ECLI:NL:RBAMS:2016:5666

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
7 september 2016
Zaaknummer
13/701252-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en belediging van een voetballer tijdens een wedstrijd

Op 7 september 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een incident tijdens de voetbalwedstrijd Ajax tegen Feyenoord op 7 februari 2016. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging en belediging van de keeper van Feyenoord, [slachtoffer]. Tijdens de wedstrijd hing de verdachte een pop, gekleed in een T-shirt met de naam van de keeper en de tekst 'NSB', aan een reling in het stadion. Dit incident leidde tot veel ophef en werd breed uitgemeten in de media. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de pop had opgehangen met de bedoeling om de keeper te beledigen en dat dit bij de keeper redelijke vrees kon oproepen voor een misdrijf tegen zijn leven. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan bedreiging en belediging, en legde een werkstraf van 60 uur en een stadionverbod van twee jaar op. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien de context van de rivaliteit tussen de twee voetbalclubs en de impact van het incident op de betrokkenen en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/701252-16 (Promis)
Datum uitspraak: 7 september 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , en aldaar verblijvend.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 augustus 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R.A. Kloos, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.P.C. Wester, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (donkerkleurige) pop, gekleed in een T-shirt met de tekst [slachtoffer] , met een strop om de nek over de reling van de tribune (van vak 425 van voetbalstadion Arena) gehangen;
2.
hij op of omstreeks 07 februari 2016 te Amsterdam, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] in het openbaar mondeling en/of door (een) feitelijkhe(i)d(en) heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "je moeder is een hoer, hoerenjong, [slachtoffer] je moeder is een hoer" en/of een pop over de reling van de tribune te hangen met een T-shirt waarop de tekst "NSB" stond en/of een spandoek te hangen met de tekst " [slachtoffer] : van godenzoon naar hoerenzoon", althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Op 7 februari 2016 waren verbalisanten aanwezig in het voetbalstadion Amsterdam ArenA, waar een wedstrijd tussen Ajax en Feyenoord werd gespeeld. Verbalisanten hoorden beledigende spreekkoren vanaf de tribunevakken 424 en 425. Bij aanvang van de wedstrijd werd een pop met een touw om de nek over de reling van vak 425 (beter bekend als Vak 410) gehangen. De pop was donker getint, droeg een wit T-shirt met de tekst “ [slachtoffer] ” op de achterkant en “NSB” op de voorzijde. [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) is een oud voetbalspeler van Ajax, die momenteel speelt bij Feyenoord, aartsrivaal van Ajax.
De persoon die de pop heeft opgehangen werd via het camerasysteem geïdentificeerd als [verdachte] , verdachte. Hij is aan het eind van de wedstrijd door een beveiligingsmedewerker van de Amsterdam ArenA aangehouden en vervolgens aan de politie overgedragen.
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en een klacht ingediend ter zake van bedreiging en belediging.
Verdachte heeft erkend dat hij een pop met een wit T-shirt, waarop hij de tekst “ [slachtoffer] ” heeft zien staan, aan een touw over de reling van de tribune heeft gehangen.
4.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten bewezen. Hij heeft dat als volgt toegelicht.
Wat betreft het onder 1 ten laste gelegde (bedreiging) heeft verdachte bekend dat hij de pop aan een touw over de reling heeft gehangen. Dat verdachte niet het opzet heeft gehad om [slachtoffer] te bedreigen acht de officier van justitie ongeloofwaardig. Verdachte wist dat met de pop [slachtoffer] werd bedoeld en hij heeft deze pop vanaf de aanvang van de wedstrijd tot halverwege de eerste helft aan een touw opgeknoopt aan de reling laten hangen, zichtbaar voor praktisch het hele stadion. Het betreft geen impulsieve handeling van verdachte maar, mede gelet op het tijdsverloop, een welbewuste georkestreerde daad.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde (belediging) acht de officier van justitie niet bewezen dat verdachte heeft meegedaan aan de geuite spreekkoren. Wel bewezen acht hij het ophangen van het spandoek met de tekst “ [slachtoffer] : van godenzoon naar hoerenzoon” en het ophangen van de pop met op de voorzijde van het T-shirt de tekst “NSB”. Dat verdachte de tekst op het spandoek en de tekst “NSB” op het T-shirt niet heeft gezien vindt hij ongeloofwaardig, gelet op alle feiten en omstandigheden zoals die uit het dossier naar voren komen.
4.3
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft het volgende betoogd. Verdachte wilde met het ophangen van de pop enkel lollig doen. Hij heeft geen enkel moment de intentie gehad [slachtoffer] te bedreigen. Daarbij komt dat de aard van de vermeende bedreiging niet zodanig is dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hetgeen waarmee gedreigd werd ook jegens hem gepleegd zou worden. In de tenlastelegging is ook niet opgenomen voor welk misdrijf [slachtoffer] vrees zou moeten bekomen. Het touw had niet de uiterlijke kenmerken van een strop en diende slechts als bevestiging van de pop aan de reling. Ook de omstandigheden waaronder de vermeende bedreiging zou zijn verricht, zijn niet dusdanig dat bij [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan dat een misdrijf tegen hem gepleegd zou worden. Nu de tenlastegelegde gedraging niet van zodanige aard is en onder zodanige omstandigheden gepleegd is dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen, dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Subsidiair stelt de raadsman, voor het geval de rechtbank van oordeel mocht zijn dat wel sprake is van bedoelde ‘redelijke vrees’, dat er bij verdachte geen sprake was van opzet op de bedreiging van [slachtoffer] , ook niet in voorwaardelijke zin. Verdachte heeft steeds verklaard dat het een lolletje was en dat hij de ophef die het veroorzaakte niet goed begreep. Daarom dient verdachte wegens het ontbreken van opzet te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman is van mening dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich als pleger schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde beledigende gedragingen. Uit niets blijkt dat verdachte de leuzen heeft gescandeerd of het spandoek zelf heeft opgehangen. Daar komt bij dat de tekst op het spandoek niet zichtbaar is voor degenen die het spandoek hebben opgehangen. Verdachte stelt dat hij die tekst niet gezien heeft, noch vooraf wist dat er een spandoek met deze tekst opgehangen zou worden. Ook de tekst “NSB” op de voorkant van het T-shirt van de pop stelt verdachte niet te hebben gezien. De pop is met deze tekst naar voren opgehangen, waardoor de tekst voor verdachte niet zichtbaar is geweest. Dit blijkt ook uit het feit dat verdachte de pop direct heeft weggehaald toen hij een bericht op zijn telefoon ontving met foto’s van de pop met de tekst “NSB” erop. Hieruit blijkt dat verdachte [slachtoffer] niet heeft willen beledigen, zodat hij dient te worden vrijgesproken van het plegen van dit feit.
De raadsman is van mening dat geen sprake is van voldoende nauwe en bewuste samenwerking bij het plegen van het feit, noch in de voorbereiding, noch in de uitvoering ervan, zodat het ten laste gelegde medeplegen evenmin kan worden bewezen. Als gezegd blijkt niet dat verdachte zelf heeft deelgenomen aan de spreekkoren, noch dat hij daar op andere wijze een bijdrage aan heeft geleverd. Ten tweede is op de
stillvan de camerabeelden niet te zien dat verdachte heeft geholpen bij het ophangen van een spandoek. De persoon die mogelijk behulpzaam is geweest bij het ophangen van het spandoek staat rechts naast verdachte en draagt lichte kleding, terwijl verdachte een donkere jas draagt. Tevens is op deze
stillgeen spandoek te zien met de tekst “ [slachtoffer] : van godenzoon naar hoerenzoon”. Hierbij komt dat op latere beelden te zien is dat er ook een spandoek hangt betreffende [naam] , zodat – voor zover er al vanuit gegaan zou moeten worden dat verdachte geholpen heeft bij het ophangen van een spandoek – niet vastgesteld kan worden bij het ophangen van welk spandoek hij behulpzaam zou zijn geweest. Nu er geen bewijs is voor een significante of wezenlijke bijdrage van verdachte die van voldoende gewicht is om te spreken van nauwe en bewuste samenwerking, dient verdachte ook vrijgesproken te worden van het medeplegen van dit feit.
4.4
Oordeel van de rechtbank
4.4.1
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank ziet zich voor de volgende vragen gesteld:
Kon door de geuite gedragingen bij de bedreigde (hierna: [slachtoffer] ) de redelijke vrees ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen? en
Was bij verdachte sprake van (voorwaardelijk) opzet op het bedreigen van [slachtoffer] ?
Ad A. Redelijke vrees
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt dat voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht vereist is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee gedreigd werd.
