Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 juni 2016;
- de tweede incidentele conclusie houdende een exceptie van onbevoegdheid;
- de akte van [eiser] , met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 16 augustus 2016.
2.Het geschil in de hoofdzaak
3.In het tweede incident tot onbevoegdverklaring
Notice of Motionin te dienen, waarin aangekondigd wordt dat hij vernietiging zal vragen van de eerder bij verstek gewezen beslissingen van 8 december 2014 en 9 juli 2015.
4.De beoordeling in het tweede incident tot onbevoegdverklaring
Memorandum of Conditional Appearance(waarin de bevoegdheid van de Ierse rechter wordt betwist), een hernieuwd beroep op de litispendentiebepaling van artikel 27 EEX-verordening (oud) kan dragen. [gedaagde sub 1] was al vanaf de indiening bij de Ierse rechter op 4 mei 2016 ervan op de hoogte dat [eiser] een herroepingsprocedure zou beginnen, evenals Mr. Van den Bosch, zoals blijkt uit zijn uitstelverzoek van 24 mei 2016 in de onderhavige procedure. Nu de conclusie van antwoord in de onderhavige procedure dateert van 1 juni 2016 kan [gedaagde sub 1] niet worden ontvangen in het tweede bevoegdheidsincident, aldus [eiser] .
5.De beslissing
- verwijst de zaak naar de parkeerrol van 5 april 2017 voor akte aan de zijde van de meest gerede partij voor het in het geding brengen van de nog te wijzen uitspraak betreffende de bevoegdheid in de Ierse procedure;
- houdt iedere verdere beslissing aan.