ECLI:NL:RBAMS:2016:5851

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2016
Publicatiedatum
16 september 2016
Zaaknummer
13/674443-14 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van kinderpornografie en de beoordeling van de rechtmatigheid van de doorzoeking

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 18 augustus 2016 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van kinderpornografische afbeeldingen en filmbestanden. De zaak kwam voort uit een melding van het plaatsen van kinderpornografie op internet, waarna de politie het IP-adres van de verdachte heeft onderzocht. De doorzoeking van de woning van de verdachte vond plaats op 7 oktober 2013, nadat de rechter-commissaris dit had goedgekeurd. De rechtbank oordeelde dat het tijdsverloop sinds de melding geen beletsel vormde voor een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van de verdachte.

De verdachte stelde dat zijn ex-echtgenote de kinderpornografie op zijn computer had geplaatst om hem te benadelen. De rechtbank achtte dit scenario echter onwaarschijnlijk en concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van kinderpornografie op zijn gegevensdragers. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking rechtmatig was en dat het bewijs van de aangetroffen kinderpornografie meegenomen kon worden in de beoordeling.

De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het bezit van kinderpornografie, maar sprak hem vrij van andere ten laste gelegde feiten zoals verspreiding. Bij de straftoemeting werd rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van zes maanden, waarbij de verdachte als 'first offender' werd aangemerkt, maar de ernst van de feiten en de grote hoeveelheid aangetroffen bestanden leidde tot een zwaardere straf dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/674443-14 (Promis)
Datum uitspraak: 18 augustus 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
verblijvende op het adres [adres 1] , [plaats 1] (België).

