12. Het onderhavige verzoek houdt geen verband met enig opzegverbod.
12. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
12. Ter onderbouwing van het verzoek stelt ServiceNow dat [verweerder] niet de juiste man is voor de functie. De kern van het probleem van het functioneren van [verweerder] is gelegen in het feit dat hij een afwachtende houding aanneemt, in vergaderingen een passieve in plaats van een actieve rol heeft en volstrekt onvoldoende zichtbaar is. [verweerder] is niet in staat om de rol van actieve bruggenbouwer te vervullen die hij geacht wordt te hebben.
12. Ter zitting heeft [verweerder] erkend dat hij er niet in is geslaagd om de samenwerking met vooral Sales van de grond te krijgen, terwijl dit nu juist van hem wordt verwacht in zijn huidige functie. [verweerder] onderkent zelf dat het doel was om de afdeling Professional Services, die slechts bestond uit [verweerder] , in de Benelux te laten groeien en dat de afdeling er in verhouding tot het Verenigd Koninkrijk slecht voorstond. Dat werd veroorzaakt door de aanwezigheid van externe (services) partners en hun nauwe banden met de Sales van ServiceNow. Essentieel derhalve is het verbeteren van de samenwerking met Sales. Dat hij daar tot op heden niet in is geslaagd heeft [verweerder] onvoldoende betwist. Voldoende aannemelijk is dan ook, mede in het licht van de kritiek vanuit Sales op zijn functioneren, dat [verweerder] niet de persoon is die de slechte verstandhouding met Sales zal kunnen verbeteren. Gelet op het feit dat [verweerder] in een senior rol is aangenomen tegen het bijbehorende aanzienlijke salaris gaat het niet aan dat [verweerder] van ServiceNow ook na een dienstverband van ruim een jaar verwacht dat zij hem begeleidt in het op gang brengen van de samenwerking met onder meer de Sales afdeling. Daar komt dan nog bij de kritiek dat [verweerder] onvoldoende zichtbaar is en onvoldoende initiatieven toont, ook naar de klanten toe. Daarnaast is niet komen vast te staan dat herplaatsing in de rede licht en er passende vacatures op het niveau van [verweerder] beschikbaar zijn bij ServiceNow. [verweerder] heeft ook geen concrete vacante functie aangewezen. Het verzoek tot ontbinding zal dan ook worden toegewezen.
12. De noodzaak tot ontbinding is echter niet te wijten aan onwil of onvoldoende inzet van [verweerder] . Aannemelijk is dat het veeleer te maken heeft met zijn persoonlijkheid en de wijze van opereren van ServiceNow. Daarbij is het volgende van belang.
12. Niet is komen vast te staan dat ServiceNow vóór 16 maart 2016 op voldoende duidelijke wijze aan [verweerder] kenbaar heeft gemaakt dat en op welke punten hij volgens haar tekort schoot en wat hij daaraan concreet diende te veranderen. Een normaal functioneringsgesprek heeft niet plaatsgevonden. Op 16 maart 2016 had ServiceNow in feite haar beoordeling over het functioneren van [verweerder] gereed op grond van feedback die met name achter zijn rug om was gegeven, zonder dat hij tijdig in de gelegenheid is gesteld om daarop te reageren. Uit de teksten bij de toekenning van een bonus bleek niet van ontevredenheid, integendeel er werd gesproken over ‘good work’. [verweerder] kon daaruit niet afleiden dat ServiceNow zo ontevreden over hem was dat zij een maand na de tweede bonusbrief al zou aansturen op ontslag. [verweerder] heeft verder verklaard dat hij er zelf niet van was uitgegaan dat hij überhaupt bonussen zou ontvangen, zodat het feit dat het niet om 100 % toekenning ging hem niet deed twijfelen aan het oordeel van ServiceNow over zijn functioneren.
12. Gelet op deze aanloop wordt het als in strijd met goed werkgeverschap geacht dat ServiceNow op 16 maart 2016 alleen nog maar over een exit-regeling wilde praten en niet op dat moment de gebruikelijke route van een beoordeling, eventueel gevolgd door een verbetertraject, heeft gekozen. Dat ServiceNow [verweerder] daarna direct naar haar advocaat verwees valt haar ook aan te rekenen, evenals het afhouden van de mogelijkheid voor [verweerder] om met een bedrijfsarts te overleggen. Kennelijk heeft ServiceNow zich daarna bedacht door desondanks nog een gesprek met [verweerder] aan te gaan, maar ook toen viel er niet te praten over continuering van het dienstverband.
12. Aannemelijk is verder dat de positie van [verweerder] binnen de organisatie en naar Sales toe ernstig is bemoeilijkt door de periode van op non actiefstelling van ongeveer 2 maanden, waarvoor onvoldoende noodzaak was, ook niet nu er werd onderhandeld over een vertrekregeling, voorafgaand aan het alsnog in gang zetten van een verbetertraject. Dat [verweerder] reacties kreeg in de trant van ‘wat kom je hier doen’ is daarvan een logisch gevolg.
12. Ook op de wijze waarop het verbetertraject is ingestoken valt het nodige aan te merken. Zo heeft [verweerder] terecht bezwaar gemaakt tegen het feit dat in het PIP werd vermeld dat hij al diverse malen was aangesproken op zijn functioneren en geen verbetering had getoond. De periode van 2 maanden was in het licht van de voorgeschiedenis ook relatief kort. Tot slot is niet komen vast te staan dat tijdens het verbetertraject de kritiek van [naam 7] en [naam 8] door [naam 3] naar [verweerder] is teruggekoppeld. Hetzelfde geldt voor de door [naam 3] opgestelde opsomming van kritiek op [verweerder] door andere collega’s en het oordeel over de resultaten van het verbetertraject. Verder is [verweerder] wederom naar huis gestuurd zonder dat er een grond was voor op non actief stelling. Gelet op dit alles is het niet onbegrijpelijk dat [verweerder] de indruk heeft dat de uitkomst van het traject bij voorbaat vast lag.
12. Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen luidt de conclusie dat de handelswijze van ServiceNow als ernstig nalatig en verwijtbaar kan worden gekwalificeerd, zodat [verweerder] terecht aanspraak maakt op een billijke vergoeding.
12. Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de hoogte van de billijke vergoeding – naar haar aard – in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever, en niet tot de gevolgen van de ontbinding voor de werknemer. De hoogte van de billijke vergoeding moet daarom worden bepaald op een wijze die en op het niveau dat aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval, waarbij criteria als loon en lengte van het dienstverband geen rol hoeven te spelen. Uitgaande van het voorgaande zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van
€ 15.000,- bruto.
12. ServiceNow zal met betrekking tot de billijke vergoeding een specificatie dienen op te stellen, zoals gevorderd. Er wordt echter geen aanleiding gezien om hier een dwangsom aan te verbinden nu gesteld noch gebleken is dat ServiceNow tot op heden nalatig is geweest met het verstrekken van salarisspecificaties.
12. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van werkgever zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 1 december 2016. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met een minimum van een maand.
12. Het andere tegenverzoek, strekkende tot vernietiging van het concurrentiebeding, wordt afgewezen. ServiceNow heeft ter zitting verklaard dat zij [verweerder] daar niet aan zal houden ingeval van toewijzing van het ontbindingsverzoek. [verweerder] heeft dan ook geen belang bij deze vordering.
12. Nu aan de ontbinding een vergoeding wordt verbonden, zal ServiceNow gelet op artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
12. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt, behoudens voor het geval ServiceNow het verzoek intrekt, in welk geval zij met de proceskosten zal worden belast.