ECLI:NL:RBAMS:2016:5942

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
13/674079-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beledigen van groepen mensen door het aanbrengen van hakenkruizen in liften van serviceflats voor senioren

Op 14 september 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het beledigen van groepen mensen door hakenkruizen aan te brengen in liften van serviceflats voor senioren. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk beledigen van Joden en buitenlanders door in de periode van 1 maart 2015 tot en met 9 april 2015 in Amstelveen hakenkruizen en andere kwetsende symbolen aan te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die regelmatig medicijnen bezorgde in de flats, op heterdaad is aangehouden met een marker in zijn bezit. Tijdens zijn verhoor heeft hij een bekentenis afgelegd, maar later ontkende hij de feiten. De rechtbank heeft de bekentenis als authentiek beoordeeld en voldoende bewijs gevonden voor de beschuldigingen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij voor de kosten van het verwijderen van de hakenkruizen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/674079-15 (Promis)
Datum uitspraak: 14 september 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 30 juni 2015 en 31 augustus 2016.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.C. Velleman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.A. van der Waal, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 09 april 2015 te Amstelveen, althans in Nederland zich in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of afbeelding (telkens) opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden wegens hun ras en/of godsdienst, en/of buitenlanders en/of vreemdelingen en/of allochtonen, wegens hun ras, door in/op meerdere voor het publiek
toegankelijke ruimtes/locaties, (waaronder een of meer lift(en) van een (flat)gebouw gelegen aan de [flat] , en/of een of meer lift(en) van een (flat)gebouw gelegen aan de [flat 1] , en/of een of meer lift(en) van een (flat)gebouw gelegen aan de [flat 2] , en/of een of meer lift(en) van een (flat)gebouw gelegen aan de [flat 3] , en/of een of meer lift(en) en/of het centrale trappenhuis van een verpleegtehuis gelegen aan de [flat 4] , en/of een of meer lift(en) van een (flat)gebouw gelegen aan de [flat 5] , en/of een of meer lift(en) van een (flat)gebouw gelegen aan de [flat 6] , en/of een of meer lift(en) van een (flat)gebouw gelegen aan de [flat 7] , en/of een of meer lift(en) van een (flat)gebouw gelegen aan de [flat 8] , (telkens) (met een permanent marker/stift) een of
meerdere hakenkruis/hakenkruizen, en/of (al dan niet in combinatie met) de letter(s) ww en/of wp, en/of SS, en/of het woord 'jood' aan te brengen;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 09 april 2015 te Amstelveen, althans in Nederland (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere liften en/of een of meerdere muren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , en/of [benadeelde 1] , en/of [benadeelde 2] , en/of [benadeelde 3]
, en/of meerdere tot op heden onbekend gebleven personen/Verenigingen van eigenaren/instanties, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een permanent marker/stift (telkens) een of meer hakenkruis/hakenkruizen, en/of (in combinatie met) de letters ww en/of wp en/of SS en/of jood in/op die lift(en) en/of mu(u)r(en) aan te brengen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van beide ten laste legde feiten en daarbij het volgende naar voren gebracht.