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 augustus 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Kouwenhoven en van wat verdachtes raadsman mr. C. Crince le Roy naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 22 september 2012 tot en met 7 oktober 2013 heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van kinderpornografische afbeeldingen en filmbestanden.
2.2
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage 1die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De officier van justitie heeft daarbij aangevoerd dat van de ten laste gelegde gedragingen alleen het ‘bezit’ van kinderpornografische films en afbeeldingen kan worden bewezen. Immers, er zijn weliswaar bestanden opgeslagen op de applicatie Skydrive van Microsoft – welke applicatie in beginsel ook de mogelijkheid biedt om anderen toegang tot opgeslagen bestanden te geven – maar uit de gebruikersgegevens is niet gebleken dat verdachte de mogelijkheid om bestanden met anderen te delen, heeft geactiveerd. Gelet hierop is niet bewezen dat verdachte kinderpornografische bestanden heeft verspreid.
Verder heeft de officier van justitie aangevoerd dat het aantal kinderpornografische bestanden, waarvan kan worden bewezen dat verdachte deze in bezit heeft gehad, naar beneden moet worden bijgesteld. Op de gegevensdragers die bij verdachte in beslag zijn genomen, zijn 3.045 kinderpornografische bestanden aangetroffen, waarvan 2.314 foto’s en 60 films.
Van de aangetroffen bestanden waren 591 foto’s en 34 films verwijderd (‘deleted’). Dat houdt in dat deze bestanden zonder daarvoor bestemde software niet meer eenvoudig door de gebruiker te benaderen zijn. Niet is gebleken dat verdachte over dergelijke software beschikte of dat hij over de kennis beschikte om toegang tot verwijderde bestanden te kunnen krijgen. Van de verwijderde bestanden kan daarom niet worden bewezen dat verdachte deze nog in bezit heeft gehad. De bestanden die in het onderzoek als ‘verwijderd/deleted’ zijn aangemerkt, dienen op het aantal aangetroffen bestanden in mindering te worden gebracht.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de doorzoeking van de woning onrechtmatig is geweest. Zo is het doel tot binnentreden niet vermeld en is onduidelijk op welke grondslag de rechter-commissaris en de officier van justitie hebben opgetreden. Evenmin kon ten tijde van de doorzoeking nog worden gesproken van een redelijk vermoeden van schuld nu de melding van kinderporno bijna een jaar oud was.
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat – indien de rechtbank het bewijs wel rechtmatig verkregen acht – alleen het
bezitvan kinderpornografie kan worden bewezen; niet het verspreiden, aanbieden of een van de andere ten laste gelegde gedragingen.
Verder heeft de raadsman, evenals de officier van justitie, aangevoerd dat het aantal bestanden naar beneden moet worden bijgesteld nu verschillende bestanden al waren verwijderd.
Ook heeft de raadsman aangevoerd dat de ten laste gelegde periode in duur moet worden beperkt, nu verdachte in een deel van deze periode, namelijk van 16 november 2012 tot 15 januari 2013, een gevangenisstraf heeft uitgezeten. Tijdens het uitzitten van die straf heeft verdachte geen toegang gehad tot de in beslag genomen gegevensdragers.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de doorzoeking van de woning op het adres [adres 2] te [plaats 2] op 7 oktober 2013 heeft plaatsgevonden, nadat de rechter-commissaris dit op 24 september 2013 heeft bepaald.