De rechtbank stelt voorop dat Ajax en Feyenoord van oudsher aartsrivalen zijn en dat voetbalwedstrijden als de onderhavige, te weten “de klassieker” Ajax-Feyenoord, vaak gepaard gaan met – grof – geweld. In de onderhavige zaak speelt mee dat het slachtoffer, [slachtoffer] , aanvankelijk keeper was bij Ajax en sinds kort de overstap heeft gemaakt naar Feyenoord. Algemeen bekend is dat de harde kern aanhang van Ajax deze overstap niet apprecieert. Tijdens de wedstrijd Ajax-Feyenoord op 7 februari 2016 zijn niet alleen beledigende leuzen over [slachtoffer] door Ajax-aanhangers uit (onder meer) ‘Vak 410’ gescandeerd, ook is over de reling van dat vak een donker getinte opblaaspop met een wit T-shirt met op de achterzijde de tekst “ [slachtoffer] ” opgehangen. Deze pop was aan de reling met een touw om de nek opgehangen en moest [slachtoffer] voorstellen. Hiermee is op agressieve wijze uiting gegeven aan het ongenoegen over de overstap van [slachtoffer] van Ajax naar Feyenoord. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat bij [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd daadwerkelijk jegens hem zou worden uitgevoerd. Dit geldt te meer nu de pop en het T-shirt voorafgaand aan de wedstrijd door iemand naar het stadion moeten zijn meegenomen, zodat het ophangen van de pop op [slachtoffer] moet zijn overgekomen als een van tevoren bedachte en opgezette actie.
Ad B. Voorwaardelijk opzet
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op het bedreigen van [slachtoffer] .
De rechtbank neemt hierbij in ogenschouw dat verdachte een pop die [slachtoffer] voorstelt –hetgeen verdachte ook wist – over de reling van de tribune heeft gehangen met een touw om de nek, als was het aan een strop, en daar ruim 20 minuten heeft laten hangen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij gezien had dat op de achterzijde van het T-shirt van de pop de tekst “ [slachtoffer] ” was geschreven en dat hij de pop over de reling heeft gehangen toen [slachtoffer] het veld op kwam. De rechtbank is zodoende van oordeel dat verdachte minst genomen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat bij [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee gedreigd werd.
Conclusie ten aanzien van feit 1
De conclusie luidt dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer] .
4.4.2
Ten aanzien van feit 2
Vrijspraak mondelinge belediging
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op basis van de stukken in het dossier niet bewezen kan worden dat verdachte heeft meegedaan aan de spreekkoren inhoudende de teksten “Je moeder is een hoer, hoerenjong, [slachtoffer] , je moeder is een hoer”. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Wetenschap beledigende tekst op T-shirt
Verdachte heeft verklaard dat hij de pop die [slachtoffer] voorstelde heeft zien liggen, heeft opgepakt en over de reling van de tribune heeft gehangen en dat hij heeft gezien dat op de achterzijde van het T-shirt de tekst “ [slachtoffer] ” stond. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte tijdens het ophangen van de pop danwel daaraan voorafgaand niet heeft gezien dat op de voorzijde van dit T-shirt de tekst “NSB” stond. Dit waren immers drie zeer grote, goed leesbare letters en bovendien de enige letters die op de voorzijde van het T-shirt stonden. Het was kortom een zeer in het oog springende tekst die door iemand die de pop heeft gehanteerd niet gemist kan worden. De rechtbank is daarom van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte wist dat ook de tekst “NSB” op het T-shirt stond. Deze tekst, in samenhang met het ophangen van de pop die [slachtoffer] moet voorstellen, acht de rechtbank beledigend. Nu verdachte heeft verklaard dat niet hij maar (hem onbekende) anderen de pop hebben gemaakt en binnengebracht, met naar het oordeel van de rechtbank het onmiskenbare doel deze beledigende pop aan [slachtoffer] te tonen, is sprake van medeplegen. Een voorafgaande bijdrage van verdachte of afspraak is daarvoor niet vereist.
Ophangen spandoek
De rechtbank acht op grond van het proces-verbaal van bevindingen tevens bewezen dat verdachte behulpzaam is geweest bij het ophangen van het voor [slachtoffer] beledigende spandoek en aldus samen met anderen ook op die wijze [slachtoffer] heeft beledigd. Verdachte stelt dat hij niet wist van de tekst op het doek. Als dat al waar is, dan geldt in elk geval dat verdachte moet hebben kunnen vermoeden dat het spandoek een voor [slachtoffer] beledigende tekst bevatte. Verdachte had immers al een voor [slachtoffer] beledigende pop vast en in het stadion werden op dat moment jegens [slachtoffer] beledigende leuzen gescandeerd. Minder juridisch uitgedrukt: als je onder deze omstandigheden helpt een spandoek op te hangen kan je niet naderhand je ‘handen wassen in onschuld’ door te zeggen: ik wist van niks.
