ECLI:NL:RBAMS:2016:6618

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2016
Publicatiedatum
17 oktober 2016
Zaaknummer
HA RK 346.2016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen de rechter in een ondercuratelestelling procedure

Op 4 oktober 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure die was ingediend door verzoekster tegen mr. H.M. Patijn, kantonrechter te Amsterdam. Het wrakingsverzoek was ingediend op 16 september 2016 en was gebaseerd op de stelling dat de rechter ten onrechte het verzoekschrift tot ondercuratelestelling van verzoekster in behandeling had genomen. Verzoekster betoogde dat de rechter bewust afging op onjuiste informatie en dat er geen sprake was van psychiatrische of financiële problemen, zoals in het verzoekschrift tot ondercuratelestelling was gesteld. Verzoekster voerde aan dat de rechter misbruik maakte van haar bevoegdheden en haar privacy had geschonden door haar familie bij de procedure te betrekken.

De rechter, mr. H.M. Patijn, heeft in haar verweer aangegeven dat er geen feiten of omstandigheden waren die haar onpartijdigheid in het geding zouden brengen. Tijdens de zitting op 22 augustus 2016 was verzoekster niet verschenen, maar was zij telefonisch gehoord. De rechter had een provisionele bewindvoerder benoemd in afwachting van de verdere behandeling van het verzoekschrift tot ondercuratelestelling. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. Het in behandeling nemen van het verzoekschrift tot ondercuratelestelling op zich was geen grond voor wraking, tenzij het zo onjuist of onbegrijpelijk was dat er geen andere verklaring voor kon zijn dan vooringenomenheid.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure met zaaknummer 5288233 EB VERZ 16-14940 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open op grond van artikel 39, vijfde lid, Rv.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

wrakingskamer
Uitspraak: 4 oktober 2016
Beschikking op het op 16 september 2016 ingekomen en onder rekestnummer
HA RK 346.2016 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [ ],
verzoekster,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. H.M. Patijn, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 16 september 2016;
  • de aanvulling op voornoemd verzoekschrift van 20 september 2016;
  • diverse e-mails uit de periode van 20 tot en met 23 september 2016 van verzoekster aan de secretaris van de wrakingskamer;
  • een door verzoekster op 30 september 2016 ingediende factuur met bijlagen.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 september 2016, alwaar verzoekster en de rechter zijn gehoord.
De uitspraak is voorts bepaald op 4 oktober 2016.

1.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
  • ten aanzien van verzoekster is op 8 augustus 2016 op naam van haar moeder en broer een verzoekschrift tot ondercuratelestelling ingediend bij deze rechtbank, afdeling Privaat (team Bewind) ingeschreven onder zaaknummer 5288233 EB VERZ 16-14940;
  • verzoekster heeft naar aanleiding van het verzoekschrift tot ondercuratelestelling een oproep ontvangen om te verschijnen ter zitting van de kantonrechter van 22 augustus 2016;
  • ter zitting van 22 augustus 2016 is verzoekster niet verschenen en is zij vervolgens telefonisch door de rechter gehoord;
  • bij beslissing van 22 augustus 2016 heeft de rechter een provisionele bewindvoerder (art. 1:380 BW) benoemd, in afwachting van de verdere behandeling van en beslissing op het verzoekschrift tot ondercuratelestelling;
  • verzoekster heeft vervolgens een oproep ontvangen om opnieuw te verschijnen ter zitting van de kantonrechter van 19 september 2016;
  • verzoekster heeft op 5 september 2016 schriftelijk aan de rechter te kennen gegeven dat zij om haar moverende redenen niet ter zitting van 19 september 2016 zal verschijnen;
  • verzoekster heeft op 16 september 2016 onderhavig wrakingsverzoek ingediend;
  • de behandeling van het verzoekschrift tot ondercuratelestelling is gelet op onderhavig wrakingsverzoek geschorst.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

Het verzoek tot wraking is – kort zakelijk weergegeven – gebaseerd op de navolgende schriftelijk ingediende en ter zitting mondeling toegelichte en aangevulde gronden.
De rechter heeft ten onrechte het verzoekschrift tot ondercuratelestelling in behandeling genomen. Hieruit blijkt dat de rechter bewust en zonder verder onderzoek afgaat op onjuiste informatie. Verzoekster heeft geen psychiatrische en financiële problemen zoals ter onderbouwing van het verzoek tot ondercuratelestelling is aangevoerd. De rechter maakt dan ook misbruik van haar bevoegdheden. De rechter heeft de privacy van verzoekster geschonden door haar familie bij de procedure tot ondercuratelestelling te betrekken en heeft hen gedwongen een dergelijk verzoek in te dienen. Daarbij komt dat de bewindvoerder werkzaam is bij een criminele organisatie. Door de hele gang van zaken heeft verzoekster zowel zakelijk als privé forse schade geleden.

3.De reactie van de rechter

De rechter heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot wraking dient te worden afgewezen. Zij heeft ter zitting naar voren gebracht dat geen sprake is van feiten en omstandigheden waardoor haar rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou zijn gekomen. De rechter heeft een door de familie van verzoekster ingediend verzoek tot ondercuratelestelling in behandeling genomen. Tijdens de eerste behandeling van dit verzoekschrift is verzoekster niet verschenen en is, op basis van de op dat moment beschikbare informatie, een tijdelijke beschermingsmaatregel genomen. Er dient op een nadere zitting te worden onderzocht of een ondercuratelestelling noodzakelijk is. Verzoekster zal bij die gelegenheid worden gehoord zodat zij haar standpunt over het verzoek naar voren kan brengen, aldus de rechter.

4.De beoordeling van het verzoek

Op grond van het bepaalde in artikel 36 Rv dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De rechtbank zal het wrakingsverzoek dan ook aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf beoordelen.
Naar het oordeel van de wrakingskamer leveren de door verzoekster genoemde feiten en omstandigheden geen grond op voor een dergelijke zwaarwegende aanwijzing van vooringenomenheid.
Ter zitting heeft verzoekster verklaard dat de rechter ten onrechte het verzoek tot ondercuratelestelling in behandeling heeft genomen, in plaats van dit terstond niet-ontvankelijk te verklaren. Het in behandeling nemen van genoemd verzoek vormt echter geen grond voor wraking en zou alleen dan grond voor wraking zijn, indien deze beslissing zo onjuist of onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat de rechter vooringenomen was jegens verzoekster. Onderhavig verzoek voldoet niet aan dit strenge criterium, nu er geen aanleiding was voor de rechter om het verzoekschrift tot ondercuratelestelling niet in behandeling te nemen.
Het verzoek tot wraking zal dan ook worden afgewezen.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking
af;
- bepaalt dat de procedure met zaaknummer 5288233 EB VERZ 16-14940 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend.
Aldus gegeven door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, mrs. S.P. Pompe en W.M. de Vries, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2016 in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv, geen voorziening open.