8.3.Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in een periode van twee maanden tijd drie willekeurige vrouwen op straat uit het niets hard in het gezicht of op het hoofd geslagen. De slachtoffers hebben daarbij letsel opgelopen, een van hen zelfs zwaar lichamelijk letsel, te weten een op meerdere plaatsen gebroken jukbeen. Zij kampt nog altijd met de gevolgen van de mishandeling. Naast het lichamelijk letsel hebben de incidenten ook de nodige psychische gevolgen gehad voor de slachtoffers. Zij beschrijven angstig te zijn geworden op straat en flashbacks te hebben naar het moment van de mishandeling.
Nu het handelen van verdachte hem als gevolg van zijn psychotische stoornis niet kan worden toegerekend, is oplegging van een gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie geëist, niet aan de orde.
Met het oog op bescherming van de maatschappij, acht de rechtbank evenwel noodzakelijk dat aan verdachte de maatregel wordt opgelegd van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De rechtbank is van oordeel dat de algemene veiligheid van personen oplegging van deze maatregel eist, terwijl de bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De rechtbank heeft bij dit oordeel het hiervoor, onder 7, genoemde Pro Justitia NIFP rapport, locatie Pieter Baan Centrum van 15 juli 2016 betrokken. Daarin valt onder meer het volgende te lezen:
Betrokkene is uit het onderzoek naar voren gekomen als een man die vanuit psychose sterk ontregelt in zijn functioneren, waarbij hij onder meer paranoïde wordt en ook zijn agressieregulatie ernstig verstoord raakt, met onder meer (dreigen met) slaan. De fluctuaties in het klinisch beeld - met medicatie raakt de psychose op de achtergrond en wordt hij gezeglijker en minder agressief, maar zonder medicatie ontregelt hij en verliest hij de grip op zijn handelen en wordt hij agressiever - tonen een duidelijke relatie tussen psychotische stoornis en agressie. Kijkend naar de relevante klinische items dan is er een gebrek aan inzicht in de stoornis, in het risico van gewelddadig gedrag en in de noodzaak van behandeling. Er zijn gewelddadige denkbeelden en symptomen van een psychotische stoornis (schizofrenie). Verder is er sprake van effectieve, gedragsmatige en cognitieve instabiliteit. De behandeltrouw is beperkt. De toekomstige relevante items zoals het accepteren van professionele hulp, zijn leefomstandigheden en persoonlijke steun zijn beperkt. De inschatting is dat de behandeltrouw nihil zal zijn en betrokkene slecht om zal kunnen gaan met stress, omdat zijn coping, zonder medicatie, inadequaat zal zijn. Betrokkene scoort op veel van de items uit de HC-20-V3, waaruit blijkt dat het recidiverisico hoog is. Betrokkene heeft nauwelijks beschermende factoren om recidive te voorkomen.
Bij betrokkene is er sprake van een ernstig psychotisch beeld waarin hij geen inzicht heeft en daardoor zonder een juridische maatregel, en daarmee mogelijkheden hem te behandelen, zichzelf niet zou laten behandelen. Dat betekent dat hij zonder behandeling psychotisch zal blijven en zeer waarschijnlijk zal recidiveren in geweldsdelicten, zoals uit het niets mensen hard in het gezicht slaan. Omdat betrokkene niet vindt dat hij ziek is en bij herhaling medicatie is gestopt, adviseert het onderzoekend team betrokkene te laten behandelen middels een tbs met verpleging van overheidswegen. Hij moet langdurig behandeld worden met antipsychotische medicatie, maar ook zal er aandacht moet zijn voor cognitieve gedragstherapie, psycho-educatie en vaardigheidstrainingen. Een tbs met voorwaarden acht het onderzoekend team door de te verwachten duur van de behandeling en de benodigde structuur tijdens de behandeling niet toereikend. Bovendien ontbreekt het, zoals beschreven, aan ziekte-inzicht en –besef en zijn er ook in het onderzoek geen argumenten naar voren gekomen op grond waarvan vertrouwen gesteld kan worden in enige motivatie tot behandeling.