4.5
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feiten 1 en 2
4.5.1
De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de dag dat Ajax tegen Feyenoord speelde, heb ik een pop over de reling gedaan. Het was een bruinkleurige pop met een wit T-shirt met tekst. Ik heb de pop opgehangen in het vak waar ik zat. De pop had een touw om de nek. Ik heb de tekst “ [slachtoffer] ” op het T-shirt zien staan.
4.5.2
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2016029518-1 van 7 februari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , ongenummerd.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
[slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Ik wil aangifte doen van bedreiging en belediging. Op 7 februari 2016 moest ik voetballen met Feyenoord in de Amsterdam Arena tegen Ajax. Terwijl ik het speelveld in de Arena op kwam, zag ik dat er een zwarte pop hing vanuit het sfeervak. Ik zag dat er [slachtoffer] en nummer 1 op stond. Ik vond dat een luguber idee, dat ik daar zo hing. Ik voel mij beledigd. Ik voel mij ook bedreigd.
4.5.3
Een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie met nummer PL1300-201602518-15 van 8 februari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , doorgenummerde pag. A 03 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
[slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Op 7 februari 2016 moest ik met Feyenoord voetballen in de Amsterdam ArenA tegen Ajax. Terwijl ik het speelveld in de ArenA op kwam, zag ik dat er een zwarte pop hing vanuit het sfeervak. De pop had een wit T-shirt aan waarop op de ene kant [slachtoffer] en het nummer 1 stond. Aan de andere zijde stonden de letters “NSB”. Ik vond het een luguber idee dat ik daar zo hing. Het voelde als een doodsbedreiging. Ik zag mijzelf daar hangen. Ik voel mij bedreigd en diep beledigd. Als ik zo’n pop zie hangen met mijn naam daarop, voelt het voor mij of je mij dood wilt maken. Je ziet jezelf afgebeeld. Dat beangstigt mij.
4.5.4
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016029518 van 8 februari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] , doorgenummerde pag. A 15 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 7 februari 2016 bevond ik mij in de commandokamer van de Amsterdam ArenA. Ik was belast met het waarnemen van camerabeelden tijdens de voetbal wedstrijd Ajax-Feyenoord. Tijdens deze wedstrijd vond een incident plaats waarbij vanaf het supportersvak 425 een pop over de boarding werd gehangen, kennelijk gericht tegen de keeper van Feyenoord, [slachtoffer] .
Op 8 februari 2016 heb ik de beelden die gemaakt zijn van het incident teruggekeken.
Cameratijd 12:29:42.79
Ik, verbalisant, zie dat het doek dat over de supporters wordt gehouden naar beneden zakt. Ik zie dat er onder dit doek een hoop zwarte rook is. Ik zie dat vanuit de rook een bruine pop met een wit T-shirt in beeld komt.
Cameratijd 12:30:02:51
Ik zie dat een manspersoon in beeld komt die met beide handen een touw vast heeft waaraan bedoelde pop zit vastgeknoopt.
Cameratijd: 12:30:11:52
Ik zie dat de genoemde manspersoon het touw waaraan pop hangt in zijn rechterhand heeft. Ik zie dat genoemde manspersoon met zijn linkerhand behulpzaam is bij het pakken van een spandoek.
Cameratijd: 12:32:57:66
Ik zie in beeld het volledige spandoek met daarop de tekst: “ [slachtoffer] :VAN GODENZOON NAAR HOERENZOON”.
De tekst die op het T-shirt van de pop staat, is op de foto’s en bovenstaande beelden niet duidelijk waar te nemen. Tijdens het incident heb ik middels het camerasysteem de volgende teksten op het T-shirt gezien. Op de voorzijde stond de tekst “NSB” en op de achterzijde de tekst “ [slachtoffer] ” en het cijfer “1”.
