2.2.De deskundige heeft in zijn deskundigenbericht in antwoord op deze vragen - voor zover hier van belang - als volgt gerapporteerd:
“
(…)2. Bevindingen
(…)2.3. Naar aanleiding van het onderzoek ter plaatse(…)
In het souterrain van nr. 26 (woning [eisers gezamenlijk] ) waren slopers bezig om de gemetselde vloer te verwijderen (…) een deel was voor de beeldvorming van deskundige nog aanwezig. Vastgesteld is dat de gemetselde vloer is opgebouwd uit vier metsellagen. Op de gemetselde vloer is een cementgebonden laag aangebracht van circa 60 mm. Hierop aangebracht een lichte witte epoxylaag als vloerafwerking.
De houten roostervloer is nog aanwezig. Ter plaatse van de vrijgemaakte inspectieput tegen de woningscheidende wand met nr. 25 stelt deskundige vast dat de houten vloerbalken doorlopen onder de gemetselde woningscheidende wand (..). In het bijzonder in de woningscheidende wand met nr. 25 is een grote mate van zichtbare vochtvorming op de wanden te zien. Tot een hoogte van circa 1,20 meter zijn zoutkristallen op de muur te zien hetgeen impliceert dat vocht tot deze hoogte is opgetrokken (…).
De houten baddings die onder de woningscheidende wand doorlopen zijn afgezaagd (…). Onder het hout is een verzadigde kleiachtige grond aanwezig (…). In de kelder van nr. 26 is verder vastgesteld dat ter plaatse van de woningscheidende wand 26/27 een voorziening, gevormd uit staand verwerkte metselwerk klinkers is aangebracht, ter voorkoming van lekkages ter plaatse van wand-/vloerconstructie (…).
Ernstige scheuren in de constructieve muren van het souterrain worden niet door
deskundige vastgesteld.
(…)
3. Beantwoording van vragen
(…)
1. Is er in het pand [adres] sprake van blijvende wateroverlast? (…).
Uit het vooropname rapport van Clarc van 26 juli 2011 blijkt dat voorafgaand aan de werkzaamheden, in de kelder van dit pand met huisnummer 26, geen ernstige zichtbare tekortkomingen aanwezig waren. In het bijzonder niet ter plaatse van de aansluiting van de woningscheidende wand 25/26 en vloer van 26. Met andere woorden, de foto’s laten geen grootschalige tekenen van lekkages of vochtdoorslag zien. Tijdens of direct na de activiteiten wordt een grootschalige wateroverlast gemeld.
Met grote waarschijnlijkheid kan dus op basis van beschikbaar gestelde informatie uit de dossierstudie vastgesteld worden dat er in het pand aan de [adres] 26 sprake is van ernstige blijvende wateroverlast. Dit op basis van onder meer het rapport van Cunningham & Lindsey van 28 april 2013. Uit dit rapport volgt immers dat er sprake was van ernstige sporen van optrekkend vocht in de wanden, lekwater op de vloer, de vloerafwerking had
ernstige blaasvorming en er was witte uitslag op het tegelwerk.
Daarnaast is te herleiden uit het vooropname rapport van Clarc van 26 juli 2011 dat zich in dit pand al lichte vochtproblemen manifesteerden in de keldervloer. Dit wordt onder meer gebaseerd op de foto “ Vloer: vochtplek, IMG_4183.JPG” en de verklaring van partij [eisers gezamenlijk] Op de foto is een geringe en meer incidentele blaasvorming te zien van de epoxyvloer van de
kelder. Aannemelijk is dat dit veroorzaakt is doordat vocht wat door de onderliggende stenen vloerconstructie trekt, zich ophoopt onder de waterkerende epoxyvloer. Deze situatie was dus al incidenteel aanwezig voor de werkzaamheden bij nummer 25. Op basis van beschikbaar gestelde
informatie, klaarblijkelijk stabiel en niet ernstig, in deze ruimte kon goed geleefd en verblijft worden. De staat van de woning en inrichting op de andere foto’s van het opnamerapport bevestigen dit.
