ECLI:NL:RBAMS:2016:537

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2016
Publicatiedatum
10 februari 2016
Zaaknummer
C/13/596714 / KG ZA 15-1352
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot rectificatie van uitlatingen over betrokkenheid bij Eritrese inlichtingendienst

Op 10 februari 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een kort geding tussen de ex-voorzitter van de YPFDJ Nederland en een hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg. De eiser, die van 2012 tot 2015 voorzitter was van de YPFDJ Nederland, vorderde rectificatie van een uitlating die door de gedaagde was gedaan in een interview op BNR Nieuwsradio. De gedaagde had de eiser beschuldigd de spil te zijn van de Eritrese inlichtingendienst, wat de eiser als onrechtmatig beschouwde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitlatingen van de gedaagde binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting vielen en voldoende steun vonden in de feiten. De rechter weigerde de gevraagde voorzieningen en veroordeelde de eiser in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de afweging tussen de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/596714 / KG ZA 15-1352 CB/MV
Vonnis in kort geding van 10 februari 2016
in de zaak van
[eiser ],
wonende te [eiser ] ,
eiser bij conceptdagvaarding,
advocaat mr. Q.J.A. Meijnen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [gedaagde] ,
gedaagde, vrijwillig verschenen,
advocaat mr. A.H.J. van den Biesen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser ] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 27 januari 2016 heeft [eiser ] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting waren – voor zover van belang – partijen en hun raadslieden aanwezig.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
[eiser ] is van 2012 tot en met 2015 voorzitter geweest van de YPFDJ Nederland (Young People’s Front for Democracy & Justice). Zijn broer en zus zijn werkzaam als tolk. Zij zijn verbonden aan de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND). De familie [eiser ] is van oorsprong afkomstig uit Eritrea.
2.2.
[gedaagde] is als hoogleraar Internationale verantwoordelijkheid verbonden aan de Universiteit van Tilburg. Daarnaast is zij – onder meer – bestuurslid van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV), het instituut dat de regering en de Staten-Generaal adviseert over het buitenlandse beleid.
2.3.
Op 21 mei 2015 is op de website Oneworld.nl van de hand van journalist [journalist] een artikel verschenen waarin onder meer het volgende is opgenomen:
Er werken nog altijd tolken voor immigratiedienst IND die gelieerd zijn aan het Eritrese dictatoriale regime. Dat zeggen bronnen binnen de Eritrese gemeenschap tegen OneWorld. Dit ondanks twee integriteitsonderzoeken die de IND vorig jaar liet uitvoeren.
(…)Onder meer een broer en een zus van de voorzitter van YPFDJ Holland (de jongerenafdeling van Eritrea’s enige politieke partij) zouden nog steeds tolken voor de IND. Ze worden door de IND ingehuurd om de gesprekken te vertalen die Eritrese vluchtelingen voeren om in Nederland asiel te krijgen. Dit gaat in tegen de tolkengedragscode die de dienst heeft opgesteld. Daarin staat: ‘Noch u, noch uw familieleden in de eerste of tweede graad zijn betrokken (geweest) bij een regime waarmee vreemdelingen stellen problemen te hebben ondervonden.’