4.5.5
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016029518-13 van 8 februari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] , doorgenummerde pag. A 23, met foto’s van de pop als bijlagen, doorgenummerde pagina’s A24 t/m A27.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik heb enkele foto’s genomen van de in beslag genomen opblaaspop.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 7 februari 2016 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een donkerkleurige pop, gekleed in een T- shirt met de tekst [slachtoffer] , met een strop om de nek over de reling van de tribune van voetbalstadion Arena gehangen;
2.
op 7 februari 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] in het openbaar door feitelijkheden heeft beledigd, door een pop over de reling van de tribune te hangen met een T-shirt waarop de tekst "NSB" stond en een spandoek op te hangen met de tekst “ [slachtoffer] : van godenzoon naar hoerenzoon”.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Hij heeft voorts verzocht om, conform de aanwijzing bestrijding van voetbalvandalisme en voetbal gerelateerd geweld, aan verdachte een gebiedsverbod ex artikel 38v, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op te leggen, inhoudende dat verdachte gedurende drie jaar lang niet in het stadion ArenA te Amsterdam mag komen. Tevens vordert hij dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is en vraagt hij een vervangende hechtenis van drie dagen per overtreding op te leggen.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft -voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen- betoogd dat verdachte een meewerkende proceshouding heeft gehad en dat hij zich heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. Daarbij is hij voor het laatst veroordeeld in 2012, voor een feit gepleegd in 2011. De raadsman heeft voorts verzocht rekening te houden met de negatieve aandacht op internet, welke verdachte zijn leven lang zal achtervolgen. Ten slotte heeft de raadsman verwezen naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en het advies van de reclassering. Op grond hiervan verzoekt de raadsman verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 30 uren. Mocht de rechtbank alleen het tweede feit bewezen achten, dan zou kunnen worden volstaan met een geldboete.
Ten aanzien van de gevorderde maatregel stelt de raadsman dat de KNVB verdachte een stadionverbod voor de duur van drie jaar heeft opgelegd en dat dit voldoende is. Het opleggen van de maatregel heeft geen toegevoegde waarde, aldus de raadsman.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en belediging van de keeper van Feyenoord, [slachtoffer] , tijdens een voetbalwedstrijd Ajax-Feyenoord. Dit heeft hij gedaan door een donkerkleurige pop aan een touw op te hangen, als ware het een strop. De pop had een T-shirt aan met op de voorzijde de tekst “NSB” en op de achterzijde de tekst “ [slachtoffer] ”. Voor het slachtoffer is deze lugubere actie beangstigend en beledigend geweest. Het hangen van de pop is bovendien niet alleen live gezien door spelers en bezoekers van de wedstrijd, maar ook door een grote hoeveelheid mensen die de beelden via televisie en sociale media hebben gezien. Daarnaast is ook in de geschreven pers veel aandacht aan het incident besteed. Een en ander heeft zodoende veel beroering en onrust veroorzaakt in de maatschappij.
Dit alles, mede gezien in het licht van de beladenheid van de wedstrijd en de ervaring dat dit soort wedstrijden vaak gepaard gaan met grof geweld, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een taakstraf in de vorm van een werkstraf geboden is. Zij acht het, anders dan de officier van justitie, niet nodig een gedeeltelijk voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur van de straf, naast de voornoemde omstandigheden, ook acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 1 augustus 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij ter zitting te kennen heeft gegeven dat hij spijt van zijn actie heeft en dat hij nu inziet dat het een domme actie is geweest.
Op grond van artikel 38v Sr kan bij rechterlijke uitspraak waarbij iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, waaronder begrepen een gebiedsverbod, worden opgelegd ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten.
Aan verdachte is door de KNVB een stadionverbod opgelegd voor de duur van drie jaar. Ter versterking van dat verbod acht de rechtbank een opzichzelfstaand gebiedsverbod ex artikel 38v Sr geboden, en wel voor de duur van twee jaar. Aan de voorwaarden voor het kunnen bevelen van de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel als bedoeld in artikel 38 v Sr wordt naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval niet voldaan, zodat geen dadelijke uitvoerbaarheid zal worden bevolen.
Wel zal de rechtbank ex artikel 38w Sr bevelen dat bij overtreding van het gebiedsverbod vervangende hechtenis zal worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 38v, 38w, 57, 266 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van feit 2
medeplegen van eenvoudige belediging.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
60 (zestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
30 (dertig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van
2 uren per dag.
Legt opde maatregel dat veroordeelde voor de duur van
2 (twee) jaarzich niet zal ophouden in de Amsterdam ArenA, ArenA Boulevard 1, Amsterdam.
Beveeltdat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 3 (drie) dagen vervangende hechtenis per overtreding, met een maximum van 6 maanden in totaal.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Piena, voorzitter,
mrs. M.E. Leijten en L.R. Wisse, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. A.M.M. van Leuven en K. Lit, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 september 2016.