2. Zo ja, kunt u vaststellen wat de oorzaak is van deze wateroverlast?
Tijdens het deskundigenonderzoek van 4 september 2015 is vastgesteld dat de oorspronkelijke metselwerkkeldervloer doorloopt onder de woningscheidende kelderwand tussen nummer 25 en 26. (…) Gegeven het feit dat de woningen (…) gelijktijdig gebouwd zijn, is het ook logisch dat deze vloer als één waterkerend geheel gerealiseerd is. Het is daarmee zeer waarschijnlijk dat het vloerveld van de kelders van de [adres] 23 t/m 26 in zijn geheel een waterkerende laag hebben gevormd. De metselwerkvloer van de kelder is ruim 120 jaar oud, bestaat uit vier lagen metselwerk met daarop een cementgebonden dekvloer van 60mm, afgewerkt met een epoxyvloer (…). Van een dergelijke vloeropbouw hoeft geen volledige waterdichtheid te worden verwacht. Aangenomen mag worden dat deze zeer aannemelijk wel waterkerend is geweest, een incidentele doorslag uitgezonderd.
Voor het plaatsen van de betonnen kelderbak is de waterkerende keldervloer ter plaatse van nummer 24 en 25 verwijderd, waardoor het vloerveld van de kelders 23 t/m 26 is doorbroken. Daarmee is de waterkering van de constructieve eenheid 23 t/m 26 in het geding gebracht.
Doordat het grondwaterpeil boven het niveau van de metselwerk keldervloer ligt, wordt de originele metselwerk woningscheidende wand tussen 25 en 26 nu, extra, belast door het grondwater. Primair wordt dit veroorzaakt doordat de waterkerende functie van de vloerconstructie ter plaatse van de wand van nummer 25/26 waterdoorlatend is geworden. Hierdoor wordt deze woningscheidende wand 25/26 vanaf de zijde nr. 25 structureel door het grondwater belast. Deze wand is in beginsel niet ontworpen om deugdelijk water te keren, die functie werd in oorsprong in een aaneengesloten waterkerend vloerveld gevonden. In het rapport van Cunningham & Lindsey van 28 april 2013 valt te herleiden dat er structurele zoutafzetting is op deze woningscheidende wand, ongeveer tot de hoogte van het grondwaterpeil. Het is daarmee hoogst aannemelijk dat het grondwater ook daadwerkelijk doorgedrongen is tot boven het niveau van de metselwerk vloer, met wateroverlast tot gevolg. (…)
Nogmaals wordt hierbij opgemerkt dat deskundige uit de toelichting van [eisers gezamenlijk] begrijpt dat de vochtinfiltratie in het souterrain van nr. 26 zich in het bijzonder manifesteerde ter plaatse van de aansluiting vloer met woningscheidende wand met nr. 25. In de wanden van de voor- en achtergevel en de woningscheidende wand met nr. 27, als ook door het vloerveld, kwam in
algemene zin geen waterinfiltratie naar binnen.
3. Voor zover u een of meerdere oorzaken kunt vaststellen, treft De Binnenstad gezien haar rol in het bouwproces een verwijt ten aanzien van deze oorza(a)k(en) of heeft zij voldoende zorgvuldig gehandeld?
De binnenstad is betrokken geweest als bouwbegeleider en heeft in het ontwerpproces een coördinerende en een ontwerprol gehad. Immers De binnenstad heeft aan DBC adviesbureau voor bouwconstructies opdracht gegeven voor het berekenen en tekenen van de (staal)constructie zoals voorgesteld op de door De Binnenstad geleverde tekeningen. Expliciete
detaillering voor het waterdicht maken of houden van de wand/vloerconstructie is hierin niet genoemd. Dit blijft in beginsel een verantwoordelijkheid van De Binnenstad. Daarnaast heeft De Binnenstad een directievoerende/toezichthoudende rol op het werk gevoerd. Ook tijdens de
uitvoering van het werk ligt er een zekere mate van verantwoordelijkheid, naast die van de uitvoerende aannemer, bij De Binnenstad. De tekeningen zijn dan wel door [naam] gemaakt, maar in opdracht van De Binnenstad. De Binnenstad had er niet vanuit mogen gaan dat dit ontwerp zou leiden tot een waterdichte situatie voor nummer 26. De aansluiting wand/vloer is immers door aanwezige houten schotten, achter de gerealiseerde betonnen kelderwand niet meer waterdicht ten opzichte van 26 (…). Hierin heeft De Binnenstad niet zorgvuldig gehandeld.