Het Team ter Bestrijding van Kinderpornografie en Kindersekstoerisme (TBKK) van de Landelijke Eenheid van de politie heeft op 17 oktober 2012 een melding ontvangen van het plaatsen van kinderpornografie op internet. Op 21 februari 2013 heeft een bevoegd zedenrechercheur het beeldmateriaal beoordeeld, waarna het IP-adres is uitgerechercheerd. De officier van justitie heeft ter terechtzitting toegelicht dat het TBKK samen met de zedenpolitie duizenden zaken per jaar afhandelt, dat dit tijdrovende onderzoeken zijn en dat het downloaden van kinderporno naar zijn aard geen eenmalige gebeurtenis betreft maar enige tijd pleegt voort te duren. Gelet op de voorgaande feiten en omstandigheden acht de rechtbank het tijdsverloop sinds de melding geen beletsel om ten tijde van de doorzoeking van de woning nog een voldoende redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van verdachte aan te nemen.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de rechter-commissaris op goede gronden is overgegaan tot de doorzoeking en dat geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het beeldmateriaal dat bij de doorzoeking is aangetroffen, kan derhalve bij het bewijs worden meegenomen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De Hoge Raad heeft criteria opgesteld op grond waarvan kan worden vastgesteld of beeldmateriaal kinderpornografie betreft. In dit geval acht de rechtbank het nagaan van deze criteria met betrekking tot het aangetroffen beeldmateriaal niet nodig, nu reeds de naamgeving van de bestanden (zoals ‘
3 maand yo girl onder papas zaad’, ‘
3 yo girl get daddys finger in her ass’, ‘
9yo [naam] sucking doggie cock and loving it’) de aard van de bestanden onomwonden vaststelt. De rechtbank acht aldus bewezen dat de aangetroffen foto- en filmbestanden kinderpornografie betreft.
Verdachte heeft gesteld dat zijn ex-echtgenote de kinderpornografie op zijn computer heeft gezet teneinde hem te benadelen. De rechtbank acht dit door verdachte opgeworpen alternatieve scenario hoogst onwaarschijnlijk.
Allereerst zijn de foto- en filmbestanden in verschillende mappenstructuren op zes gegevensdragers van verdachte aangetroffen. Het is volstrekt niet aannemelijk dat een dergelijke mappenstructuur met nietsverhullende namen is aangelegd op verschillende gegevensdragers van verdachte zonder dat verdachte dit heeft opgemerkt en geweten.
Verder wordt de stelling van verdachte tegengesproken door de verklaring van verdachtes ex-echtgenote en door het feit dat het onderzoek naar verdachte niet in gang is gezet naar aanleiding van een melding door verdachtes ex-echtgenote, maar naar aanleiding van een melding van een Amerikaanse organisatie ter bestrijding van kinderpornografie.
De rechtbank wordt in haar oordeel gesterkt door het feit dat bij de doorzoeking in de woning een in werking zijnde modem is aangetroffen, waarvan de verbalisant (bevoegd zedenrechercheur en specialist digitale onderzoeken in zedenzaken) zag dat met dit modem een draadloos netwerk in werking werd gehouden dat was voorzien van de zwaarste vorm van beveiliging van een thuisnetwerk.
De voornoemde omstandigheden tezamen brengen de rechtbank tot de conclusie dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van kinderpornografie op de bij hem aangetroffen gegevensdragers en dat zijn opzet op het bezit daarvan gericht was.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman (in diens subsidiaire standpunt) van oordeel dat enkel het bezit van kinderpornografie bewezen kan worden geacht. Dat verdachte gedurende zijn detentie enige tijd geen toegang had tot zijn computer, staat aan een bewezenverklaring niet in de weg, nu het gaat om tijdstippen in de ten laste gelegde periode. Het dossier biedt geen aanknopingspunten om het verspreiden, aanbieden, openlijk tentoonstellen, vervaardigen, in-, door- of uitvoeren, verwerven van of toegang verschaffen tot kinderpornografie door verdachte bewezen te achten. De rechtbank zal verdachte van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Tot slot is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman (in diens subsidiaire standpunt) van oordeel dat het aantal kinderpornografische bestanden, waarvan kan worden bewezen dat verdachte deze in bezit heeft gehad, naar beneden moet worden bijgesteld. Van de 591 verwijderde foto’s en de 34 verwijderde films kan niet worden bewezen dat verdachte deze nog in bezit heeft gehad. Deze bestanden dienen op het aantal aangetroffen bestanden in mindering te worden gebracht.

