[naam 2] heeft op 18 september 2015, voor zover hier van belang, als getuige verklaard:
“(…)
Ik weet waar het in deze zaak over gaat. Ik ben bij de onderhandelingen over het pand aan de [adres] betrokken geweest in mijn hoedanigheid van makelaar. Aanvankelijk in opdracht van de eigenaar van het pand, de heer [naam 6] , op verzoek van de heer [naam 4] . Er deden zich echter omstandigheden voor waardoor ik nie meer bereid was voor de heer [naam 6] op te treden. Er waren bedreigingen en dergelijke, het was een bron van ellende. [naam 4] wuifde die omstandigheden weg, maar ik nam ze wel degelijk serieus.
(…)
Ik heb toen gezegd dat ik niet meer voor [naam 6] wilde optreden, maar dat [naam 4] het voortouw moest nemen en dat hij ook voor de betaling en alle andere daarbij behorende afspraken verantwoordelijk moest zijn. En zo is het ook afgesproken.
(…) in ieder geval werd [naam 1] naar voren geschoven als een mogelijke koper van het gebouw. Er is toen bij mij op kantoor een bespreking geweest waarbij ook [naam 4] en [naam 1] aanwezig waren. En ook mijn echtgenote was daarbij. Er is toen gesproken over de prijs en over een mogelijke financiering. Er is toen ook besproken dat levering uiterlijk in december van dat jaar zou plaatsvinden. Over de prijs is overeenstemming bereikt en de financiering zou worden aangevraagd. Ook die financiering zou via Syntrus lopen, zij het niet via de heer [naam 4] , maar hij was wel van een en ander op de hoogte. Wat mij betreft was er een deal, met dien verstande dat het pand nog door een externe makelaar moest worden getaxeerd en als die taxatie aan de voorwaarde voldeed kon [naam 4] de hypotheek royeren.
(…)
U vraagt mij of ik nog weet wanneer het gesprek bij mij op kantoor heeft plaatsgevonden. Dat weet ik niet meer precies. In ieder geval denk ik dat het een maand of vier/vijf voor de beoogde leveringsdatum was.
(…)
U vraagt mij waar in het gesprek bij mij op kantoor uit naar voren kwam dat Achmea bevoegd was om over het pand te beschikken. Daar gaat het niet om. Het gaat erom dat [naam 6] niet voldeed aan zijn verplichtingen jegens Achmea en dat daarvoor een oplossing moest worden gezocht door het vinden van een andere, wel solvabele partij, in dit geval [naam 1] .
(…)
[naam 4] zei dat hij [naam 6] aan de lijn had en dat hij hem in zijn hok zou stoppen, zo heeft hij dat letterlijk gezegd, en dat dit geen belemmering zou zijn. (…)
U vraagt mij of in de bespreking door de heer [naam 1] een financieringsvoorbehoud is gemaakt. Zo zou ik het niet willen noemen. Hij heeft gezegd dat hij het pand wilde kopen als er ook een acceptabele financiering geregeld zou kunnen worden door Syntrus.
(…)
U vraagt mij naar aanleiding van mijn opmerking dat ik op een gegeven moment in opdracht ging werken van Syntrus Achmea op welk moment dat is geweest. Dat was na de telefonische bedreigingen van de heer [naam 6] en de gesprekken die ik naar aanleiding daarvan met [naam 4] heb gehad. Ik heb toen gezegd dat ik de opdracht zou teruggeven en toen is afgesproken dat ik de opdracht zou voortzetten, maar in opdracht van de heer [naam 4] . Die afspraak is niet schriftelijk vastgelegd. Er was toen een vertrouwensband, ook door de zaken die wij in andere dossiers hadden gedaan, zodat ik het niet nodig vond om dat schriftelijk vast te leggen. [naam 4] zou ervoor zorgen dat de zaak uit handen van [naam 6] zou komen. Ik hoefde mij geen zorgen te maken. (…)
U houdt mij voor een e-mail van 10 oktober 2013, productie 10 bij conclusie van antwoord, van mij aan de heer [naam 7] . U citeert: “Beste [naam 7] , [naam 8] heeft mij gisteren nog gebeld en met geen woord gesproken over een andere kandidaat. Wel over zijn aanspraak op een deel van de courtage, indien de verkoop met [naam 1] doorgang zal vinden. Hij had via [naam 9] al vernomen dat er nu een deal zou zijn. Ik heb dit ontkracht, en aangegeven dat er nog een aantal handelingen moeten plaatsvinden, waaronder de taxatie en de financiering, alsmede de medewerking van de heer [naam 6] .”
Ik kan dat wel verklaren. [naam 7] was bezig om allemaal stof op te werpen en dan komen er allerlei mensen, zoals [naam 8] , die menen dat zij aanspraak kunnen maken op een deel van de courtage. Om die reden heb ik uiteengezet ten behoeve van de heer [naam 4] en voor mijn eigen belang dat er van een deal nog geen sprake was. Het ging ze niet aan. Al die onrust werd veroorzaakt door [naam 6] , maar ik had geen contact met hem, [naam 8] of met [naam 7] , omdat zowel [naam 4] als ik dat niet wilde.
(…)
U vraagt mij of ik een rekening aan Achmea heb gestuurd en of zij die hebben betaald. Ik heb inderdaad een voorschotnota gestuurd en die is door Achmea betaald. (…) Ik weet dus niet of die rekening door Achmea als eigen rekening is betaald, of dat zij fungeerden als doorgeefluik.”