Beoordeling
5. [eiseres] heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat GGN onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld het volgende aangevoerd. Vanaf 2012 heeft [eiseres] getracht inzicht te krijgen in de stand van zaken van de schulden en heeft zij GGN om informatie gevraagd. Uit het door GGN d.d. 15 april 2013 toegezonden overzicht kon zij niet opmaken welke verdeelsleutels en welke rente GGN had gehanteerd. Ook bleken bedragen te zijn afgeboekt voor een vordering waarvoor geen beslag was gelegd, zouden volgens het overzicht betalingen zijn verricht aan een bepaalde crediteur terwijl die zelf verklaarde niets te hebben ontvangen, bleek een deurwaarder die geen bedragen meer open had staan ten onrechte gelden van GGN te ontvangen en ontving een andere deurwaarder, die loonbeslag had gelegd en nog wel bedragen open had staan, juist geen betalingen. Zowel [eiseres] als haar werkgever hebben getracht meer informatie en duidelijkheid te krijgen, maar zij werden door GGN telkens afgesnauwd en weggezet als klagers. Toen haar werkgever het bericht van 30 juli 2014 ontving, op dat moment was er via de werkgever in totaal reeds € 82.583,41 aan GGN betaald, gingen zowel [eiseres] als haar werkgever er van uit dat alle schulden waren afbetaald. Echter korte tijd daarna kwam het bericht dat de werkgever onterecht de inhouding op het loon zou hebben gestaakt, omdat slechts het beslag van één crediteur, te weten [naam 1] , was opgeheven. Omdat er voor [naam 1] nooit loonbeslag was gelegd en kennelijk ook dit fout was gegaan, heeft [eiseres] ten einde raad haar advocaat mr. Tap ingeschakeld. Mr. Tap heeft GGN gevraagd om een juiste berekening, maar GGN volhardde in haar standpunt dat haar eerdere overzichten klopten. Omdat mr. Tap de wijze van berekening van de openstaande bedragen zoals weergegeven in de overzichten van GGN evenmin kon volgen, heeft hij een overzicht gemaakt op basis van de hem bekende gegevens. In deze berekening kwam hij tot een openstaande som van € 1.910,88 terwijl volgens GGN op 11 augustus 2014 nog een bedrag van € 19.693,23 openstond. In de maanden daarop weigerde GGN inhoudelijk op deze berekening in te gaan. Zij wilde geen openheid van zaken geven over de door haar gehanteerde wijze van berekenen en de daarbij gehanteerde bedragen en zij bleef verwijzen naar de door haar opgestelde overzichten. Voor [eiseres] was de gevraagde informatie van groot belang, omdat zij met hulp van haar werkgever tot een akkoord wilde komen met alle schuldeisers en omdat zij met die informatie kon beslissen om enkele kleine schuldeisers ineens te betalen, zodat daar niet iedere maand kosten voor zouden worden gemaakt. Hiervan was GGN op de hoogte. Vanwege de structurele weigering van GGN de benodigde informatie te verschaffen, heeft [eiseres] een kort geding procedure gestart. In deze procedure is GGN veroordeeld tot het maken van een nieuwe berekening met de door [eiseres] gevraagde informatie. Toen GGN niet binnen de door de rechtbank bepaalde termijn aan het vonnis voldeed, heeft [eiseres] de tweede kort geding dagvaarding uitgebracht, waarna uiteindelijk op 19 februari 2015 een definitieve en controleerbare berekening van GGN is ontvangen. Uit dit overzicht bleek dat de voorgaande overzichten onjuist waren, omdat het totaal openstaande bedrag € 13.918,24 was, terwijl dit volgens de eerdere opgave van 11 augustus 2014 nog € 19.693,23 bedroeg en er tussentijds geen betalingen hadden plaatsgevonden. Ook bleek uit dit overzicht dat alle vorderingen van alle crediteuren in de voorgaande overzichten van GGN onjuist waren weergegeven en dat de verdeling daardoor nooit op de juiste manier had plaatsgevonden. Door aldus te handelen heeft GGN haar verplichtingen terzake de verdeling van de gelden en informatieverstrekking geschonden, hetgeen onrechtmatig is jegens [eiseres] . Aldus steeds [eiseres] .
