ECLI:NL:RBAMS:2016:5637

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
5 september 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1218
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bestuursdwang bij het wegslepen van een elektrische auto door de gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 6 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man uit Tiel en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De man, eiser, had zijn elektrische auto geparkeerd op een parkeerplaats die bestemd is voor het opladen van elektrische voertuigen. Op 17 januari 2016 werd zijn auto weggesleept door de gemeente, omdat deze niet was aangesloten op de oplaadpaal. Eiser stelde dat de auto ten onrechte was weggesleept, omdat er een storing was aan de laadpaal en hij deze storing had gemeld. De rechtbank oordeelde dat de storing geen bijzondere omstandigheid vormde die de gemeente had moeten weerhouden van het wegslepen van de auto. De rechtbank benadrukte dat de parkeerplaats vrij moest blijven voor andere elektrische voertuigen die wel opgeladen moesten worden. Eiser had de mogelijkheid om zijn auto ergens anders te parkeren, waardoor de gemeente bevoegd was om de auto weg te slepen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/1218

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2016 in de zaak tussen

[de man] te Tiel, eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. R.J.M. Peeters)

Procesverloop

Bij besluit van 17 januari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door de auto van eiser weg te slepen. Bij besluit van 9 februari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2016. Eiser is ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1.1
Op 17 januari 2016 heeft verweerder de auto van eiser - die stond geparkeerd aan de [straat] ter hoogte van [huisnummer] in Amsterdam - weggesleept, omdat de auto van eiser stond geparkeerd op een parkeerplek alleen bestemd voor het opladen van elektrische auto’s en de auto niet was aangesloten op de oplaadpaal.
1.2
Eiser is van mening dat verweerder zijn auto ten onrechte heeft weggesleept. Eiser heeft een elektrische auto. Hij had zijn auto op vrijdag 15 januari 2016 geparkeerd op de betreffende parkeerplaats bestemd voor elektrische auto’s. De oplaadpaal had op dat moment een storing en eiser heeft deze storing direct gemeld. Van deze melding heeft hij een e-mail overgelegd. Toen eiser diezelfde avond de auto kwam halen, had de laadpaal nog steeds een storing. Hij heeft toen van zijn werk een andere auto meegenomen om naar huis te rijden en heeft zijn elektrische auto - die niet was opgeladen - daar laten staan. Omdat de oplaadkabel vanwege de storing niet vergrendeld kon worden, heeft eiser deze achterin de auto gelegd. Maandagochtend kwam eiser weer bij de parkeerplaats en ontdekte hij dat zijn auto was weggesleept. Eiser voert aan dat verweerder alvorens de auto weg te slepen, had moeten controleren of er een storing was aan de betreffende laadpaal. Omdat verweerder dat niet heeft gedaan, had verweerder de auto niet mogen wegslepen. Als verweerder zijn standpunt handhaaft dat de auto weggesleept mocht worden omdat deze niet was aangesloten op de laadpaal, komt dit erop neer dat gebruikers van elektrische auto’s niet zonder risico kunnen parkeren bij een oplaadpaal. Oplaadpalen hebben immers regelmatig storingen (ook na aansluiting van de auto), waardoor de kabel uit de oplader valt of door iedereen weggenomen kan worden.
2.1
Op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) is het college bevoegd een op de weg staande auto weg te slepen en in bewaring te stellen, indien met de auto een bij of krachtens de WVW vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van de auto noodzakelijk is in verband met het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
2.2
In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen (Besluit) zijn de weggedeelten en wegen aangewezen die op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de WVW moeten worden vrijgehouden. In artikel 2, aanhef en onder g, van het Besluit, zijn parkeergelegenheden die worden aangeduid met verkeersbord E8 (opladen elektrische voortuigen) van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) 1990 aangewezen als weggedeelten die moeten worden vrijgehouden.
2.3
In artikel 24, eerste lid, aanhef en onder d, van het RVV is bepaald dat een bestuurder zijn voertuig niet mag parkeren op een andere wijze of met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven.
3.1
De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat de auto van eiser op 17 januari 2016 geparkeerd stond op een parkeerplaats bestemd voor het opladen van elektrische auto’s, terwijl de auto van eiser niet met een kabel was aangesloten op de oplaadpaal. Uit de hiervoor weergegeven artikelen 170 van de WVW en 2 van het Besluit volgt dat deze parkeerplaats vrijgehouden moet worden voor elektrische auto’s die opgeladen moeten worden. Nu de auto van eiser niet aan het opladen was, had eiser zijn auto geparkeerd in strijd met artikel 24, eerste lid, aanhef en onder d, van het RVV. De noodzaak tot verwijdering van de auto van eiser in verband met het vrijhouden van deze parkeerplaats was hiermee aangegeven. Dit brengt mee dat verweerder in beginsel bevoegd was om de auto van eiser weg te slepen. De omstandigheid dat op het moment van parkeren er een storing was, maakt dit niet anders, aangezien het niet duidelijk was wanneer de storing opgelost zou zijn en het opladen van andere elektrische auto’s weer mogelijk zou zijn. De door eiser geparkeerde auto had de parkeerplaats dan ten onrechte bezet kunnen houden.
3.2
Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal het bestuursorgaan in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift in de regel gebruik moeten maken van zijn bevoegdheid om met bestuursdwang op te treden. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit is het geval als het handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 5 oktober 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BT6683).
3.3
De rechtbank stelt voorop begrip te hebben voor de omstandigheid dat eiser hinder heeft ondervonden van de storing aan de oplaadpaal. Met verweerder is de rechtbank echter van oordeel dat de storing aan de oplaadpaal geen bijzondere omstandigheid vormt op grond waarvan verweerder had moeten afzien van handhaving. Gezien het hierboven genoemde wettelijke kader, moest verweerder de parkeerplaats in principe vrij maken voor andere elektrische auto’s. Verweerder wist immers niet wanneer eiser terug zou komen om zijn auto op te halen. Ter zitting heeft eiser desgevraagd bevestigd dat zijn auto op vrijdag 15 januari 2016 niet leeg was, althans dat er voldoende brandstof was en dat hij daarmee nog wel een stukje kon rijden. Eiser had dus de mogelijkheid ergens anders te parkeren, zodat zijn auto niet het hele weekend in overtreding geparkeerd zou staan, terwijl het niet duidelijk was wanneer de storing zou zijn verholpen. Dat eiser gebeld heeft om de storing te melden is onvoldoende voor een andere conclusie, omdat nog steeds niet duidelijk was wanneer de storing opgelost zou worden.
4.1
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 juni 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI8487) volgt dat als regel de uitoefening van bestuursdwang en het kostenverhaal samengaan, maar dat het een bestuursorgaan vrijstaat bij wijze van uitzondering bestuursdwang aan te zeggen in die zin dat de kosten van het effectueren daarvan niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene komen. Het bestuursorgaan dient in dat kader alle betrokken belangen afwegen.
4.2
De rechtbank is vanwege dezelfde redenen als genoemd in rechtsoverweging 3.3 van oordeel dat verweerder in deze zaak niet had hoeven afzien van het kostenverhaal. Eiser had zijn auto immers op een andere parkeerplaats - waar deze niet in overtreding geparkeerd zou staan - kunnen parkeren. Eiser had dan niet het hele weekend de betreffende parkeerplaats bezet gehouden, terwijl nog niet duidelijk was wanneer de storing opgelost zou zijn.
5. Het beroep van eiser is ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Belcheva, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Teggelaar, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 september 2016.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.