Verdachte heeft bij de politie een redelijk specifieke, gedetailleerde en ook gemotiveerde bekentenis gedaan. Dat dit – zoals de verdediging thans bepleit – een valse bekentenis zou zijn omdat hij onder druk gezet zou zijn, is daarmee slecht te rijmen. In het door de verdediging ingebrachte rapport van ACB Bedrijfsrecherche zien de getuigenissen op de linker lift in de flat [flat 10] . Het bewijs ziet echter op de rechter lift, zodat de zeggingskracht van dit rapport verloren gaat. De verdediging is er weliswaar in geslaagd de betrouwbaarheid van de opnieuw gehoorde getuigen hier en daar aan te tasten, maar dat ziet slechts op de verklaringen van enkele bewoners omtrent data en op de vraag of het de linker of rechter lift was. Voorts heeft de officier van justitie erop gewezen dat de specifieke wijze waarop meerdere van de aangetroffen hakenkruizen waren getekend, overeenkomt met het hakenkruis dat door verdachte tijdens zijn bekennende verhoor bij de politie is getekend. Eén van de haakse hoeken vormt een vloeiende lijn en de anderen zijn met losse strepen gezet. De letters WW en WP staan steeds op dezelfde plaats en ook begint en eindigt de cirkel telkens in het tweede kwadrant. Gelet op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen kan volgens de officier van justitie bewezen worden dat verdachte de afbeeldingen heeft geplaatst in de serviceflats [flat 2] , [flat] , [flat 3] , [flat 4] , [flat 6] . De officier van justitie acht ook bewezen dat verdachte de lift in flatgebouw [flat 1] heeft beklad en wijst daarbij op de verklaring van getuige [naam] . Voor het overige vraagt de officier van justitie om vrijspraak bij gebrek aan voldoende bewijs.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide ten laste gelegde feiten en heeft daartoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
De bekennende verklaringen van verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie op 9 april 2015 kunnen in redelijkheid niet voor het bewijs worden gebruikt. Los van de vraag of verdachte onder (ontoelaatbare) druk is gezet doordat de politie meedeelde dat hij bij ontkenning van de feiten gedurende het onderzoek langer vast zou blijven zitten, heeft verdachte deze druk op dat moment aldus ervaren. Hij is gediagnosticeerd met ADHD en is redelijk gemakkelijk beïnvloedbaar. Hij heeft daarom met de politie meegepraat, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat in zijn verklaring ook veel andere onwaarheden staan.
Naast de valse bekentenis van verdachte is er geen, dan wel onvoldoende bewijs voorhanden. Van belang in dit verband acht de verdediging voorts dat verdachte al in het weekend na zijn verhoor te kennen gaf dat hij een onjuiste verklaring had afgelegd.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat uit het proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant 1] niet duidelijk wordt op welke wijze de voorinspectie van de liften is gedaan en bovendien kan deze slechts door [verbalisant] zijn uitgevoerd. De waarnemingen die zij hebben gedaan ten aanzien van de serviceflats [flat] en [flat 9] zijn onjuist en mogelijkerwijs verwisseld. Voor het geval de rechtbank daar anders over mocht oordelen, verzoekt de raadsman de zaak aan te houden en eerst bewoonster mevrouw [getuige] en apotheekhoudster mevrouw [getuige 1] als getuigen te (doen) horen. De door verbalisant [verbalisant 1] gerelateerde waarnemingen in de flat [flat 10] verdragen zich niet met de technische werking van de liften en evenmin met de verklaringen van de bewoners, de heer en mevrouw [naam bewoners] . Het proces-verbaal van observatie kan gelet op het voorgaande niet worden gebruikt als bewijsmiddel, aldus de raadsman. Mocht de rechtbank hier verschillend over oordelen verzoekt de verdediging de rechtbank de zaak aan te houden en hierover eerst een liftdeskundige te (doen) horen. Ook voor de overige flats is volgens de raadsman geen dan wel onvoldoende bewijs voorhanden dat verdachte verantwoordelijk is voor de aangebrachte afbeeldingen en tekens. Nu niet tot een bewezenverklaring wordt gekomen, kan de vordering van de benadeelde partij niet worden toegewezen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
In de periode 1 maart 2015 tot en met 9 april 2015 werden in verschillende (senioren)flats in Amstelveen afbeeldingen van hakenkruizen aangetroffen die met een zwarte stift of marker waren aangebracht in de liften. Ook is in die periode een enkele maal een met een rode marker of stift gezet hakenkruis aangetroffen in het trappenhuis van een van die flats. De hakenkruizen waren al dan niet aangebracht in combinatie met een cirkel met daarin de letters ww en wp, dan wel met bijgeschreven de letters SS en/of het woord ‘jood’. Verdachte, die in de desbetreffende flats op regelmatige basis medicijnen bezorgde, kwam bij onderzoek door de beheerders van de serviceflats in beeld als mogelijke dader.