6. GGN heeft de door [eiseres] geschetste feitelijke gang van zaken, zoals hiervoor onder 5. weergegeven niet inhoudelijk betwist. Zij betwist wel dat haar handelen in strijd met de wet en regelgeving zou zijn. Zij heeft immers op verzoek van [eiseres] een overzicht gemaakt van de openstaande vorderingen, waarmee zij aan haar informatieplicht heeft voldaan. Volgens de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders voldeed dit overzicht aan de in redelijkheid te stellen eisen, zodat zij er ook op mocht vertrouwen dat haar overzichten deugdelijk waren. Uiteindelijk heeft zij op 19 februari 2015 een uitgebreide en juiste berekening aan [eiseres] verstrekt. Daarnaast heeft zij aan haar verplichting uit 478 Rv voldaan door zorg te dragen voor de inning en afdracht van de gelden. Zij heeft weliswaar het overzicht niet goed kunnen behouden, maar dit werd veroorzaakt door de grootte van deze verdeelzaak, het aantal crediteuren en doordat [eiseres] buiten GGN om met crediteuren ging onderhandelen. Aldus steeds GGN.
7. De eerste vraag die beantwoord dient te worden is of GGN haar verplichtingen terzake informatieverstrekking aan [eiseres] en de verdeling van de gelden heeft geschonden. Ten aanzien van de informatieplicht overweegt de kantonrechter als volgt.
8. Volgens de Verordening KBvG Normen voor kwaliteit dient de deurwaarder zorg te dragen voor eenduidige, volledige en juiste informatieverstrekking aan de justitiabele, dient de deurwaarder binnen het realiseren van zijn opdracht zorg te dragen voor minimalisatie van kosten voor de justitiabele, dient hij te streven naar optimale transparantie en duidelijkheid richting justitiabelen en garandeert hij een zorgvuldige en adequate behandeling van klachten aangaande zijn dienstverlening. Deze bepalingen geven expliciet weer welke zorgvuldigheid een deurwaarder dient te betrachten ten aanzien van de justitiabele en gelden dan ook ter bescherming van de justitiabele.
9. Zoals reeds hiervoor is overwogen heeft GGN de door [eiseres] geschetste feitelijke gang van zaken, zoals onder 5. weergegeven niet inhoudelijk betwist, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat [eiseres] vanaf 2012 heeft gepoogd informatie te verkrijgen over de stand van zaken van de openstaande schulden, hetgeen resulteerde in het overzicht van 15 april 2013. Nadere informatie over door haar ontdekte fouten en onduidelijkheden kreeg zij niet of onvoldoende, doordat GGN bleef verwijzen naar het verstrekte overzicht. Omdat [eiseres] kennelijk tegen een muur aan bleef lopen bij GGN heeft zij een klacht ingediend bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Nadat deze klachten ongegrond waren verklaard, bleef GGN bij haar standpunt dat haar overzicht voldeed. Vervolgens heeft [eiseres] , met bijstand van mr. Tap steeds concreter de inhoud van het overzicht betwist en heeft mr. Tap zelfs een compleet nieuwe berekening gemaakt die afweek van die van GGN en een verschil gaf van zo’n € 18.000,00 ten opzichte van het laatste overzicht van GGN van 11 augustus 2014. Toch bleef GGN volharden in haar standpunt dat haar overzichten juist waren. Dat zij zich daarin heeft vergist is gebleken uit haar overzicht van 19 februari 2015. Uit deze berekening bleek immers dat de schuld zo’n € 6.000,00 euro lager was dan zij eerder had berekend en dat, zoals onbetwist is gesteld, alle vorderingen van alle crediteuren in haar eerdere overzichten onjuist waren weergegeven.
