Op 12 oktober 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 23 juni 2016 in het Westerpark te Amsterdam, waar de verdachte in een ruzie betrokken raakte met een onbekend gebleven man. De officier van justitie, mr. M. Diependaal, had de verdachte aangeklaagd voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en het dragen van een wapen. Tijdens de zitting op 28 september 2016 werd het bewijs gepresenteerd, waaronder videobeelden van de ruzie.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk de dood van het slachtoffer of zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte weliswaar een mes in zijn hand had en daarmee zwaaide, maar dat er geen bewijs was dat hij met de snijkant naar de hals van het slachtoffer had gestoken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar achtte de mishandeling wel bewezen, aangezien de verdachte het slachtoffer had verwond.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van zes weken op voor de mishandeling en gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 15 uren. De rechtbank verwierp ook het verweer van noodweer, omdat de beelden toonden dat de verdachte de confrontatie had opgezocht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs bij geweldsdelicten en de beoordeling van de intenties van de verdachte.