Mede naar aanleiding hiervan heeft de politie besloten een actie op te starten om de dader op heterdaad aan te houden. Op 9 april 2016 is verdachte door twee verbalisanten, [verbalisant] en [verbalisant 1] , gevolgd terwijl hij een bezorgronde deed. In de serviceflat [flat 10] aan de [flat 2] ontdekte verbalisant [verbalisant 1] een groot hakenkruis in een lift waar verdachte net was uitgestapt terwijl de lift volgens deze verbalisant kort daarvoor nog schoon was. Bij zijn aanhouding direct daarna werd bij verdachte een zwarte marker aangetroffen. Na zijn aanhouding ontkende verdachte tegenover de politie aanvankelijk dat hij de afbeeldingen had geplaatst, maar tijdens hetzelfde verhoor bekende verdachte het hakenkruis in de flat [flat 10] te hebben gezet. Vervolgens bekende hij ook verschillende afbeeldingen van hakenkruizen en SS-tekens in andere flats te hebben aangebracht, te weten aan de [flat 3] , [flat 8] , de [flat 4] 21, de [flat 5] en de [flat 6] . Verdachte verklaarde desgevraagd dat de letters ww en wp voor ‘world white’ en ‘white power’ staan, dat hij een beetje een hekel aan donkere mensen heeft en dat hij tegen buitenlanders is. Verdachte ontkende echter het woord ‘jood’ te hebben geplaatst en afbeeldingen te hebben aangebracht met een rode stift of marker.
Ter terechtzitting van de politierechter op 30 juni 2015 (waarna de zaak op 31 augustus 2016 is verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank) veranderde de verdachte wederom zijn proceshouding en ontkende opnieuw alle tenlastegelegde feiten. Verdachte stelt sindsdien dat hij een bekentenis heeft afgelegd omdat hij bang was, gelet op uitlatingen daarover van de hem verhorende verbalisanten, om (twee weken) langer in voorarrest te moeten verblijven.
Aan de orde is de vraag of er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte de afbeeldingen op de verschillende in de tenlastelegging genoemde flatgebouwen heeft aangebracht.
Hierbij staat allereerst centraal het antwoord op de vraag welke waarde dient te worden toegekend aan de bekennende verklaring van verdachte bij de politie op 9 april 2015, een verklaring die verdachte nadien weer heeft ingetrokken. De rechtbank is van oordeel dat de bekennende verklaring van verdachte een authentieke indruk maakt. Verdachte antwoordt specifiek en soms in detail op de vragen van de verbalisanten. Bovendien heeft verdachte op een open vraag geantwoord dat hij ook het SS-teken heeft geplaatst. Ook heeft verdachte verklaard dat hij minimaal 20 keer een hakenkruis heeft aangebracht en daarbij altijd een zwarte stift heeft gebruikt.
Zoals hiervoor is vermeld, heeft verdachte naast de bekentenissen ook een aantal specifieke onderdelen van de beschuldiging juist ontkend, te weten het plaatsen van het woord ‘jood’ en het tekenen met een roodkleurige marker/stift en het plaatsen van afbeeldingen op de muren van het centrale trappenhuis in de flat aan de [flat 4] . Deze ontkenningen van verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank moeilijk te verenigen met zijn stelling dat hij met de politie heeft meegepraat om zo snel mogelijk weer op vrije voeten te komen.
Van belang is voorts dat verdachte tijdens het verhoor bij de politie desgevraagd een hakenkruis heeft getekend, waarvan de rechtbank vaststelt dat die qua ontwerp en wijze van tekenen kenmerkende overeenkomsten vertoont met een aantal afbeeldingen aangetroffen in de liften van de in de tenlastelegging genoemde flatgebouwen in Amstelveen, waar hij medicijnen bezorgde.
De verklaring van verdachte dat hij in de flat [flat 10] met drie andere personen in de lift stond en dat zij toen al met elkaar spraken over een afbeelding van een hakenkruis in de lift, is niet bevestigd, ondanks dat verdachte een aantal van deze personen naar eigen zeggen (bij naam en hun adres) kent.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gezien al het vorenstaande, niet aannemelijk geworden dat de verklaring van verdachte bij de politie op 9 april 2015 door ontoelaatbare druk tot stand is gekomen dan wel dat aan deze verklaring anderszins gebreken kleven. De rechtbank verwerpt daarom het daarop betrekking hebbende verweer van de verdediging en zal deze verklaring van verdachte voor het bewijs gebruiken.