In welke mate De Binnenstad dit verwijt is te maken (gedeelde verantwoordelijkheid op het ontwerp/medeverantwoordelijk op het toezicht van de uitvoering) is door deskundige niet hard te zeggen. Dit is afhankelijk van de afspraken die [naam] en Buro De Binnenstad met elkaar gemaakt hebben. Daarnaast de contractuele verhoudingen tussen de afzonderlijke partijen (waaronder een inmiddels failliete aannemer).
(…)
4. Indien De Binnenstad niet voldoende zorgvuldig heeft gehandeld:
a. Kunt u aangeven welke maatregelen getroffen dienen te worden teneinde
de wateroverlast in/aan het pand [adres] 26 te verhelpen, voorzien van een kostenbegroting?
In productie 17 van 5 augustus 2014 wordt het plaatsen van een nieuwe betonnen kelderbak als oplossing aangedragen. Deskundige is van mening dat deze oplossing effectief is, maar meer verbetering levert dan alleen het oplossen van de gebreken / tekortkomingen aansluiting wand/vloer. Zoals reeds bij de beantwoording van vraag 2 is benoemd was de vloer en de tegenoverliggende wand bij nummer 27, deugdelijk. Vertoonde deze geen tekortkomingen die de primaire functievervulling in het geding bracht. Uit het vooropnamerapport van Clarc kan daarnaast geconcludeerd worden dat de kelder en fundering in goede staat verkeren.
De vochtproblemen ten gevolge van de werkzaamheden bij nr. 25 treden primair op, ter plaatse van de woningscheidende wand nr. 25/26 en de aansluiting daarvan op de keldervloer. Volgens deskundige gaat het daarom te ver om een gehele nieuwe kelderbak te maken in de bestaande situatie. De meest reële oplossing in deze situatie, dient te worden gezocht in het vervangen van de bestaande metselwerk kelderwand door een waterdichte betonnen wand (over de lengte van de wand 25/26 die een gedeelte doorloopt in de kopgevel en waterdicht aangesloten wordt op de
vloer en de kopgevels en een hoogte heeft tot ruim boven het waterpeil). Hiermee wordt recht gedaan aan het wegnemen van de oorzaak van het gebrek, zijnde een niet waterdichte aansluiting wand/vloerveld.
De kosten die met deze werkzaamheden gepaard gaan, zijn door mij geraamd op een bedrag van € 39.540,- inclusief btw. Binnen deze werkzaamheden vallen op hoofdlijn:
• Bronbemaling tijdens de werkzaamheden.
• Het tijdelijk onder stempelen van de metselwerk wand.
• Alle benodigde materialen.
• Waterdichte aansluiting wand vloer.
• Reparatiewerkzaamheden nadien.
Met deze maatregel komt vordering 2 te vervallen. Een vergoeding voor de ruimtederving in deze is wel op zijn plaats. De oppervlakte die bedorven wordt bij de voorgestelde oplossing is 1,5 m2. Namelijk 15 strekkende meter wand van 10 cm dik.
b. Kunt u de (overige) schade in/aan het pand [adres] 26 veroorzaakt door de wateroverlast begroten in het licht van de schadeposten die [eisers gezamenlijk] onder 3, 4 en 5 van haar vordering heeft opgevoerd?
Vordering 3
Bij de voorgestelde oplossing gepresenteerd bij vraag 4a van de rechtbank heeft deskundige de afwerking van de wandafwerking en vloeraansluiting meegenomen. Met betrekking tot vordering 3 zoals door [eisers gezamenlijk] opgevoerd merkt deskundige op dat dit de afwerking van een nieuwe kelderbak betreft. Hiervoor ziet deskundige geen redelijke grond. Daarom worden de kosten bij deze vordering op € 0,00 begroot.
Vordering 4
Het uitkeren van een schadevergoeding voor de gemaakte kosten is in de optiek van deskundige reëel. De opgevoerde kosten zijn ook redelijk gezien de situatie en zijn daarnaast marktconforme prijzen.
Vordering 5
Deskundige kan deze vordering van € 71 .226,88 vooralsnog onvoldoende herleiden.
Vraagt partij [eisers gezamenlijk] , zich hierover nader te motiveren. (…)”