4.3Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
In de periode 1 maart 2015 tot en met 9 april 2015 werden in verschillende (senioren)flats in Amstelveen afbeeldingen van hakenkruizen aangetroffen die met een zwarte stift of marker waren aangebracht in de liften. Ook is in die periode een enkele maal een met een rode marker of stift gezet hakenkruis aangetroffen in het trappenhuis van een van die flats. De hakenkruizen waren al dan niet aangebracht in combinatie met een cirkel met daarin de letters ww en wp, dan wel met bijgeschreven de letters SS en/of het woord ‘jood’. Verdachte, die in de desbetreffende flats op regelmatige basis medicijnen bezorgde, kwam bij onderzoek door de beheerders van de serviceflats in beeld als mogelijke dader.
Mede naar aanleiding hiervan heeft de politie besloten een actie op te starten om de dader op heterdaad aan te houden. Op 9 april 2016 is verdachte door twee verbalisanten, [verbalisant] en [verbalisant 1] , gevolgd terwijl hij een bezorgronde deed. In de serviceflat [flat 10] aan de [flat 2] ontdekte verbalisant [verbalisant 1] een groot hakenkruis in een lift waar verdachte net was uitgestapt terwijl de lift volgens deze verbalisant kort daarvoor nog schoon was. Bij zijn aanhouding direct daarna werd bij verdachte een zwarte marker aangetroffen. Na zijn aanhouding ontkende verdachte tegenover de politie aanvankelijk dat hij de afbeeldingen had geplaatst, maar tijdens hetzelfde verhoor bekende verdachte het hakenkruis in de flat [flat 10] te hebben gezet. Vervolgens bekende hij ook verschillende afbeeldingen van hakenkruizen en SS-tekens in andere flats te hebben aangebracht, te weten aan de [flat 3] , [flat 8] , de [flat 4] 21, de [flat 5] en de [flat 6] . Verdachte verklaarde desgevraagd dat de letters ww en wp voor ‘world white’ en ‘white power’ staan, dat hij een beetje een hekel aan donkere mensen heeft en dat hij tegen buitenlanders is. Verdachte ontkende echter het woord ‘jood’ te hebben geplaatst en afbeeldingen te hebben aangebracht met een rode stift of marker.
Ter terechtzitting van de politierechter op 30 juni 2015 (waarna de zaak op 31 augustus 2016 is verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank) veranderde de verdachte wederom zijn proceshouding en ontkende opnieuw alle tenlastegelegde feiten. Verdachte stelt sindsdien dat hij een bekentenis heeft afgelegd omdat hij bang was, gelet op uitlatingen daarover van de hem verhorende verbalisanten, om (twee weken) langer in voorarrest te moeten verblijven.
Aan de orde is de vraag of er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte de afbeeldingen op de verschillende in de tenlastelegging genoemde flatgebouwen heeft aangebracht.
Hierbij staat allereerst centraal het antwoord op de vraag welke waarde dient te worden toegekend aan de bekennende verklaring van verdachte bij de politie op 9 april 2015, een verklaring die verdachte nadien weer heeft ingetrokken. De rechtbank is van oordeel dat de bekennende verklaring van verdachte een authentieke indruk maakt. Verdachte antwoordt specifiek en soms in detail op de vragen van de verbalisanten. Bovendien heeft verdachte op een open vraag geantwoord dat hij ook het SS-teken heeft geplaatst. Ook heeft verdachte verklaard dat hij minimaal 20 keer een hakenkruis heeft aangebracht en daarbij altijd een zwarte stift heeft gebruikt.
Zoals hiervoor is vermeld, heeft verdachte naast de bekentenissen ook een aantal specifieke onderdelen van de beschuldiging juist ontkend, te weten het plaatsen van het woord ‘jood’ en het tekenen met een roodkleurige marker/stift en het plaatsen van afbeeldingen op de muren van het centrale trappenhuis in de flat aan de [flat 4] . Deze ontkenningen van verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank moeilijk te verenigen met zijn stelling dat hij met de politie heeft meegepraat om zo snel mogelijk weer op vrije voeten te komen.
Van belang is voorts dat verdachte tijdens het verhoor bij de politie desgevraagd een hakenkruis heeft getekend, waarvan de rechtbank vaststelt dat die qua ontwerp en wijze van tekenen kenmerkende overeenkomsten vertoont met een aantal afbeeldingen aangetroffen in de liften van de in de tenlastelegging genoemde flatgebouwen in Amstelveen, waar hij medicijnen bezorgde.