Tolken vormen een cruciale spil in de criminele activiteiten en mensensmokkel van de Eritrese militaire dictatuur
[gedaagde] , hoogleraar Internationale Verantwoordelijkheid aan Universiteit Tilburg en gespecialiseerd in Eritrese mensenhandel, vindt het zeer zorgwekkend dat de IND met dergelijke tolken werkt. “Veel Eritrese asielzoekers zijn enorm getraumatiseerd. Als zij ontdekken dat tolken gelieerd zijn aan het regime waarvoor zij vluchtten, dan ondermijnt dat hun vertrouwen in bescherming door de Nederlandse overheid. Ook wakkert het angst aan. Via de interviews die zij vertalen krijgen tolken gevoelige informatie over asielzoekers. Daarmee kunnen zij deze vluchtelingen verder bedreigen of afpersen. Ook kan familie in Eritrea worden bedreigd.” Tolken vormen volgens [gedaagde] “een cruciale spil in de criminele activiteiten en mensensmokkel van de Eritrese militaire dictatuur”. Ze vindt het daarom “absoluut noodzakelijk” dat de IND en gelieerde organisaties alle moeite doen om “uit te sluiten dat tolken gelieerd zijn aan het Eritrese regime en informatie terugsluizen naar organen hiervan, waaronder de ambassade en kerken”.(…)De regel dat eerste en tweedegraadsfamilieleden van regime-aanhangers niet behoren te tolken is er niet voor niets, meent Eritrese mensenhandel gespecialiseerde hoogleraar [gedaagde] . Leden van één (Eritrese) familie worden, sociaal en door het militaire regime, afgerekend op elkaars opvattingen en gedrag. Zij handelen daarom vaak vanuit eenzelfde politiek raamwerk. Als dat niet zo is, is dit bekend in de gemeenschap. “De broer van de voorzitter van de YPFDJ Holland staat niet bekend als iemand die onafhankelijk is van het regime”, zegt [gedaagde] . “En zelfs als iemand beweert dat hij onafhankelijk is van het regime, dan blijft voorzichtigheid geboden. Infiltratie komt voor, ook in families.”
Het is volgens [gedaagde] bekend dat in Nederland het Europese centrum van de inlichtingendienst van Eritrea is gevestigd en dat dit gelieerd is aan de ambassade van Eritrea. “De jongerenorganisatie YPFDJ en de kerken in Almere en Rotterdam zijn ook verbonden aan het regime. Het is waarschijnlijk dat deze broer en zus (al dan niet gedwongen) rapporteren aan de PFDJ-inlichtingendienst. Het wekt dus verbazing dat zij nog steeds tolken voor de IND; hiermee wordt het risico genomen dat de informatie van vluchtelingen in het inlichtingen-apparaat van het Eritrese regime terecht komt. De vluchtelingen en hun families worden zo direct in gevaar gebracht.”
2.4.
Naar aanleiding van het hiervoor geciteerde artikel op Oneworld.nl is [gedaagde] op 21 mei 2015 door [presentator] (RH) van BNR Nieuwsradio geïnterviewd. Het interview heeft ongeveer twee minuten geduurd. Een transscriptie van dit interview is hieronder weergegeven.
[RH] Bij de Immigratie en Naturalisatiedienst werken tolken die verbonden zijn aan het dictatoriale bewind van Eritrea blijkt uit een onderzoek van het Magazine One World, dat is een blad over internationale samenwerking. Zorgelijk zegt [gedaagde] hoogleraar Internationale verantwoordelijkheid aan de Universiteit van Tilburg. Mevrouw [gedaagde] laten wij eerst eens even naar de feiten kijken hoe zeker is het dat die tolken bij de IND eeh dus inderdaad gelieerd zijn aan het bewind waarvoor de mensen voor wie ze tolken op de vlucht zijn. [ [gedaagde] ] Goedemiddag ehm het artikel in One World zegt niet dat er met zekerheid geconstateerd kan worden dat het zo is maar het zegt ook dat het zeker niet kan
worden ehm uitgesloten en dat er eh wel sterke aanwijzingen zouden zijn dat informatie zou worden doorgespeeld [RH] En over wat eh voor mensen zijn dat dan, wat deden die tolken dan toen zij nog in Eritrea voor dat bewind werkten. [ [gedaagde] ] Ehm Het is niet zo dat deze mensen eh in Eritrea geweerd zijn het zijn mensen die al lang in Nederland zijn, waarvan ehm de broer van de twee waarom het gaat de spil is van de inlichtingendienst van Eritrea eh waarvan het centrum in Nederland is en dat is een bekend gegeven en feit. [RH] En wat betekent dat voor de mensen voor wie ze tolken de vluchtelingen uit Eritrea [ [gedaagde] ] Ja weet je ehm Eritrea de inlichtingendienst heeft een heel uitgebreid netwerk van informanten wat dan werkt met afpersingen eh en bedreigingen en de groepen verder controleert dus dat zijn inderdaad wel schokkende feiten als dat zo zou zijn en ja we weten ook wel vanuit de praktijk dat er veel zorgen zijn rondom tolken die niet op correcte wijze eh ja vertalen. [RH] De IND vindt deze zaak blijkbaar niet echt een groot probleem, ze hebben onderzoek gedaan en zien geen reden voor actie eh bent u het daarmee eens? Ik vermoed van niet. [ [gedaagde] ] Nee ik ben het daar niet mee eens. Ik denk dat de IND zich wel aan de eigen regels houdt maar dat de vraag gesteld moet worden of die regels adequaat zijn voor de context van de Eritrese groep en ik denk dat dat niet zo is. [RH] Dank u wel [gedaagde] hoogleraar internationale verantwoordelijkheid aan de Universiteit van Tilburg.