Proces-verbaal van observatie
Voorts zal de rechtbank het proces-verbaal van bevindingen betreffende de observatie van verbalisanten op 9 april 2015 (pag. 01 e.v.) als bewijsmiddel gebruiken. Het verweer van de verdediging om dit proces-verbaal buiten beschouwing te laten omdat daar – kort gezegd – onjuistheden in staan, wordt verworpen.
[flat 2] , [flat 3] , [flat 4] , [flat 5] en [flat 6]
Verdachte heeft op 9 april 2015 bekend afbeeldingen te hebben geplaatst in de flatgebouwen [flat 2] , [flat 3] , [flat 4] , [flat 5] en [flat 6] . Deze bekentenissen vinden alle steun in een of meer bewijsmiddelen, te weten de aangiften, foto’s van de afbeeldingen en de bevindingen van de politie.
De verdediging heeft aangevoerd dat het technisch onmogelijk is via een zogeheten buitenmelding de beide liften van de serviceflat op de [flat 2] ( [flat 10] ) gelijktijdig naar de begane grond te laten komen. De verdediging verwijst onder meer naar een e-mailbericht van het bedrijf Otis. De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] in het proces-verbaal van 9 april 2015 dat zij beide liften naar beneden heeft laten komen (en toen zag dat in de liften geen hakenkruis was aangebracht), kunnen daarom niet juist zijn.
De rechtbank overweegt dat in het proces-verbaal van 9 april 2015 niet te lezen valt dat de twee liften, terwijl de verbalisant deze inspecteerde, gelijktijdig op de begane grond stonden. Tijdens haar verhoor als getuige bij de rechter-commissaris op 14 september 2015 heeft zij verklaard dat het secondewerk was tussen de inspectie van de eerste en tweede lift. Dit hoeft evenwel niet noodzakelijkerwijs in te houden dat de liften zich gelijktijdig op de begane grond bevonden. Reeds hierom wijst de rechtbank het verzoek om de zaak aan te houden en een liftdeskundige te benoemen af.
De verklaring van verdachte dat hij in die flat boven is geweest, in de lift te heeft gestaan en bij een klant is geweest in welk verband hij spontaan de naam van een flatbewoonster op nummer [huisnummer] noemt, bezien tezamen met de waarneming van verbalisant [verbalisant 1] die verdachte uit de rechterlift zag stappen en in die lift een groot hakenkruis op de zijwand afgebeeld zag staan, maken dat bewezen kan worden dat verdachte het hakenkruis in deze flat heeft geplaatst.
[flat 8]
Ten aanzien van de hakenkruizen in de serviceflat de [flat 8] heeft verdachte op de vraag van de verbalisant of hij op 8 april 2015 de twee afbeeldingen in de lift van die flat heeft geplaatst verklaard: “ja kan” . Deze verklaring van verdachte, gezien in samenhang met de korte tijdspanne tussen het waarnemen door de verbalisant van een schone lift en de bekladde lift, en de omstandigheid dat op de camerabeelden geen andere persoon te zien is die in de tussentijd van de lift gebruik maakte, acht de rechtbank ook dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen.
[flat]
Met betrekking tot het hakenkruis in de lift in de serviceflat [flat] is de rechtbank van oordeel dat voldoende bewijs voorhanden is voor het oordeel dat verdachte ook deze afbeelding heeft geplaatst.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gezien dat verdachte op 9 april 2015 in dit flatgebouw omstreeks 14:08 uur richting het belpaneel van de serviceflat liep en aanbelde. Nadat de deur werd geopend, zag deze verbalisant dat verdachte de lift instapte en naar de elfde etage ging. Volgens verbalisant [verbalisant 1] was de lift op dat moment schoon. Na enige tijd zag zij dat verdachte uit de lift kwam en naar zijn voertuig liep. Betreffende verbalisant kon op dat moment niet zien of een hakenkruis was aangebracht omdat haar zicht geblokkeerd was. Getuige [getuige 2] (lid van de bewonerscommissie van de betreffende flat) heeft verklaard dat er die dag om 14:00 uur is schoongemaakt (de rechtbank begrijpt: de liften). Hij heeft de vaste schoonmakers gesproken en die verklaarden dat tijdens het schoonmaken geen hakenkruis in de lift aanwezig was. Zij waren om ongeveer 14:15 klaar met het schoonmaakwerk. Het plaatsen van het hakenkruis moet dus daarna zijn gebeurd, aldus de heer [getuige 2] .
