ECLI:NL:RBAMS:2016:6572

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2016
Publicatiedatum
14 oktober 2016
Zaaknummer
13/993037-12 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van illegale vreemdeling en arbeid in restaurant

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, werd de verdachte beschuldigd van het helpen van een illegale vreemdeling, [persoon 1], door hem onderdak en werk te bieden in zijn restaurant. De tenlastelegging omvatte het helpen bij het verkrijgen van verblijf in Nederland en het laten verrichten van arbeid zonder de juiste vergunning. De rechtbank heeft op 16 september 2016 uitspraak gedaan na een zitting op 2 september 2016. De officier van justitie, mr. D.E. Kruimel, stelde dat de verdachte [persoon 1] uit winstbejag hielp, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. P.T. van Jaarsveld, betwistte dat er bewijs was voor deze beschuldigingen. De rechtbank heeft de verklaringen van [persoon 1] kritisch beoordeeld, vooral omdat deze niet consistent waren en hij mogelijk een belang had bij een belastende verklaring tegen de verdachte. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte [persoon 1] uit winstbejag hielp of dat er een overeenkomst of aanstelling was voor de werkzaamheden. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/993037-12 (Promis)
Datum uitspraak: 16 september 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (China) op [geboortedatum] 1961,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 september 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.E. Kruimel, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. P.T. van Jaarsveld naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 7 september 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
een ander, te weten [persoon 1] , geboren [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] te China, uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europse Unie, IJsland, Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
en/of
[persoon 1] , geboren [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] te China, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland had verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid heeft doen verrichten,
terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf of die toegang wederrechtelijk was,
terwijl dit/die feit(en) (telkens) werd (en) begaan in de uitoefening van zijn ambt of beroep,
immers heeft hij, verdachte, als eigenaar van het [naam restaurant BV] , die [persoon 1] onderdak en/of huisvesting verschaft in zijn, verdachtes, restaurant, althans opgenomen in zijn, verdachtes, restaurant
en/of
die [persoon 1] in het [naam restaurant BV] arbeid laten verrichten (in ruil voor eten en/of drinken).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat is bewezen dat verdachte [persoon 1] uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en dat hij hem krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid heeft laten verrichten in zijn restaurant. Dit door hem onderdak te bieden en door hem te laten werken in ruil voor eten en drinken.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich allereerst op het standpunt dat niet is bewezen dat verdachte [persoon 1] onderdak heeft verschaft in zijn restaurant of dat hij in het restaurant van verdachte heeft gewerkt. Voor zover [persoon 1] wel heeft gewerkt in het restaurant, acht de raadsman niet bewezen dat verdachte hem uit winstbejag heeft laten werken of dat de werkzaamheden krachtens overeenkomst of aanstelling zijn verricht. Gelet op het voorgaande heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Naast de waarneming van de arbeidsinspectie dat [persoon 1] op 7 september 2011 zeewier aan het snijden was, bestaat het dossier hoofdzakelijk uit verklaringen van [persoon 1] . Deze verklaringen van [persoon 1] moeten kritisch worden bekeken. In de eerste plaats omdat de verklaringen – ook op relevante onderdelen in het licht van de tenlastelegging – niet gelijkluidend zijn. In de tweede plaats omdat [persoon 1] in het kader van een andere strafzaak als slachtoffer van uitbuiting in een ander Chinees restaurant is aangemerkt en op basis van de zogenaamde B9-regeling een verblijfstitel heeft gekregen, zodat hij mogelijk een belang heeft of meent te hebben bij het afleggen van een voor verdachte belastende verklaring.
Het is niet komen vast te staan dat [persoon 1] in het restaurant van verdachte heeft geslapen. [persoon 1] heeft hier wisselend over verklaard. In zijn eerste verklaring ter plaatse ontkent hij immers in het restaurant te slapen. Zijn latere, andersluidende verklaringen worden bovendien onvoldoende door andere bewijsmiddelen ondersteund. Het enkele feit dat er slaapplaatsen in het restaurant zijn aangetroffen, is onvoldoende om te concluderen dat [persoon 1] ook degene is geweest die daarvan gebruik heeft gemaakt in de tenlastegelegde periode. Er zijn bijvoorbeeld geen persoonlijke spullen van hem bij die slaapplaatsen aangetroffen. Hetzelfde geldt ten aanzien van het mutatierapport met betrekking tot een incident op 29 juli 2011, omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat in dit rapport wordt gerefereerd aan bovengenoemde [persoon 1] .
[persoon 1] heeft ook verklaard dat hij eten en drinken heeft gekregen in het restaurant van verdachte en dat hij daar werkzaamheden in de keuken heeft verricht. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van verdachte en door hetgeen de arbeidsinspectie heeft waargenomen. Gelet daarop kan worden vastgesteld dat [persoon 1] eten en drinken heeft gekregen van verdachte en dat hij werkzaamheden heeft verricht in de keuken van zijn restaurant.
De vraag is vervolgens of verdachte [persoon 1] uit winstbejag eten en drinken heeft gegeven (eerste cumulatief/alternatief) en of [persoon 1] de werkzaamheden heeft verricht krachtens een overeenstemming of aanstelling met verdachte (tweede cumulatief/alternatief). [persoon 1] heeft wisselend verklaard over het hoe en waarom van zijn werkzaamheden. Deze verklaringen laten daarmee de reële mogelijkheid open dat hij deze werkzaamheden op eigen initiatief heeft verricht als dank voor de ontvangen maaltijden. Ook de mogelijkheid, dat medewerkers van het restaurant zelfstandig – zonder dat verdachte daar invloed op had – op bepaalde momenten aan [persoon 1] hebben gevraagd om ondersteunende werkzaamheden in de keuken te verrichten, blijft bestaan. Gelet hierop kan het dus ook zo zijn dat verdachte [persoon 1] louter uit medemenselijkheid – en niet uit winstbejag – te eten heeft gegeven. En, als dat zo is, dan is dat niet strafbaar en zijn de werkzaamheden van [persoon 1] niet verricht krachtens een overeenkomst met verdachte of een aanstelling door verdachte als bedoeld in de wet.
Het voorgaande brengt mee dat niet is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. M.R.J. van Wel en J.B. Oreel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 september 2016.