ECLI:NL:RBAMS:2016:5675

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
7 september 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6936
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van remigratievoorzieningen na kort verblijf in Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw, eiseres, en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder. Eiseres had in 2014 een aanvraag ingediend voor remigratievoorzieningen, die aanvankelijk was goedgekeurd. Echter, in september 2015 trok verweerder deze voorzieningen in, omdat zij van mening was dat eiseres zich niet duurzaam in Marokko had gevestigd, maar naar België was geëmigreerd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 7 september 2016 heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres slechts twee maanden in Marokko verbleef en dat er onvoldoende bewijs was dat zij de intentie had om zich daar permanent te vestigen. De rechtbank oordeelde dat het verblijf van eiseres in Marokko niet als blijvend kon worden beschouwd en dat de schijn bestond dat haar verblijf niet bedoeld was om duurzaam te zijn. Eiseres had geen handelingen verricht die erop wezen dat zij probeerde te wortelen in Marokko, ondanks haar beweringen dat zij daar was ingeschreven en bij haar vader verbleef.

De rechtbank concludeerde dat de voorzieningen remigratie terecht waren ingetrokken, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de Remigratiewet. De uitspraak benadrukt het belang van een duurzaam verblijf en de noodzaak om aan te tonen dat er een band met het land van herkomst bestaat. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 7 september 2016.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 15/6936
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 7 september 2016 in de zaak tussen

[de vrouw] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Ben-Saddek),
en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Verbeek).