Verdachte heeft na ‘enige tijd’ na 14:08 de flat weer verlaten. Het is naar het oordeel van de rechtbank dus goed mogelijk dat hij zeer korte tijd nadat de schoonmakers hun werk hadden afgerond het hakenkruis heeft aangebracht. De schoonmakers waren immers om ‘ongeveer 14:15’ klaar hetgeen ook kan betekenen dat zij enkele minuten eerder met hun werk klaar waren. In deze tijdspanne ziet de rechtbank in ieder geval geen beletsel om aan te nemen dat het niet verdáchte kan zijn geweest die het hakenkruis heeft aangebracht. Verder geldt dat verdachte op de zitting van 31 augustus 2016, anders dan ter zitting van 30 juni 2015 van de politierechter, heeft verklaard dat hij bij de flat [flat] is geweest. Voor het bewijs dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor het aanbrengen van het hakenkruis acht de rechtbank tenslotte van belang de eerdergenoemde kenmerkende overeenkomsten tussen de daar in de lift aangetroffen afbeelding met de door verdachte op verzoek van de politie getekende hakenkruis en het feit dat verdachte op de betreffende dag is aangehouden met een zwarte markerstift in zijn bezit.
De verklaring van verdachte ter zitting op 31 augustus 2016 dat hij niet in de flat is geweest maar alleen een pakket in de brievenbus van de flat de [flat] heeft gestopt, schuift de rechtbank terzijde nu dit niet strookt met de waarneming van verbalisant [verbalisant 1] dat zij verdachte de lift naar de 11e verdieping zag nemen.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde bewijsmiddelen het oordeel dat verdachte verantwoordelijk is voor het plaatsen van een hakenkruis op 9 april 2015 in de serviceflat de [flat] zelfstandig kunnen dragen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om aan te nemen dat de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant 1] hun bevindingen aangaande de [flat] mogelijk hebben verwisseld met hun bevindingen omtrent de flat [flat 9] . Het verzoek van de verdediging tot het horen van mevrouw [getuige] , bewoonster van de flat [flat 9] en 'patiënt‘ van de apotheek van mevrouw [getuige 1] , en mevrouw [getuige 1] wordt daarom afgewezen.
[flat 1]
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is dat verdachte de hakenkruizen in het flatgebouw [flat 1] heeft gezet. De hakenkruizen zijn gezien de aangifte van de heer [naam] allen geplaatst op het plafond van de lift en niet, zoals de andere in de tenlastelegging bedoelde kruizen, geplaatst op de zijwanden van de lift. Bovendien acht de rechtbank de genoemde grote tijdspanne in de aangifte - van 2 april tot en met 9 april - zodanig ruim dat een andere dader of daders dan verdachte niet valt uit te sluiten. Ten slotte is verdachte niet over deze afbeeldingen gehoord. De rechtbank spreekt verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.
[flat 7]
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aanbrengen van een beledigende afbeelding in het flatgebouw aan de [flat 7] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Nu de rechtbank bewezen acht dat verdachte degene is die de afbeeldingen zoals onder 1 bewezen verklaard, heeft geplaatst, acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte daarmee de liften toebehorende aan [benadeelde] , [benadeelde 2] , en [benadeelde 3] heeft beschadigd.