Het onderzoekend team heeft ook plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht overwogen, mocht uw rechtbank tot ontoerekeningsvatbaarheid beslissen. Gezien het langdurig bestaande psychotische toestandsbeeld met meerdere episodes en het ontbreken van ziekte-besef en –inzicht, zal een artikel 37 onvoldoende waarborg en tijdsduur bieden om betrokkene in behandeling te kunnen houden. Een eventueel op een artikel 37 volgende BOPZ-maatregel geeft onvoldoende garanties.
De rechtbank sluit zich aan bij de conclusies en het advies van de deskundigen en zal aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opleggen.
De rechtbank is zich ervan bewust dat de verblijfsstatus van verdachte gevolgen heeft voor de tenuitvoerlegging van deze tbs-maatregel. Immers, nu verdachte sinds 2013 geen rechtmatig verblijf in Nederland meer heeft, zal hij niet in aanmerking komen voor resocialisatie in de Nederlandse maatschappij door middel van verloven. Ook repatriëring naar zijn land van herkomst zal niet eenvoudig zijn, nu het maar zeer de vraag is of hij met succes kan worden uitgezet (verdachte is zijn geboorteland Liberia al op zeer jonge leeftijd leeftijd ontvlucht en beschikt niet over enig netwerk aldaar) en of in dat geval afspraken gemaakt zouden kunnen worden met Liberia over een passende voorziening voor verdachte.
Dat een tbs-maatregel bij vreemdelingen geen vanzelfsprekendheid is blijkt ook uit de ‘Aanwijzing TBS bij vreemdelingen’ van het College van procureurs-generaal van december 2014. Uitgangspunt daarin is dat bij vreemdelingen van wie vaststaat dat zij na afloop van de tbs-maatregel niet rechtmatig in Nederland kunnen verblijven, wordt afgezien van het vorderen van tbs, gezien de beperkte verlofmogelijkheden voor deze groep.
Bovengenoemde omstandigheden dienen echter afgewogen te worden tegen het belang van de samenleving om beschermd te worden tegen het gevaar dat van verdachte uitgaat. Zonder medicatie en adequate behandeling zal verdachte psychotisch blijven. Het recidiverisico is in dat geval zeer hoog, zo blijkt uit de rapportage van het Pieter Baan Centrum. Verdachte heeft geen ziekte-inzicht en stelt zich niet open voor medicatie en behandeling. Opname in een psychiatrisch ziekenhuis (de maatregel van artikel 37 Sr) biedt volgens de rapporteurs onvoldoende waarborg om verdachte in behandeling te houden. Daarbij heeft de rechtbank bovendien ernstige twijfels of het beveiligingsniveau in een psychiatrisch ziekenhuis voldoende is, gelet op het vijandige en agressieve gedrag van verdachte binnen de diverse instellingen waar hij tot op heden heeft verbleven.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank in het geval van verdachte geen andere mogelijkheid ziet om de maatschappij voldoende te beschermen dan door het opleggen van de tbs-maatregel.
Anders dan de verdediging heeft bepleit is oplegging van de maatregel in het geval van verdachte niet strijdig met bepalingen van de Terugkeerrichtlijn. Immers, de maatregel strekt er niet toe om het illegaal verblijf van verdachte op het Nederlands grondgebied te beëindigen, maar om de veiligheid van de samenleving te beschermen. Voort maakt de omstandigheid dat de tbs-maatregel in het geval van verdachte, gelet op zijn verblijfsstatus, een andere invulling zal krijgen, niet dat oplegging van de maatregel in strijd zou zijn met het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van misdrijven gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen, te weten een zware mishandeling, het onder 3, primair bewezen geachte feit en twee eenvoudige mishandelingen, de onder 2 en 4 bewezen geachte feiten. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaar.