ECLI:NL:RBAMS:2016:6968

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2016
Publicatiedatum
31 oktober 2016
Zaaknummer
CV EXPL 16-11062
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot betaling van boete wegens treintje rijden door Q-Park

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands II B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde wegens het niet betalen van parkeerkosten, waarbij de gedaagde zich schuldig zou hebben gemaakt aan 'treintje rijden'. Dit houdt in dat de auto zonder te betalen de parkeergarage is uitgereden door kort achter een voorganger onder de slagboom door te rijden. Q-Park vorderde een boete van € 450,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat zij de auto had uitgeleend aan een vriend, die op dat moment op vakantie was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Q-Park niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde de parkeerovereenkomsten is aangegaan. De bewijslast lag bij Q-Park, en zij is er niet in geslaagd aan te tonen dat de gedaagde de bestuurder van de auto was op de relevante data. De kantonrechter heeft de vordering van Q-Park afgewezen en Q-Park veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan op 13 oktober 2016 door mr. E. Pennink, kantonrechter, in de Rechtbank Amsterdam.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4961221 CV EXPL 16-11062
vonnis van: 13 oktober 2016
fno.: 515

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS II B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
nader te noemen: Q-Park,
gemachtigde: J.M.H.C. Haenen,
t e g e n

[gedaagde] ,

wonende te [plaats] ,
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 16 maart 2016, met producties;
  • proces-verbaal van mondeling antwoord;
  • instructievonnis;
  • repliek met vermeerdering van eis, met producties;
  • proces-verbaal van dupliek;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
Q-Park is gespecialiseerd in de exploitatie en het beheer van parkeeraccommodaties waar klanten tegen betaling kunnen parkeren, onder meer in [plaats] , [straat] .
1.2.
Op 21 september, 30 september en 12 oktober 2015 heeft de auto met [kenteken] geparkeerd in deze garage.
1.3.
Genoemd kenteken staat op naam van gedaagde.
1.4.
Op voornoemde data is de auto de parkeergarage uitgereden zonder te betalen middels het zogenaamde “treintje rijden” door kort achter de voorganger onder de slagboom door te rijden.
1.5.
In de Algemene Voorwaarden Parkeren is opgenomen dat de parkeerder in geval van treintje rijden een boete van € 300,00 verschuldigd is, vermeerderd met één, twee of drie keer het geldende dagtarief van de betreffende parkeergarage.
1.6.
Bij aangetekende brief van 25 november 2015 heeft Q-Park [gedaagde] aangeschreven in verband met betaling van € 450,00.
1.7.
[gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.

Vordering en verweer

2. Q-Park vordert bij dagvaarding dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:
€ 450,00 wegens hoofdsom;
€ 67,50 wegens buitengerechtelijke incassokosten; ;
de wettelijke rente over € 450,00 met ingang van 16 maart 2016 tot aan de dag der voldoening;
e proceskosten.
Bij conclusie van repliek heeft Q-Park haar eis vermeerderd met € 900,00 in verband met treintje rijden door [gedaagde] op 21 september 2015 en op 30 september 2015.
3. Aan deze vordering legt Q-Park ten grondslag dat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan treintje rijden en dat zij aldus op een onrechtmatige wijze en zonder te betalen gebruik heeft gemaakt van de parkeergarage van Q-Park. [gedaagde] is kentekenhouder van de auto en uit dien hoofde aansprakelijk voor deze tekortkoming, aldus Q-Park. Zij is gehouden de in de algemene voorwaarden opgenomen boete aan haar te voldoen.
4. [gedaagde] heeft de vordering betwist en daartoe onder meer het volgende aangevoerd. Zij is niet degene die met de auto heeft gereden op de bewuste dagen. Zij heeft de auto uitgeleend aan een vriend [naam 1] die ten tijde van de gebeurtenissen bij haar op vakantie was. [gedaagde] heeft ook het adres in Roemenië opgegeven, alsmede zijn telefoonnummer en betoogt dat zij niet verantwoordelijk is voor zijn gedragingen.

Beoordeling

5. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
6. Nu [gedaagde] voldoende gemotiveerd heeft betwist dat zij de parkeerovereenkomsten met Q-Park is aangegaan, ligt het op de weg van Q-Park om, gelet op het bepaalde in artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het bestaan van deze overeenkomsten te bewijzen. Q-Park baseert haar vordering immers op de totstandkoming van deze overeenkomsten tussen haar en [gedaagde] en de daaruit voortvloeiende toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden. Op basis van de thans ter beschikking staande gegevens is Q-Park daar niet in geslaagd. Uit de overgelegde beelden valt niet vast te stellen dat de auto door [gedaagde] is bestuurd, terwijl zij dit bestrijdt. Q-Park stelt ook niet dat dit uit de beelden kan worden afgeleid. Verder is door Q-Park geen concreet bewijs aangeboden voor de stelling dat de overeenkomsten met [gedaagde] zijn gesloten. Ook heeft Q-Park geen voldoende concreet bewijsaanbod op dit punt gedaan. Voor zover Q-Park heeft betoogd dat het op de weg van [gedaagde] ligt om te bewijzen dat niet zij, maar een ander de auto heeft gebruikt, wordt Q-Park niet gevolgd in dit betoog. De bewijslast ligt immers bij Q-Park en in de aangedragen feiten en omstandigheden wordt thans geen aanleiding gezien daar in dit geval van af te wijken, temeer nu [gedaagde] voldoende concreet heeft aangegeven dat niet zij maar een ander de overeenkomsten met Q-Park heeft gesloten. Onder die omstandigheden is nog geen sprake van een vermoeden dat de kentekenhouder ook de bestuurder is en dus door de kentekenhouder dit vermoeden weerlegd moet worden. Dit te minder nu Q-Park zich nog niet tot de gestelde bestuurder heeft gewend en deze heeft bestreden dat hij de bestuurder was.
7. De kennelijke stelling van Q-Park dat [gedaagde] als kentekenhoudster aansprakelijk is voor de uit de algemene voorwaarden voortvloeiende boete, wordt niet gevolgd. De enkele omstandigheid dat de parkeergarage als openbare weg in de zin van de Wegenverkeerswet wordt aangemerkt, leidt er nog niet toe dat daaruit in de civiele verhouding tussen Q-Park en [gedaagde] een civielrechtelijke aansprakelijkheid van [gedaagde] kan worden gedestilleerd. Door Q-Park zijn verder geen feiten of omstandigheden aangedragen die meebrengen dat [gedaagde] , in weerwil van het hiervoor vastgestelde feit dat zij niet de bestuurder van de auto is geweest, aansprakelijk is voor de gedragingen van de feitelijke bestuurder van haar auto. Dit zou wellicht ander zijn indien [gedaagde] wist dat haar auto op deze wijze werd gebruikt door een derde en in weerwil daarvan de auto toch ter beschikking heeft gesteld, maar hiervan is niet gebleken.
8. Dat betekent dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn.
9. Q-Park wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] belast, aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Q-Park in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op nihil.
Aldus gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.