10. Naar het oordeel van de kantonrechter is het uitgangspunt van GGN dat zij er gezien de beslissing van de Kamer van Gerechtsdeurwaarders gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat haar overzichten deugdelijk waren in zoverre juist dat zij er van uit mocht gaan dat de overzichten de door de Kamer toegepaste tuchtrechtelijke toets doorstonden. De Kamer heeft de overzichten echter niet inhoudelijk getoetst en heeft ook geen uitspraak gedaan over de inhoud van de overzichten, zodat GGN er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat haar overzichten inhoudelijk in orde waren. [eiseres] heeft in ieder geval vanaf 15 april 2013 concrete aanwijzingen gehad dat er fouten waren gemaakt door GGN. Zij is deze fouten steeds concreter gaan communiceren met GGN. Mr. Tap heeft op 16 oktober 2014 zelfs een compleet nieuwe berekening gemaakt en ondanks alle aanwijzingen dat GGN fouten zou hebben gemaakt, heeft zij geen inzicht willen geven in de door haar gehanteerde wijze van berekenen en verdelen. Door zo langdurig en hardnekkig te weigeren informatie en helderheid te verschaffen heeft GGN de geldende zorgvuldigheidsnormen dat een deurwaarder eenduidige, volledige en juiste informatie dient te verstrekken aan de justitiabele, dat hij transparant en duidelijk dient te zijn, eenvoudig bereikbaar, toegankelijk en benaderbaar en klachten zorgvuldig en adequaat dient af te handelen overschreden. Zoals reeds overwogen strekken deze normen ter bescherming van de justitiabele, zodat de overschrijding van deze normen als onrechtmatig handelen jegens [eiseres] kwalificeert.
11. Dan dient de vraag te worden beantwoord of dit handelen is toe te rekenen aan GGN B.V., aan [gedaagde 1] of aan beiden. GGN betwist dat [gedaagde 1] aansprakelijk is, omdat zij slechts beslag heeft gelegd, de inning en afdracht heeft afgehandeld en geen andere handelingen heeft verricht, waaruit schade kan zijn voortgevloeid. GGN betwist eveneens dat GGN B.V. aansprakelijk is, omdat het leggen van executoriaal derdenbeslag een ambtshandeling is die de deurwaarder verricht in zijn hoedanigheid van openbaar ambtenaar en verbonden is aan de persoon van de deurwaarder en niet het samenwerkingsverband waarbinnen die deurwaarder werkzaam is. Aldus steeds GGN.
12. Als deurwaarder die het oudste beslag had gelegd diende [gedaagde 1] ex artikel 478 Rv zorg te dragen voor de inning van de gelden en de afdracht aan de andere beslagleggers, hetgeen ook is gedaan. Dat de uitvoering van de daarmee samenhangende taken niet geheel door haar zijn verricht, maar ook door andere medewerkers van GGN B.V. neemt niet weg dat dit onder haar verantwoordelijkheid valt, zodat de onrechtmatige handelingen aan [gedaagde 1] toe te rekenen zijn. Nu de fouten zijn begaan in het kader van de uitoefening van haar werk als ondergeschikte bij GGN B.V., vloeit reeds daar uit voort dat GGN B.V. eveneens aansprakelijk is jegens [eiseres] op grond van artikel 6:170 BW, nog daargelaten dat niet alleen [gedaagde 1] de verweten handelingen heeft verricht, maar ook andere medewerkers bij GGN.
13. Dan dient de schade te worden bepaald en in hoeverre deze schade aan GGN toe te rekenen is. [eiseres] vordert onder II de kosten voor het inschakelen van haar advocaat op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 1 onder b BW, namelijk als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. GGN betwist dat deze bepaling van toepassing is, subsidiair dat [eiseres] schade heeft geleden en meer subsidiair de hoogte daarvan. Hiertoe voert GGN aan dat niet is gebleken dat [eiseres] deze kosten werkelijk heeft gemaakt, dat als die kosten al zijn gemaakt deze veel te ruim zijn gerekend en dat deze nodeloos zijn gemaakt. [eiseres] beschikte immers over alle gegevens en had zelf een berekening kunnen maken. Ook had zij zelf eerder schadebeperkend moeten optreden door geld van haar werkgever te lenen, voordat de beslagen werden gelegd. Aldus steeds GGN.
