ECLI:NL:RBAMS:2016:6166

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
13/659143-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in verband met overlijden verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de rechtbank Amsterdam, is de verdachte, geboren in 1961, op 14 februari 2016 overleden. De rechtbank heeft op 26 september 2016 uitspraak gedaan naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 september 2016. De officier van justitie, mr. A.M.H.G. Peters, heeft verzocht om niet-ontvankelijkheid van de vervolging, gezien het overlijden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, het recht tot strafvervolging vervalt bij de dood van de verdachte. Dit betekent dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vervolging. De rechtbank heeft deze vordering van de officier van justitie gehonoreerd en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. J.M. Sodderland, en is openbaar gemaakt op de zitting van 26 september 2016.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/659143-15
Datum uitspraak: 26 september 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
laatstelijk ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
12 september 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters die ertoe strekt dat de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in de vervolging, in verband met het overlijden van verdachte.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
ten aanzien van feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 27 september 2014 tot en met 1 oktober 2014 te [plaats] , gemeente [naam] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [persoon 1] opzettelijk en/of met voorbedachten rade
op (thans nog) onbekende wijze van het leven heeft beroofd;
ten aanzien van feit 2:
hij op of omstreeks 3 oktober 2014 te [plaats] , gemeente [naam] , opzettelijk aanwezig heeft gehad 4778 pillen XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Uit de stukken die zich in het dossier bevinden blijkt dat verdachte op 14 februari 2016 is overleden. Ingevolge artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht vervalt het recht tot strafvervolging door de dood van de verdachte. Het Openbaar Ministerie dient dan ook – overeenkomstig de vordering van de officier van justitie – niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.Beslissing

De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Wieland, voorzitter,
mrs. D.J. Cohen Tervaert en T.T. Hylkema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Sodderland, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 september 2016.