2.5.
Op 23 mei 2015 heeft [eiser ] aangifte gedaan tegen [gedaagde] en [journalist] wegens smaad en laster. Op diezelfde dag heeft [eiser ] naar aanleiding van het interview van BNR Nieuwsradio met [gedaagde] een mededeling geplaatst op zijn Facebookpagina, waarbij een link is geplaatst naar het interview. De mededeling van [eiser ] luidt als volgt:
Vandaag toch maar aangiftes gedaan tegen [gedaagde] en [journalist] wegens smaad en laster. Volgens [gedaagde] ben ik de spil van de Eritrese inlichtingendienst in Nederland..wauw. Smaad en laster is een ernstig misdrijf waar wel 2 jaar op staat. We zullen zien of het rechtsysteem voor alle Nederlanders is bedoeld… Luister naar de lariekoek: http:www.bnr.nl/…

3.Het geschil

3.1.
[eiser ] vordert – samengevat weergegeven – het volgende:
I. voor recht te verklaren dat de uitspraak van [gedaagde] dat [eiser ] “
de spil is van de inlichtingendienst van Eritrea waarvan het centrum in Nederland is en dat is een bekend gegeven en feit” onrechtmatig is jegens [eiser ] ;
II. [gedaagde] te bevelen het doen van deze uitspraak, al dan niet in gewijzigde vorm, te staken en gestaakt te houden;
III. [gedaagde] te bevelen om zowel in het Nederlands als in het Engels en op eigen kosten gedurende vier weken een rectificatie te (doen) plaatsen op de homepage van de website www.eepa.be alsmede op de persoonlijke pagina van [gedaagde] op de website van de Universiteit van Tilburg, welke rectificatie eveneens gedurende drie maanden één keer per maand via het twitteraccount van [gedaagde] wereldkundig moet worden gemaakt en waarvan de tekst als volgt dient te luiden:
RECTIFICATIE VAN BESCHULDIGING ALS DAT DE HEER [eiser ]
VOOR DE ERITRESE INLICHTINGENDIENST ZOU WERKEN, BNR
NIEUWSRADIO 21 Mei 2015
Op 21 mei 2015 heb ik in een interview voor BNR Nieuwsradio de heer [eiser ]
er van beschuldigd de spil te zijn van de Eritrese inlichtingendienst. De
Voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam heeft voorshands geoordeeld dat deze beschuldiging onrechtmatig was. Ik had dat kunnen weten indien ik mij had verdiept in het beschikbare feitenmateriaal, ik was er dan achter gekomen dat de heer [eiser ] niets te maken heeft met de Eritrese inlichtingendienst. Ik heb ten onrechte voornoemde verregaande criminaliserende beschuldigingen geuit en daarmee de eer en goede naam van de heer [eiser ] aangetast. Ik bied mijn oprechte excuses voor mijn uitspraak aan de heer [eiser ] aan.