14. In tegenstelling tot hetgeen GGN aanvoert, is de kantonrechter van oordeel dat de kosten van rechtsbijstand, in beginsel, niet nodeloos zijn gemaakt. [eiseres] heeft vanaf 2012 gepoogd zelf, met hulp van haar werkgever, de informatie boven water te krijgen, maar toen dat niet lukte heeft zij pas in augustus 2014 mr. Tap ingeschakeld. Vervolgens heeft mr. Tap geprobeerd de informatie te verkrijgen en toen dat niet lukte heeft hij een berekening gemaakt. Gesteld noch gebleken is dat GGN inhoudelijk naar die berekening heeft gekeken, zij bleef daarentegen verwijzen naar haar eerdere overzichten. Vervolgens heeft er een kort geding procedure plaatsgevonden, waarin GGN is veroordeeld tot het verstrekken van de gevraagde informatie. Daarna moest er zelfs nog een tweede kort geding dagvaarding aan te pas komen, voordat GGN bereid was de gevraagde informatie te verstrekken. Hieruit concludeert de kantonrechter dat al deze stappen kennelijk nodig zijn geweest om GGN zover te krijgen de informatie te verstrekken.
15. Ook het verweer dat [eiseres] kosten had kunnen besparen door zelf de berekening te maken faalt. Zoals GGN zelf aangeeft is het maken van een berekening in een zaak als deze een ingewikkelde en tijdrovende klus, waarbij iedere keer als er geld wordt ontvangen dit over de betreffende zaken moet worden verdeeld en ingeboekt en waarbij de rangregeling/verdeelsleutel moet worden aangepast als het aantal crediteuren wijzigde. Uit het overzicht van GGN van 19 februari 2015 blijkt voorts dat GGN zelf meermalen een onjuiste berekening heeft gemaakt terwijl juist zij daarin gespecialiseerd is. Van [eiseres] kan derhalve niet worden verwacht dat zij in staat is zelf een dergelijke berekening te maken, nog daargelaten dat zij niet over dezelfde informatie beschikte als GGN.
16. Dan komt de vraag aan de orde welk deel van de gevorderde kosten voor vergoeding in aanmerking komen. [eiseres] heeft ter onderbouwing van de gevorderde schade als productie 13 bij dagvaarding een urenspecificatie overgelegd van de door Mr. Tap verrichte werkzaamheden.
17. Voor wat betreft de uren zoals gespecificeerd over de periode van 26 augustus 2014 tot en met 3 december 2014, in totaal 20,4 uren, geldt als uitgangspunt dat redelijke kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW voor vergoeding in aanmerking komen. Het niet-alledaagse karakter en de complexiteit van de zaak rechtvaardigen dat [eiseres] in die periode juridische kosten maakte om de aansprakelijkheid van GGN te doen vaststellen. GGN voert aan dat 8 uur voor het maken van een berekening veel te hoog is, dat deze bovendien uiteindelijk door GGN is gemaakt en dat het jurisprudentieonderzoek van 108 minuten niet nodig is voor het maken van een berekening. [eiseres] heeft hier tegen in gebracht dat het een enorm uitgebreide en ingewikkelde berekening betrof, dat die op basis van gebrekkige informatie moest worden gemaakt, zonder de specifiek hiervoor ontwikkelde software en in werkelijkheid nog veel meer tijd had gevergd dan de in de specificatie opgevoerde uren. Het jurisprudentieonderzoek betrof het zoeken naar vergelijkbare zaken, die helaas zijn niet gevonden, aldus [eiseres] .