De verklaring van verdachte dat hij in de flat [flat 10] met drie andere personen in de lift stond en dat zij toen al met elkaar spraken over een afbeelding van een hakenkruis in de lift, is niet bevestigd, ondanks dat verdachte een aantal van deze personen naar eigen zeggen (bij naam en hun adres) kent.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gezien al het vorenstaande, niet aannemelijk geworden dat de verklaring van verdachte bij de politie op 9 april 2015 door ontoelaatbare druk tot stand is gekomen dan wel dat aan deze verklaring anderszins gebreken kleven. De rechtbank verwerpt daarom het daarop betrekking hebbende verweer van de verdediging en zal deze verklaring van verdachte voor het bewijs gebruiken.
Proces-verbaal van observatie
Voorts zal de rechtbank het proces-verbaal van bevindingen betreffende de observatie van verbalisanten op 9 april 2015 (pag. 01 e.v.) als bewijsmiddel gebruiken. Het verweer van de verdediging om dit proces-verbaal buiten beschouwing te laten omdat daar – kort gezegd – onjuistheden in staan, wordt verworpen.
[flat 2] , [flat 3] , [flat 4] , [flat 5] en [flat 6]
Verdachte heeft op 9 april 2015 bekend afbeeldingen te hebben geplaatst in de flatgebouwen [flat 2] , [flat 3] , [flat 4] , [flat 5] en [flat 6] . Deze bekentenissen vinden alle steun in een of meer bewijsmiddelen, te weten de aangiften, foto’s van de afbeeldingen en de bevindingen van de politie.
De verdediging heeft aangevoerd dat het technisch onmogelijk is via een zogeheten buitenmelding de beide liften van de serviceflat op de [flat 2] ( [flat 10] ) gelijktijdig naar de begane grond te laten komen. De verdediging verwijst onder meer naar een e-mailbericht van het bedrijf Otis. De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] in het proces-verbaal van 9 april 2015 dat zij beide liften naar beneden heeft laten komen (en toen zag dat in de liften geen hakenkruis was aangebracht), kunnen daarom niet juist zijn.
De rechtbank overweegt dat in het proces-verbaal van 9 april 2015 niet te lezen valt dat de twee liften, terwijl de verbalisant deze inspecteerde, gelijktijdig op de begane grond stonden. Tijdens haar verhoor als getuige bij de rechter-commissaris op 14 september 2015 heeft zij verklaard dat het secondewerk was tussen de inspectie van de eerste en tweede lift. Dit hoeft evenwel niet noodzakelijkerwijs in te houden dat de liften zich gelijktijdig op de begane grond bevonden. Reeds hierom wijst de rechtbank het verzoek om de zaak aan te houden en een liftdeskundige te benoemen af.
De verklaring van verdachte dat hij in die flat boven is geweest, in de lift te heeft gestaan en bij een klant is geweest in welk verband hij spontaan de naam van een flatbewoonster op nummer [huisnummer] noemt, bezien tezamen met de waarneming van verbalisant [verbalisant 1] die verdachte uit de rechterlift zag stappen en in die lift een groot hakenkruis op de zijwand afgebeeld zag staan, maken dat bewezen kan worden dat verdachte het hakenkruis in deze flat heeft geplaatst.
[flat 8]
Ten aanzien van de hakenkruizen in de serviceflat de [flat 8] heeft verdachte op de vraag van de verbalisant of hij op 8 april 2015 de twee afbeeldingen in de lift van die flat heeft geplaatst verklaard: “ja kan” . Deze verklaring van verdachte, gezien in samenhang met de korte tijdspanne tussen het waarnemen door de verbalisant van een schone lift en de bekladde lift, en de omstandigheid dat op de camerabeelden geen andere persoon te zien is die in de tussentijd van de lift gebruik maakte, acht de rechtbank ook dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen.
