8.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in de periode van 13 maart 2015 tot en met 3 november 2015 van tweeëntwintig meest hoogbejaarde slachtoffers de pincode afhandig gemaakt door middel van het gebruik van een zogenaamde babbeltruc. Verdachte heeft zich daarbij uitgegeven als pakketbezorger en heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij in die hoedanigheid van de slachtoffers wist te winnen. Met een listig verhaal heeft hij de slachtoffers daarbij bewogen tot het afgeven van de pincode van hun bankpas, welke bankpas ook tijdens de babbeltruc ontvreemd werd. Vervolgens zijn de meeste slachtoffers (eenentwintig in totaal) kort erna ook door verdachte bestolen, doordat hij met de ontvreemde bankpassen en verkregen pincodes (aanzienlijke) bedragen van hun bankrekening heeft opgenomen, waardoor verdachte zich tevens heeft schuldig gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel. Dit zijn op zichzelf reeds ernstige feiten, die naast (financiële) schade vaak veel overlast en gevoelens van onmacht bij de gedupeerden teweeg brengen. Daarbij komt dat verdachte bij het plegen van deze feiten kennelijk doelbewust, stelselmatig, en op doordachte wijze ouderen, behorend tot een bijzonder kwetsbare doelgroep, als slachtoffer heeft uitgekozen. Verdachte heeft hierbij slechts uit eigen financieel gewin gehandeld, zonder zich te bekommeren om de uitwerking van zijn handelen op – juist – deze slachtoffers. Uit het verhandelde ter terechtzitting en de door verschillende slachtoffers ingevulde schadeformulieren volgt dat verdachte door zijn handelen het vertrouwen van de slachtoffers in de medemens, van wie ouderen in toenemende mate afhankelijk zijn, in ernstige mate heeft geschaad. Tevens neemt de rechtbank in beschouwing dat de oplichting bij de slachtoffers thuis heeft plaatsgevonden, waardoor verdachte bij de slachtoffers het gevoel van veiligheid in en rond hun huis ernstig heeft aangetast. Feiten als deze worden aangeduid als ‘high impact crimes’ vanwege het gegeven dat ze tot ergernis en verontwaardiging in de samenleving leiden en tot grote onrust onder ouderen in het algemeen, maar zeker bij de slachtoffers in het bijzonder, nu meerdere van hen enorm overstuur waren bij het doen van hun aangifte en een van hen zelfs is opgenomen met een psychose, kennelijk het gevolg van het handelen van verdachte.
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
28 juni 2016 eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld, hetgeen de rechtbank in haar beoordeling betrekt. Kennelijk is bij verdachte het onwenselijke van zijn handelen nog niet doorgedrongen.
Gelet op de ernst van de feiten, de duur van de feiten, die zich in ieder geval over de periode van maart tot en met november 2015 heeft uitgestrekt, de rol die verdachte daarbij verweten wordt en de mate van veronachtzaming van de belangen van de slachtoffers door verdachte, komt alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1 1.00 STK Ring
zilveren ring 5083215
2 1.00 STK Ring
zilveren ring 5083216
3 1.00 STK Armband
parelarmband 5083217
4 1.00 STK Horloge
5083218
32 1.00 STK Doos
ROYAUMS
5083219; lege schoenendoos
33 1.00 STK Beker
glazen drinkbeker
34 1.00 STK Verpakkingsmateriaal
5069220
35 1.00 STK Verpakkingsmateriaal
5069221
36 1.00 STK Pas
37 1.00 STK Bankpas
ING
5084455 op naam van [naam]
38 1.00 STK Bankpas
ING
5084496 op naam van [persoon 17]
39 1.00 STK Bankpas
ING
5086679 op naam van [persoon 33]
40 1.00 STK Bankpas
41 1.00 STK Bankpas
ING
5067872 op naam van [persoon 34]
42 1.00 STK Navigator K1:zwart
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De inbeslaggenomen voorwerpen onder 1, 2, 3 en 4 dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Verbeurdverklaring
De voorwerpen onder 32, 33, 34, 35 en 42 behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die voorwerpen het onder 1 en/of 2 bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Teruggave
De inbeslaggenomen voorwerpen onder 36, 37, 38, 39, 40 en 41 dienen te worden teruggegeven aan de uitkerende instantie.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [persoon 27]
De benadeelde partij [persoon 27] vordert € 170,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Voorts levert de behandeling van de materiële schadevergoeding – naar het oordeel van de rechtbank – niet een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering voldoende concreet is onderbouwd met een rekeningafschrift. De vordering zal daarom in zijn geheel worden toegewezen, te weten een bedrag van
€ 170,00(honderdzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 27] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 170,00 (honderdzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [persoon 12]
De benadeelde partij [persoon 12] vordert € 150,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Voorts levert de behandeling van de materiële schadevergoeding – naar het oordeel van de rechtbank – niet een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering voldoende concreet is onderbouwd met een rekeningafschrift. De vordering zal daarom in zijn geheel worden toegewezen, te weten een bedrag van
€ 150,00(honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 12] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 150,00 (honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [persoon 15]
De benadeelde partij [persoon 15] vordert in totaal € 1.150,00, bestaande uit
€ 150,00 aan materiële schadevergoeding en € 1.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde rechtstreekse schade is toegebracht. De behandeling van de materiële schadevergoeding levert – naar het oordeel van de rechtbank – niet een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering voldoende concreet is onderbouwd met een rekeningafschrift. De materiële schadevergoeding zal derhalve voor het bedrag van € 150,00 worden toegewezen.
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 500,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering zal daarom in totaal worden toegewezen voor het bedrag van
€ 650,00(zeshonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 15] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 en 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 650,00 (zeshonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [persoon 30]
De benadeelde partij [persoon 30] vordert € 150,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Voorts levert de behandeling van de materiële schadevergoeding – naar het oordeel van de rechtbank – niet een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering voldoende concreet is onderbouwd met een rekeningafschrift. De vordering zal daarom in zijn geheel worden toegewezen, te weten een bedrag van
€ 150,00(honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 30] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 150,00 (honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [persoon 24]
De benadeelde partij [persoon 24] vordert € 150,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Voorts levert de behandeling van de materiële schadevergoeding – naar het oordeel van de rechtbank – niet een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering voldoende concreet is onderbouwd met een rekeningafschrift. De vordering zal daarom in zijn geheel worden toegewezen, te weten een bedrag van
€ 150,00(honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 24] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 150,00 (honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [persoon 31]
De benadeelde partij [persoon 31] vordert € 1.250,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Voorts levert de behandeling van de materiële schadevergoeding – naar het oordeel van de rechtbank – niet een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering voldoende concreet is onderbouwd met een rekeningafschrift. De vordering zal daarom in zijn geheel worden toegewezen, te weten een bedrag van
€ 1.250,00(twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 31] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij ING Bank N.V.
De benadeelde partij ING Bank N.V. vordert € 25.646,19 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Voorts levert de behandeling van de materiële schadevergoeding – naar het oordeel van de rechtbank – niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat alleen de bedragen voor vergoeding in aanmerking komen in de zaken waarin de slachtoffers een ING-rekening hadden. Van dit bedrag moet het eigen risico van de ING-klanten nog worden afgetrokken. De rechtbank acht het voorts aannemelijk dat de ING Bank onderzoekskosten heeft gemaakt. De vordering zal derhalve voor het bedrag van € 17.010,79 worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering zal kortom voor het bedrag van € 17.010,79 (zeventienduizendentien euro en negenenzeventig cent) worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag van de algehele voldoening.