5.Bewezenverklaring

5.1
De rechtbank acht op grond van de in
bijlage 2bij dit vonnis vervatte bewijsmiddelen – kort gezegd – bewezen dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 22 september 2012 tot en met 7 oktober 2013 in Nederland afbeeldingen, films en gegevensdragers, bevattende weergaven van seksuele gedragingen, te weten
-
op een geheugenkaart (goednummer 4618813) 10 kinderpornografische afbeeldingen;
-
op een PC systeemkast (goednummer 46187217) 427 kinderpornografische afbeeldingen en 13 kinderpornografische filmbestanden;
-
op een laptop (goednummer 4618791) 91 kinderpornografische afbeeldingen en 10 kinderpornografische filmbestanden;
-
op een PC systeemkast (goednummer 4618721) 1.468 kinderpornografische afbeeldingen en 32 kinderpornografische filmbestanden;
-
op een laptop (goednummer 4618790) 314 kinderpornografische afbeeldingen en 5 kinderpornografische filmbestanden; en
-
op een usb stick (goednummer 4618820) 4 kinderpornografische afbeeldingen;
bij welke vorenbedoelde afbeeldingen en films telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, in bezit heeft gehad, welke voornoemde seksuele gedragingen zijn beschreven aan de hand van een representatieve selectie van de aangetroffen film- en fotobestanden.
5.2
De tekst van de integrale bewezenverklaring – inclusief de beschrijving van seksuele gedragingen uit een representatieve selectie van de aangetroffen film- en fotobestanden – is opgenomen in
bijlage 3die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en
- een taakstraf van 200 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte alleen kinderpornografie in bezit heeft gehad en niet heeft vervaardigd. Gelet op het relatieve gemak waarmee bestanden in grote aantallen kunnen worden gedownload, kan aan het aantal bestanden geen strafverzwarende betekenis worden toegekend.
Verder heeft de raadsman aangevoerd dat in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte als ‘first offender’ moet worden aangemerkt, dat de redelijke termijn voor het behandelen van de strafzaak sinds de doorzoeking in de woning is geschonden, en dat geen sprake is van recidive sinds het aantreffen van kinderpornografie op de gegevensdragers.
Gelet op de voornoemde omstandigheden verzoekt de raadsman om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, eventueel met een langere proeftijd.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende een jaar op grote schaal kinderpornografische afbeeldingen in bezit gehad. Daarmee hield hij een industrie in stand, ten behoeve waarvan metterdaad handelingen moeten worden verricht die voor kinderen traumatisch en voor het leven beschadigend kunnen zijn. Daarbij komt dat deze beelden op digitale bestanden staan, die bij de huidige stand van de techniek nooit meer verwijderd kunnen worden.
De rechtbank constateert dat verdachte als ‘first offender’ moet worden aangemerkt en dat de redelijke termijn voor het behandelen van de strafzaak is overschreden met drie maanden, gerekend vanaf het moment van het eerste verhoor van verdachte op 19 mei 2014. In geval van verdachte ziet de rechtbank echter geen aanleiding om in strafmatigende zin met deze omstandigheden rekening te houden, gelet op de inhoud en hoeveelheid van de bij verdachte aangetroffen bestanden en gelet op de houding van verdachte ten aanzien van het aantreffen van deze bestanden.
Op verschillende van de aangetroffen film- en fotobestanden is te zien dat baby’s en zeer jonge kinderen bij seksuele handelingen zijn betrokken, daaronder begrepen vaginale en anale penetratie, orale seks, en soms met een sadomasochistisch component. Verscheidende foto’s tonen kinderen die daarbij zijn vastgebonden en ook kennelijk ondersteboven zijn opgehangen. Daarnaast is op een aangetroffen filmbestand te zien dat een meisje seksuele handelingen met een hond verricht. Ook wordt bij een aantal bestanden de indruk gewekt dat het de ouders zijn die seksuele handelingen met hun eigen kinderen verrichten. In die gevallen wordt dus bovendien een context gesuggereerd waarbij de meest essentiële levensbehoefte van het kind, te weten veiligheid en geborgenheid bij de eigen ouders, op flagrante wijze wordt geschonden. De rechtbank acht de aard van de afgebeelde handelingen bijzonder ernstig. Verder verzwarend is de grote hoeveelheid van de door verdachte verzamelde afbeeldingen, verspreid over zes verschillende gegevensdragers.
Verdachte is uitgenodigd voor een gesprek bij de reclassering, maar is niet op die afspraak verschenen. Daarentegen heeft verdachte zich in Nederland uit de basisregistratie personen uitgeschreven. Sindsdien maakt hij gebruik van een adres in [plaats 1] (België), hoewel hij – bij monde van zijn raadsman – feitelijk bij zijn moeder in [plaats 2] verblijft.
Door geen medewerking te verlenen, maar er juist voor te kiezen om zich moeilijk traceerbaar op te stellen en door zijn ex-echtgenote te beschuldigen, heeft verdachte het opsporingsonderzoek vertraagd, geen bereidheid tot gedragsverandering getoond en evenmin inzicht in zijn problematiek gegeven.
Gelet op deze (proces)houding van verdachte, die meebrengt dat de rechtbank geen enkel zicht heeft kunnen krijgen op zijn persoonlijke omstandigheden en mate van reflectie op het gebeuren, acht de rechtbank de kans op herhaling aanzienlijk.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden bestaat aanleiding bij de straftoemeting in strafverzwarende zin af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Alles overziend, acht de rechtbank de strafmodaliteit van een taakstraf – naast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf – in dit geval niet passend. Met het oog op de strafdoelen van vergelding en zowel bijzondere als algemene preventie, juist ook voor dit type delict, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur noodzakelijk.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- Personal computer (goednummer: 4618721),
- Personal computer (goednummer: 46187217),
- Computer (notebook) Sony (goednummer: 4618790),
- Computer (notebook) Acer Aspire (goednummer: 4618791),
- Geheugenkaart Sandisk (goednummer: 4618813), en
- USB-stick Sony (goednummer: 4618820).
Naar het oordeel van de rechtbank is het bewezen geachte met behulp van deze voorwerpen begaan, nu de kinderpornografische bestanden zijn aangetroffen op deze voorwerpen. Gelet hierop en omdat het bezit van kinderpornografie in strijd is met de wet en het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22b, 36b, 36c en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank:
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5
is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is
bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Het in bezit hebben van afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken.
De rechtbank:
- verklaart het bewezene strafbaar;
- verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 (zes) maanden;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen met goednummers: 4618721, 4618217,
4618790, 4618791, 4618813 en 4618820.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.B. de Boer, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en P.J. van Eekeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Sijbrands, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 augustus 2016.
De oudste en jongste rechter zijn
buiten staat het vonnis te ondertekenen.