Procesverloop

Bij besluit van 26 september 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres’ recht op de voorzieningen Remigratie ingetrokken.
Bij besluit van 21 september 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook waren M. Ziani, tolk, en eiseres’ echtgenoot ter zitting aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook een collega van verweerders gemachtigde was aanwezig ter zitting.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Feiten
1. Bij besluit van 30 januari 2013 heeft verweerder eiseres’ aanvraag om voorzieningen Remigratie toegewezen. Aan eiseres zijn een basisvoorziening van € 4.055,-, een remigratie‑uitkering van € 523,86 en een tegemoetkoming ziektekostenverzekering van € 73,86 bruto per maand toegekend. Deze bedragen zijn voor een alleenstaande met een minderjarig kind.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat na onderzoek is gebleken dat eiseres zich met haar gezin niet heeft gevestigd in Marokko, maar is geëmigreerd naar België. Verweerder heeft informatie over eiseres’ verblijf gekregen van Mensura en de Dienst Vreemdelingenzaken in België. Ook heeft verweerder op 20 mei 2014 met eiseres en haar huwelijkspartner gesproken over haar verblijf in België en Marokko.
Op basis van de informatie die verweerder heeft verkregen, concludeert verweerder dat eiseres haar hoofdverblijf niet naar Marokko heeft verplaatst na haar uitschrijving uit Nederland op 21 juni 2013. Nergens blijkt uit dat eiseres de intentie had om zich met haar gezin duurzaam te vestigen in Marokko, aldus verweerder. Daarom kan, zeker gezien het korte verblijf van eiseres in Marokko, niet gesteld worden dat eiseres haar hoofdverblijf naar Marokko heeft verplaatst.
Eiseres kan alleen in aanmerking komen voor remigratievoorzieningen als zij een band heeft met het bestemmingsland. Deze band is gekoppeld aan het land van herkomst door de nationaliteit of het geboorteland van de aanvrager. Eiseres is geboren in Marokko en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij heeft geen band met het bestemmingsland België.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat niet gebleken is dat eiseres zich heeft gevestigd in Marokko. Wellicht had eiseres daar wel de intentie toe, maar er zijn nauwelijks feiten en omstandigheden die aantonen dat eiseres zich heeft gevestigd of een begin heeft gemaakt om haar duurzame verblijf te verankeren of daaraan gestalte te geven. Een verblijf van twee maanden bij haar vader en het zich daar ook inschrijven is geen aanleiding om te kunnen spreken van een duurzaam verblijf waarin een band met een land kan ontstaan. Enkel verblijf in de vakantie is niet voldoende. Gelet op de feitelijke handelingen, concludeert verweerder dat de blik gericht was op België.
Het niet melden van het verhuizen van een mee remigrerend kind naar een ander land, de verwarring met betrekking tot de vertrekdatum en het tevoorschijn komen van een partner, zijn allemaal elementen die van belang kunnen zijn voor het recht op de voorzieningen Remigratie. Verweerder heeft na eiseres’ vertrek onderzoek gedaan met het oog op de rechtmatigheid van die voorzieningen. Verweerder is van mening dat de voorzieningen Remigratie terecht zijn ingetrokken.
Wettelijk kader
4. In de artikelen 3 en 4 van de Remigratiewet, zoals die luidden ten tijde van belang, is bepaald dat aan een remigrant basisvoorzieningen, een periodieke uitkering ter voorziening in de noodzakelijke kosten van bestaan in het bestemmingsland en een tegemoetkoming in de kosten van een door hem te sluiten verzekering tegen ziektekosten in het bestemmingsland kunnen worden verstrekt.
Onder remigreren wordt op grond van artikel 1, eerste lid aanhef en onder c, van de Remigratiewet, zoals dat luidde ten tijde van belang, verstaan het zich buiten het Koninkrijk, in het land van herkomst vestigen.
Op grond van artikel 1, eerste lid aanhef en onder f, van de Remigratiewet, zoals dat luidde ten tijde van belang, wordt onder een remigrant verstaan een persoon, die met de toepassing van deze wet voornemens is zijn rechtmatig hoofdverblijf in Nederland op te geven en te remigreren, dan wel is geremigreerd en sindsdien in het bestemmingsland is gevestigd.
Op grond van artikel 13, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet, zoals dat luidde ten tijde van belang, trekt de SVB een besluit tot toekenning van de basisvoorzieningen dan wel de remigratievoorzieningen in:
a. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 8g van de wet of artikel 9 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de basisvoorzieningen dan wel de remigratievoorzieningen;
b. indien anderszins de basisvoorzieningen dan wel de remigratievoorzieningen ten onrechte of tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld;
c. (…);
d. (…).
Beoordeling beroepsgrond
5.1
Eiseres heeft aangevoerd dat zij naar Marokko is vertrokken en zich daar ook heeft gevestigd. Zij heeft in Nederland haar woning opgezegd en zich uitgeschreven; vervolgens heeft zij zich in Marokko ingeschreven. Door haar vader is bevestigd dat zij daar enkele maanden heeft verbleven. Omdat haar uitkering niet werd uitbetaald, kon zij in Marokko geen woonruimte zoeken. Ook konden haar kinderen daar niet naar school en konden zij niet op een school worden ingeschreven, omdat het zomervakantie was.
5.2
Niet in geschil is dat eiseres ongeveer twee maanden in Marokko heeft verbleven. Een zodanig kort verblijf wekt ten minste de schijn dat dit niet als blijvend is en was bedoeld. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van deze rechtbank van 29 april 2010 in zaaknummers AWB 09/3369 BELEI en AWB 09/3372 BELEI.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres deze schijn niet weerlegd. Afgezien van de inschrijving op het adres van haar vader, heeft eiseres geen enkele handeling verricht waaruit blijkt dat zij probeerde te wortelen in Marokko. Zelfs als ervan wordt uitgegaan dat eiseres wegens geldgebrek geen woonruimte kon zoeken, neemt dat niet weg dat eiseres op andere wijze haar maatschappelijk leven in Marokko vorm had kunnen geven. In de tijd dat eiseres in Marokko was noch in de tijd ervoor heeft eiseres stappen gezet waaruit een poging tot wortelen kan worden afgeleid.
Aangezien eiseres niet de schijn heeft weerlegd dat haar verblijf in Marokko niet als blijvend is en was bedoeld, kan eiseres niet als remigrant in de zin van de Remigratiewet worden beschouwd. De voorzieningen Remigratie zijn dus ten onrechte vastgesteld. Verweerder heeft het besluit tot toekenning van de voorzieningen Remigratie daarom terecht ingetrokken. De beroepsgrond faalt.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, voorzitter, en mr. C.J. Polak en mr. L.C. Bachrach, leden, in aanwezigheid van mr. M.W.J. Sloots, griffier, op 7 september 2016.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.