Bij gebrek aan bewijs zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de beschadiging van de lift(en) toebehorende aan [benadeelde 1] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 1 maart 2015 tot en met 9 april 2015 te Amstelveen, zich in het openbaar mondeling, bij afbeelding telkens opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden wegens hun ras en/of godsdienst, en buitenlanders, wegens hun ras, door in voor het publiek toegankelijke ruimtes, te weten liften van flatgebouwen gelegen aan [flat] , [flat 2] , [flat 3] , [flat 4] , [flat 5] , [flat 6] , en [flat 8] , telkens met een permanent marker een of meerdere hakenkruizen, al dan niet in combinatie met de letters ww en wp, en/of SS, aan te brengen;
2.
in de periode van 1 maart 2015 tot en met 9 april 2015 te Amstelveen, opzettelijk en wederrechtelijk liften toebehorende aan [benadeelde] , [benadeelde 2] , en [benadeelde 3]
, heeft beschadigd door met een permanent marker telkens een of meer hakenkruizen, (in combinatie met) de letters ww en wp en/of SS in die liften aan te brengen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 (een) maand.
8.2.
Standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft zich, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, op het standpunt gesteld dat de strafeis van de officier van justitie redelijk is, gezien de beroering die de zaak heeft veroorzaakt. Verder heeft de raadsman benadrukt dat de strafbare feiten waarvoor verdachte is veroordeeld, relatief oud zijn.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van enkele weken veelvuldig schuldig gemaakt aan het beledigen van groepen mensen, te weten Joden vanwege hun ras en/of religie en buitenlanders vanwege hun ras, door in verschillende liften van flatgebouwen in Amstelveen met een zwarte marker hakenkruizen aan te brengen, al dan niet in combinatie met de letters wp en ww en/of SS. De betekenis van deze symbolen, gepaard met de betreffende letters en de betekenis daarvan, zijn zeer kwetsend, nu daarmee alle personen die Joods of niet blank zijn als inferieur worden gekenschetst. Het krenken van anderen vanwege ras of godsdienst is verwerpelijk en past niet binnen een samenleving waarin iedereen zich veilig moet kunnen voelen en in vrijheid de hem of haar toekomende burgerrechten moet kunnen genieten. Het hakenkruis roept bovendien herinneren op aan de ongelijke behandeling en vervolging van Joden en andere groepen die wegens hun huidskleur, afkomst of religie door de machthebbers tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland als minderwaardig werden beschouwd. Dit klemt temeer, nu in de desbetreffende flats senioren woonachtig zijn, waarvan een aantal de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt, zoals ook uit de bewijsmiddelen naar voren komt. Tijdens zijn verhoor bij de politie heeft verdachte beaamd dat een hakenruis als schokkend kan worden ervaren door de serviceflatbewoners met een Joodse afkomst. Het aantreffen van deze afbeeldingen heeft in Amstelveen en ook daarbuiten voor veel publieke verontwaardiging gezorgd. De uitlatingen van verdachte dragen bij aan een klimaat waarin de kans op een discriminerende en gewelddadige bejegening van Joden of personen met een huidskleur, anders dan blank, groter wordt. Dit is verdachte zeer kwalijk te nemen. De op te leggen straf dient verdachte duidelijk te maken hoezeer de samenleving zijn uitlatingen veroordeelt en verafschuwt.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert € 773,67 aan materiële schadevergoeding.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 121,61. Dit betreft de kosten voor het verwijderen van de afbeeldingen in de flats [flat 3] ( [flat 3] ) ten bedrage van € 1,30 en € 24,47 en [benadeelde] , met uitzondering van de kosten voor herstel van de niet bewezen verklaarde achterwand van het trappenhuis, ten bedrage van € 28,16, € 61,18 en € 6,50. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de [benadeelde 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de door de officier van justitie gevorderde maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 137c en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
zich in het openbaar bij afbeelding opzettelijk beledigend uitlaten over Joden wegens hun ras en/of godsdienst en buitenlanders wegens hun ras, meermalen gepleegd
2.
opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] , gevestigd te [adres] , toe tot een bedrag van € 121,61 (honderdeenentwintig euro en eenenzestig cent).
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 3] , te betalen de som van € 121,61 (honderdeenentwintig euro en eenenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 (twee) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Piena, voorzitter,
mrs. C.F. de Lemos Benvindo en L.R. Wisse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 september 2016.