[flat]
Met betrekking tot het hakenkruis in de lift in de serviceflat [flat] is de rechtbank van oordeel dat voldoende bewijs voorhanden is voor het oordeel dat verdachte ook deze afbeelding heeft geplaatst.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gezien dat verdachte op 9 april 2015 in dit flatgebouw omstreeks 14:08 uur richting het belpaneel van de serviceflat liep en aanbelde. Nadat de deur werd geopend, zag deze verbalisant dat verdachte de lift instapte en naar de elfde etage ging. Volgens verbalisant [verbalisant 1] was de lift op dat moment schoon. Na enige tijd zag zij dat verdachte uit de lift kwam en naar zijn voertuig liep. Betreffende verbalisant kon op dat moment niet zien of een hakenkruis was aangebracht omdat haar zicht geblokkeerd was. Getuige [getuige 2] (lid van de bewonerscommissie van de betreffende flat) heeft verklaard dat er die dag om 14:00 uur is schoongemaakt (de rechtbank begrijpt: de liften). Hij heeft de vaste schoonmakers gesproken en die verklaarden dat tijdens het schoonmaken geen hakenkruis in de lift aanwezig was. Zij waren om ongeveer 14:15 klaar met het schoonmaakwerk. Het plaatsen van het hakenkruis moet dus daarna zijn gebeurd, aldus de heer [getuige 2] .
Verdachte heeft na ‘enige tijd’ na 14:08 de flat weer verlaten. Het is naar het oordeel van de rechtbank dus goed mogelijk dat hij zeer korte tijd nadat de schoonmakers hun werk hadden afgerond het hakenkruis heeft aangebracht. De schoonmakers waren immers om ‘ongeveer 14:15’ klaar hetgeen ook kan betekenen dat zij enkele minuten eerder met hun werk klaar waren. In deze tijdspanne ziet de rechtbank in ieder geval geen beletsel om aan te nemen dat het niet verdáchte kan zijn geweest die het hakenkruis heeft aangebracht. Verder geldt dat verdachte op de zitting van 31 augustus 2016, anders dan ter zitting van 30 juni 2015 van de politierechter, heeft verklaard dat hij bij de flat [flat] is geweest. Voor het bewijs dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor het aanbrengen van het hakenkruis acht de rechtbank tenslotte van belang de eerdergenoemde kenmerkende overeenkomsten tussen de daar in de lift aangetroffen afbeelding met de door verdachte op verzoek van de politie getekende hakenkruis en het feit dat verdachte op de betreffende dag is aangehouden met een zwarte markerstift in zijn bezit.
De verklaring van verdachte ter zitting op 31 augustus 2016 dat hij niet in de flat is geweest maar alleen een pakket in de brievenbus van de flat de [flat] heeft gestopt, schuift de rechtbank terzijde nu dit niet strookt met de waarneming van verbalisant [verbalisant 1] dat zij verdachte de lift naar de 11e verdieping zag nemen.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde bewijsmiddelen het oordeel dat verdachte verantwoordelijk is voor het plaatsen van een hakenkruis op 9 april 2015 in de serviceflat de [flat] zelfstandig kunnen dragen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om aan te nemen dat de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant 1] hun bevindingen aangaande de [flat] mogelijk hebben verwisseld met hun bevindingen omtrent de flat [flat 9] . Het verzoek van de verdediging tot het horen van mevrouw [getuige] , bewoonster van de flat [flat 9] en 'patiënt‘ van de apotheek van mevrouw [getuige 1] , en mevrouw [getuige 1] wordt daarom afgewezen.
[flat 1]
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is dat verdachte de hakenkruizen in het flatgebouw [flat 1] heeft gezet. De hakenkruizen zijn gezien de aangifte van de heer [naam] allen geplaatst op het plafond van de lift en niet, zoals de andere in de tenlastelegging bedoelde kruizen, geplaatst op de zijwanden van de lift. Bovendien acht de rechtbank de genoemde grote tijdspanne in de aangifte - van 2 april tot en met 9 april - zodanig ruim dat een andere dader of daders dan verdachte niet valt uit te sluiten. Ten slotte is verdachte niet over deze afbeeldingen gehoord. De rechtbank spreekt verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.
[flat 7]
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aanbrengen van een beledigende afbeelding in het flatgebouw aan de [flat 7] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Nu de rechtbank bewezen acht dat verdachte degene is die de afbeeldingen zoals onder 1 bewezen verklaard, heeft geplaatst, acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte daarmee de liften toebehorende aan [benadeelde] , [benadeelde 2] , en [benadeelde 3] heeft beschadigd.
Bij gebrek aan bewijs zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de beschadiging van de lift(en) toebehorende aan [benadeelde 1] .