18. De tijd die is besteed aan overleg en correspondentie met cliënt en GGN, het maken van de berekening en het jurisprudentieonderzoek komen de kantonrechter redelijk voor. GGN heeft immers zelf verklaard dat een verdeelzaak als de onderhavige – kort gezegd – ingewikkeld en tijdrovend is, vanwege de vele crediteuren die op verschillende momenten worden toegevoegd of juist weer afvallen, wat weer van invloed is op de verdeelsleutel. Ook de tijd besteed aan het jurisprudentieonderzoek en aan overleg en correspondentie met cliënt en met GGN komen de kantonrechter redelijk voor, zodat de uren zoals gespecificeerd over de periode van 26 augustus 2014 tot en met 3 december 2014, in totaal 20,4 uren voor vergoeding in aanmerking komen. Het verweer dat [eiseres] eerder schadebeperkend had dienen op te treden faalt voor zover het ziet op de kosten over deze periode, nu [eiseres] (zoals reeds onder 14 is overwogen) lange tijd heeft getracht zelf de informatie boven water te krijgen, maar juist door de houding van GGN genoodzaakt was deze kosten te maken.
19. De uren over de periode 4 december 2014 toten met 23 december 2014, in totaal ruim 25 uren, heeft [eiseres] buiten beschouwing gelaten, nu deze zijn verdisconteerd in de proceskostenveroordeling in het vonnis in kort geding van 22 december 2014.
20. Vervolgens heeft mr. Tap gedurende de periode 9 januari 2015 tot en met 28 september 2015 ruim 53 uur (3186 minuten) aan de zaak besteed alvorens tot dagvaarding in de onderhavige procedure is overgegaan.
21. GGN voert hier tegen aan dat de kosten in de periode 9 januari 2015 tot 19 februari 2015 onder de nakosten vallen ex artikel 237 lid 4 Rv en dat de rechtbank onbevoegd is daarover te oordelen nu de rechter die het vonnis heeft gewezen die kosten dient te begroten. Subsidiair bestaat maximaal recht op een bedrag aan nakosten conform geliquideerd tarief. Bovendien had [eiseres] GGN, op grond van het vonnis van 22 december 2014, tot 22 januari 2014 de tijd dienen te geven om de berekening te maken. De werkzaamheden verricht tussen 9 januari 2015 en 22 januari 2015 dienen dan ook voor rekening van [eiseres] te blijven. Voor het opstellen van de tweede kort geding dagvaarding op 13 februari 2015 wordt 240 minuten gerekend, terwijl deze dagvaarding grotendeels gelijk is aan de eerste dagvaarding. Bovendien vallen deze kosten onder artikel 241 Rv. Op 16 februari 2015 wordt in totaal 240 minuten opgevoerd voor dossierstudie en opstellen dagvaarding, terwijl mr. Tap het dossier inmiddels al lang kende. Op 17 februari 2015 rekent [eiseres] 150 minuten voor het maken van een berekening, terwijl die berekening juist door GGN is opgesteld op 19 februari 2015. De uren na 19 februari 2015 komen niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat op dat moment een deugdelijke berekening was verstrekt, zodat die uren geen betrekking hebben op het handelen van GGN. Bovendien zijn ook deze uren veel te ruim gerekend. Aldus steeds GGN.
22. [eiseres] heeft in reactie hierop het volgende gesteld. De opgevoerde kosten vallen niet onder artikel 241 Rv, nu het na de tweede dagvaarding niet tot een procedure is gekomen. Deze handelingen waren wel nodig om GGN zover te krijgen de berekening op te stellen. Daarnaast stelt zij dat zij op 13 februari 2015 de eerste berekening van GGN ontving, dat zij deze heeft bestudeerd, dat zij op 17 februari 2015 inhoudelijke vragen aan GGN heeft gesteld en dat daarop in de berekening van 19 februari 2015 aanpassingen zijn doorgevoerd. Na 19 februari 2015 heeft zij de berekeningen moeten controleren en vaststellen of hiermee aan het vonnis was voldaan. Omdat bleek dat met geen van de crediteuren was afgerekend conform de berekening, moest zij eerst met GGN regelen dat zij conform de berekening de betalingen verrichte, waarna [eiseres] met de crediteuren het restant kon afwikkelen. Ook die werkzaamheden waren een direct gevolg van de tekortkoming van GGN. Aldus steeds [eiseres] .
23. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] , gezien het verweer, onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld dat GGN de opgevoerde kosten voor de werkzaamheden tussen 9 januari 2015 tot en met 20 januari 2015 op grond van artikel 6:96 lid 1 sub b BW verschuldigd zou zijn. GGN had immers bij vonnis van 22 december 2014 een termijn van 4 weken gekregen voor het verstrekken van de berekening, zodat de werkzaamheden in die periode voor eigen rekening dienen te blijven.
24. Het verweer van GGN dat alle kosten opgevoerd tussen 26 januari 2015 en 19 februari 2015 gelden als nakosten faalt. Onder nakosten moet immers worden verstaan de werkzaamheden die worden verricht om na het vonnis met de wederpartij tot overeenstemming te komen of om een deurwaarder te instrueren. De door [eiseres] opgevoerde kosten gaan veel verder. In de specificatie is immers te lezen dat het naast correspondentie en overleg ook ziet op het opstellen van een tweede kortgeding dagvaarding, het bestuderen van het dossier en rekenkundige werkzaamheden. Zoals [eiseres] stelt is GGN op 19 februari 2015, na lang aandringen en onder dreiging van een tweede kort geding procedure over de brug gekomen met de juiste berekening. Kennelijk waren deze handeling nodig om GGN in beweging te krijgen, zodat ook deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Deze posten vallen niet onder 241 Rv, nu het immers niet tot een tweede procedure in kort geding is gekomen. Nu GGN enkele posten inhoudelijk heeft betwist en [eiseres] in reactie op dit verweer deze posten slechts ten dele nader heeft toegelicht, is de kantonrechter van oordeel dat de opgevoerde posten tot een duur van 11 uren als redelijk kunnen worden beschouwd, zodat deze voor vergoeding in aanmerking komen.
25. Ten aanzien van de posten opgevoerd na 19 februari 2015 heeft [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter gezien het verweer van GGN en het gegeven dat op dat moment een juiste berekening was ontvangen onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die leiden tot de conclusie dat de opgevoerde werkzaamheden kosten betreffen die vallen onder de reikwijdte van artikel 6:96 lid 1 sub b BW. Deze posten zullen derhalve worden afgewezen.
26. Vorenstaande leidt tot de conclusie dat ten aanzien van de vordering onder II in totaal 20,4 + 11 uren = 31,4 uren voor vergoeding in aanmerking komen. Het door mr. Tap gehanteerde tarief bedraagt € 225,00 per uur, aldus [eiseres] . GGN heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat [eiseres] dit uurtarief dient te voldoen, zodat een bedrag van € 225,00 x 31,40 uren = € 7.065,00 voor toewijzing gereed ligt.
27. [eiseres] vordert voorts onder III een bedrag van € 3.747,98, subsidiair € 2.747,98 aan onterecht in rekening gebrachte verdelingskosten. De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende is gesteld, en niet is gebleken, dat GGN zodanig structureel ernstig tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen ten aanzien van de inning en verdeling van de gelden, dat geen recht zou bestaan op de wettelijk vastgestelde vergoeding daarvoor. Dit leidt er toe dat de gevorderde verklaring voor recht dat GGN tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit artikel 478 Rv en verder zal worden afgewezen, evenals de vordering onder III.
28. Het verweer dat [eiseres] eigen schuld heeft aan het oplopen van de gestelde schade voor zover dit ziet op de verdelingskosten, behoeft gezien de onder 27 weergegeven beslissing geen bespreking meer.
29. De vordering tot betaling van de onder IV vermelde immateriële schadevergoeding is ter gelegenheid van de comparitie van partijen ingetrokken, zodat dit deel van de vordering geen behandeling meer behoeft.
30. De gevorderde wettelijke rente zal als onbetwist worden toegewezen.
31. Bij deze uitkomst van de procedure zal GGN als de deels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] .