraakt. Ook haar reïntegratieverplichtingen is InBev niet nagekomen. Tenslotte had InBev moeten voorkomen dat [verzoeker] deel zou nemen aan de ouderenregeling, nu hij eigenlijk arbeidsongeschikt was zodat deze regeling hem uiteindelijk alleen maar geld zou kosten. Een billijke vergoeding gerelateerd aan het inkomensverlies is dan ook gerechtvaardigd.
4. InBev voert verweer. Daarop zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

Beoordeling

5. Centrale vraag in deze zaak is of het ontslag wegens ziekte het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van InBev. Daarbij kan worden gedacht aan ernstig verwijtbaar handelen bij het ontstaan van de ziekte of bij het niet voldoen aan de verplichting de werknemer te reïntegreren, waardoor de opzegging in beeld is gekomen. Het is daarbij aan [verzoeker] de feiten te stellen en zo nodig te bewijzen die een dergelijke conclusie kunnen dragen.
6. Ten aanzien van het ontstaan van de ziekte heeft [verzoeker] gesteld dat InBev jarenlang niet adequaat heeft gereageerd op zijn veelvuldig aankaarten van te zware arbeid. InBev erkent dat [verzoeker] meermalen heeft geklaagd over zwaar werk, maar zij heeft aangevoerd dat zij daar wel degelijk goed op heeft gereageerd. De bedrijfsarts is ingeschakeld en waar nodig zijn maatregelen genomen, zo heeft [verzoeker] lange tijd voor de helft van zijn werktijd lichter werk gekregen.
7. In het licht van de betwisting door InBev heeft [verzoeker] onvoldoende onderbouwd dat InBev niet adequaat, laat staan ernstig verwijtbaar, heeft gehandeld. Partijen hebben meerdere stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat de gezondheid van [verzoeker] gedurende lange tijd onderwerp van gesprek was, alsmede dat daar actie op werd ondernomen. [verzoeker] heeft daar geen stukken tegenover gesteld waaruit blijkt dat InBev klachten of adviezen naast zich heeft neergelegd, met uitzondering van een advies uit 2009 tot het uitvoeren van een werkplekonderzoek. Dat het enkel niet uitvoeren daarvan tot de arbeidsongeschiktheid in 2012 heeft geleid is echter op geen enkele wijze onderbouwd. Ook ten aanzien van de andere gestelde tekortkomingen is overigens niet onderbouwd dat deze hebben geleid tot de ziekte die in 2012 een aanvang nam. Dit klemt temeer nu in het arbeidsdeskundig rapport uit 2014 zowel de bedrijfsarts als de verzekeringsarts naast fysieke beperkingen aan de schouder met name psychische beperkingen beschrijven.
8. Ten aanzien van de reïntegratie heeft het UWV in 2014 geoordeeld dat InBev niet aan haar verplichtingen had voldaan. In beginsel levert dat verwijtbaar handelen op, alhoewel dat in dit geval in zekere mate gerelativeerd wordt door de latere beslissing van het UWV over de IVA-uitkering. Of sprake is van ernstig verwijtbaar handelen kan evenwel in het midden blijven, nu niet is onderbouwd dat het schenden van de reïntegratieverplichtingen uiteindelijk tot ontslag heeft geleid. Uit de wel beschikbare gegevens volgt eerder het tegendeel. InBev heeft immers een loonsanctie van een jaar gekregen en heeft in die periode alsnog aan haar reïntegratieverplichtingen moeten voldoen. Dat heeft niet tot herplaatsing van [verzoeker] geleid. Vervolgens heeft UWV geoordeeld dat er geen mogelijkheden voor hervatting of herplaatsing waren, waarna toestemming is verleend voor opzegging van de arbeidsovereenkomst.
9. Dat de ouderenregeling voor [verzoeker] achteraf ongunstig is staat wel vast, maar daarvan kan InBev geen verwijt worden gemaakt. Dat InBev op het moment van het ingaan van deze regeling al kon of moest voorzien dat [verzoeker] ziek zou worden is onvoldoende onderbouwd.
10. De conclusie is dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door InBev, zodat de gevraagde billijke vergoeding zal worden afgewezen.
11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [verzoeker] in de proceskosten worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van InBev begroot op € 1.200,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [verzoeker] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw.
Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2016 in aanwezigheid van de griffier.