ECLI:NL:RBAMS:2016:6617

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
17 oktober 2016
Zaaknummer
HA RK 228.2016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoeken tegen rechter in civiele zaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2016 uitspraak gedaan over twee wrakingsverzoeken van verzoeker, die zich richtten tegen mr. C.J.M.L. de Waal, kantonrechter te Amsterdam. De verzoeken zijn afgewezen. Het eerste verzoek werd afgewezen op basis van een antimisbruikbepaling, die voortkwam uit een eerdere beslissing in dezelfde zaak. Het tweede verzoek, dat niet verder onderbouwd was, bevatte geen gronden die duiden op vooringenomenheid van de rechter of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker eerder een wrakingsverzoek had ingediend, dat op 8 januari 2016 was afgewezen. In de onderliggende civiele zaken, geregistreerd onder de nummers 4339710 CV EXPL 15-20150 en 5026698 CV EXPL 16-13519, had de rechter geen verdere betrokkenheid dan het wijzen van een instructievonnis. De rechtbank benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

De rechtbank concludeerde dat de verzoeken tot wraking lichtvaardig en zonder kenbare grondslag waren ingediend, wat werd aangemerkt als misbruik van recht. Daarom werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in de zaak met nummer 5026698 CV EXPL 16-13519 ook niet in behandeling zal worden genomen. De procedure in deze zaak wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beschikking op de op 3 juni 2016 schriftelijk gedane en onder rekestnummer
C/16/609285/HA RK 228.2016 ingeschreven verzoeken van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welke verzoeken strekken tot wraking van mr. C.J.M.L. de Waal, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
 het schriftelijke wrakingsverzoek d.d. 3 juni 2016 in twee zaken (4339710 CV EXPL 15-20150 en 5026698 CV EXPL 16-13519);
 een vonnis van 18 april 2016 in de zaak met nummer 4339710 CV EXPL 15-20150 waarbij de vordering in conventie naar de rol is verwezen en de door verzoeker in reconventie ingestelde vordering is afgewezen.
 De laatste pagina van een tussenvonnis in de zaak met nummer 5026698 CV EXPL 16-13519.

De feiten

Verzoeker is gedaagde in de bij de rechtbank aanhangige en onder zaaknummer 4339710 CV EXPL 15-20150 geregistreerde zaak.
In voormelde zaak heeft verzoeker eerder een wrakingsverzoek ingediend. Bij beslissing van 8 januari 2016 is door de wrakingskamer bepaald (zaaknummer C/15/598341/HA RK 362.2015) dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Verzoeker is eveneens gedaagde in de bij de rechtbank aanhangige en onder zaaknummer 5026698 CV EXPL 16-13519 geregistreerde zaak. In deze zaak heeft de rechter bij vonnis van 10 mei 2016 een verschijning van partijen bevolen tot het geven van inlichtingen aan de kantonrechter en ter beproeving van een schikking.

De verzoeken en de gronden daarvan

Verzoeker heeft aan beide verzoeken ten grondslag gelegd dat de rechter corrupt is.

De beoordeling van het verzoeken

4.1
Gelet op de onder 1.b van de feiten vermelde beslissing wordt het verzoek van klager in de zaak met 4339710 CV EXPL 15-20150 niet (verder) in behandeling genomen.
4.2
Voor het verzoek in de zaak met nummer met 5026698 CV EXPL 16-13519 geldt dat op grond van het bepaalde in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), in een wrakingprocedure dient te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.3
Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
4.4
Het verzoek luidt: “bij deze wraak ik ktr. De Waal wegens corruptie” en bevat verder een verwijzing naar bijlagen. In het verzoek en de daarbij gevoegde bijlagen zijn geen feiten of omstandigheden vermeld waaruit vooringenomenheid van de rechter, of zwaarwegende aanwijzingen voor de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, valt op te maken.
4.5.
Inmiddels is vast komen te staan dat de rechter als rolrechter geen verdere betrokkenheid bij deze zaak heeft dan het wijzen van het onder 1.c van de feiten vermelde instructievonnis. De verdere inhoudelijke behandeling vindt plaats ten overstaan van een andere rechter.
4.6
Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 39 lid 1 Rv bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek zonder kenbare grondslag is ingezet.
4.7
Omdat door verzoeker het middel van wraking lichtvaardig, zonder kenbare grondslag is ingezet, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misbruik van recht. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek van klager tot wraking ook in de zaak met nummer 5026698 CV EXPL 16-13519 niet in behandeling zal worden genomen.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking in de zaak met nummer 5026698 CV EXPL 16-13519 af;
- bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
- bepaalt dat de procedure in de zaak met nummer 5026698 CV EXPL 16-13519 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, mrs. A.W.J. Ros en A.J. Dondorp, leden, in tegenwoordigheid van de griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2016.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv, geen voorziening open.