ECLI:NL:RBAMS:2016:6619

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
17 oktober 2016
Zaaknummer
HA RK 262.2016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens gebrek aan feiten en omstandigheden

Op 12 juli 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker, die betrokken was bij een civiele procedure onder zaaknummer 5093141 16-16226, diende op 5 juli 2016 een verzoek tot wraking in tegen mr. M.D. Ruizeveld, de kantonrechter die de zaak behandelde. Verzoeker stelde dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt, met name in een zaak die betrekking had op de verkoop van een kerkgebouw tussen twee kerkgenootschappen. Hij voerde aan dat de rechter onvoldoende rekening had gehouden met de godsdienstige belangen van de eisende partij en dat de rechter de belangen van de gedaagde partij meermaals had bevestigd, wat volgens verzoeker duidde op vooringenomenheid.

De rechtbank oordeelde dat de motivering van het wrakingsverzoek onbegrijpelijk was en dat er geen concrete feiten of omstandigheden waren aangevoerd die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. Aangezien verzoeker geen gronden had aangedragen, werd het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Bovendien oordeelde de rechtbank dat het verzoek tot wraking lichtvaardig was ingediend, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van misbruik van recht. De rechtbank besloot dat een volgend verzoek tot wraking van dezelfde rechter niet in behandeling zou worden genomen.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

wrakingskamer

Beslissing op het op 5 juli 2016 schriftelijk gedane en onder rekestnummer C/13/611383/ HA RK 262.2016 ingeschreven verzoek van:

[verzoeker] ,

wonende te [ ],
verzoeker,
gemachtigde [gemachtigde] ,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. M.D. Ruizeveld, kantonrechter te Amsterdam (hierna: de rechter).

Verloop van de procedure

Verzoeker is de eisende partij in een bij de rechtbank onder zaaknummer 5093141 16-16226 geregistreerde en aanhangige procedure. De rechter heeft deze zaak in behandeling. De zaak stond op de rol van 5 juli 2016 voor het wijzen van een instructievonnis.
Bij brief met bijlage van 5 juli 2016 heeft verzoeker een verzoek tot wraking gedaan.

Gronden van de beslissing

2.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
2.2
Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.3
Uit de wet en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat een verzoeker concrete feiten en omstandigheden dient aan te voeren waaruit objectief afgeleid kan worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is, of dat de vrees van een partij dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk - in het verzoek - worden voorgedragen.
2.4
Het verzoek houdt in :
“Gewraakt is bovengenoemde rechter omdat zij de schijn der partijdigheid tegen de anti-discriminatie grondbeginselen/Godsdienstvrijheid heeft gewekt/te ver heeft laten oplopen door enerzijds te weinig het gehele levensmogelijke (Godsdienstige) belang van eiser (zie bijlagen, tegen onjuiste materialistische bezitsdrang) als bovengenoemd, in eerste instantie in de behandeling toe te laten (het betreft een zaak van (ver)koop van een kerkgebouw tussen twee kerkgenootschappen) en anderzijds het belang van gedaagde(n) meermaals vooringenomen heeft bevestigd. Daarmee is voor aanvang van de inhoudelijke behandeling de synchronisatie/timing en de ruimte voor werkelijk onafhankelijke behandeling van bovengenoemde zaak (met terugwerkende kracht) vanaf het begin systematisch (door gehechte beroepsdeformatie, wat men denkt te kunnen/te weten/vertrouwd juist/onjuist vindt) in strijd met de voorwaarden voor een eerlijk proces/het ware zelf, buiten de behandeling/het geding gehouden.”
Voor een verdere toelichting verwijst verzoeker naar de door hem bij het verzoek gevoegde bijlage (o.a. de aankondigingsbrief "Schijn der partijdigheid" d.d. 4 juli jl.).
2.6
Zowel de motivering van het onderhavige verzoek als de inhoud van de als bijlage gevoegde, aan de rechter gerichte, brief van 4 juli 2016, is moeilijk te volgen en bevat geen feiten of omstandigheden waaruit vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, zijn af te leiden. Bij gebreke van gronden is het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk. De mondelinge behandeling kan daarom achterwege blijven.
2.7
Omdat door verzoeker het middel tot wraking lichtvaardig, want zonder enige kenbare grondslag is ingezet, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misbruik van recht. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter belast met de behandeling van de zaak van verzoeker niet in behandeling wordt genomen.
3. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing

BESLISSING

De rechtbank:
 verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter
 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking gericht tegen de rechter belast met de behandeling van de zaak van verzoeker niet meer in behandeling zal worden genomen;
 bepaalt dat de procedure geregistreerd onder zaaknummer 5093141 16-16226 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingverzoek werd ingediend.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter A.W.J. Ros en A.J. Dondorp, leden, in aanwezigheid van F.C.H. Krieger, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing staat geen voorziening open.