ECLI:NL:RBAMS:2016:5740
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongevraagde waterlevering en betalingsverplichting onder artikel 7:7 lid 2 BW
In deze zaak heeft Waternet, de waterleverancier, gesteld dat het opendraaien van de kraan door de afnemer een wilsuiting is voor het afnemen van water. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat dit onvoldoende is om een overeenkomst tot waterlevering tot stand te brengen, zoals bepaald in artikel 7:7 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel stelt dat bij ongevraagde levering van water er geen betalingsverplichting ontstaat voor de consument. De rechter heeft vastgesteld dat Waternet ongevraagd water heeft geleverd aan de gedaagde, die niet heeft aangegeven dat zij water wilde afnemen. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis al geconcludeerd dat er geen overeenkomst tot waterlevering is ontstaan en dat Waternet geen recht heeft op betaling voor het geleverde water.
De kantonrechter heeft verder overwogen dat Waternet niet voldoende feiten heeft aangedragen die zouden kunnen wijzen op een overeenkomst. De wetgever heeft bij de totstandkoming van artikel 7:7 lid 2 BW rekening gehouden met de monopoliepositie van waterleveranciers in Nederland. De rechter heeft geoordeeld dat het onterecht zou zijn als de gedaagde gebruik zou kunnen maken van het geleverde water zonder daarvoor te betalen. Daarom heeft de kantonrechter Waternet gemachtigd om de waterlevering te onderbreken totdat er een overeenkomst tot waterlevering is gesloten.
De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. De rechter heeft de vordering tot betaling van het geleverde water afgewezen, omdat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. De beslissing is genomen op 12 september 2016 door de kantonrechter L. van Berkum.