Professor Dr. [gedaagde]
CORRECTION AND APOLOGY FOR MY ACCUSATION OF [eiser ]
WORKING FOR THE ERITREAN SECRET SERVICE, BNR
NEWSRADIO 21 MAY 2015
On the Dutch newsradio station BNR Nieuwsradio on 21 May 2015 in an interview I
accused Mr. [eiser ] to be the pivot of the Eritrean secret service. The
preliminary relief judge of the Court of Amsterdam has at this stage ruled this accusation unlawful. I could have known this had I studied the available evidence. I would then have discovered that Mr. [eiser ] has nothing to do with the Eritrean secret service. I defamed mr [eiser ] . I apologise to mr [eiser ] for any hurt or embarrassment that my false statements caused him.
Professor Dr. [gedaagde]
IV. [gedaagde] te bevelen de hierboven opgenomen tekst op eigen kosten te doen plaatsen in de krant “Het Parool”;
V. aan het gevorderde onder III en IV een dwangsom te verbinden van
€ 25.000,- per dag met een maximum van € 250.000,-;
VI. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van
€ 25.000,-;
VII. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiser ] stelt daartoe – samengevat weergegeven – dat het door [gedaagde] gegeven interview ernstig criminaliserende beschuldigingen bevat die geen steun vinden in de feiten. De vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] wordt begrensd door het recht van [eiser ] op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer alsmede door het recht om niet te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen die zijn reputatie in ernstige mate schaden. De uitspraken van [gedaagde] laten de luisteraar geen andere conclusie dan dat [eiser ] de spil is van de inlichtingendienst van de dictatuur in Eritrea. [gedaagde] onderstreept dit door te zeggen dat dit “
een bekend gegeven en feit” is. [eiser ] betwist dit uitdrukkelijk; hij heeft nimmer informatie doorgespeeld en kan niet van spionage of intimidatie worden beschuldigd. Eritrea staat bekend als een land waar een dictatuur is en waar wordt gemarteld. De uitspraak van [gedaagde] – in haar hoedanigheid als hoogleraar en bekend staand als serieuze wetenschapper – is derhalve een ernstige aantijging jegens [eiser ] , waarvoor geen steun is te vinden in het beschikbare feitenmateriaal. [gedaagde] heeft hiervoor immers geen bewijzen en baseert zich slechts op aannames. [eiser ] is in het interview aangeduid als “
de broer van de twee waar het om gaat” en dit is voor geïnteresseerde luisteraars voldoende om hem te identificeren. [gedaagde] heeft bovendien op geen enkele wijze wederhoor toegepast. Al met al is [eiser ] van mening dat de uitlatingen onrechtmatig jegens hem zijn. [eiser ] lijdt hierdoor materiële en immateriële schade. Hij wordt nog voortdurend met de voor hem negatieve gevolgen van het interview geconfronteerd. Zijn werkzaamheden bij Delta Lloyd heeft hij als gevolg van stressklachten moeten staken. De IND heeft inmiddels aan zijn broer en zus te kennen gegeven dat zij geen tolk/vertaalopdrachten meer krijgen.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vordering I behelst een verklaring voor recht. Een dergelijke vordering kan vanwege het declaratoire karakter daarvan niet in kort geding worden toegewezen. Met betrekking tot vordering VI geldt dat [eiser ] niet heeft voldaan aan de eisen die worden gesteld aan toewijzing van een geldvordering in kort geding. De gevorderde schadevergoeding van € 25.000,- zou, aldus [eiser ] , bestaan uit reputatie- en inkomensschade, maar zijn raadsman heeft ter zitting verklaard dat hij dit niet verder heeft onderbouwd. De enkele mededeling van [eiser ] ter zitting dat hij als gevolg van het interview met [gedaagde] zelf zijn werkzaamheden voor Delta Lloyd (nog in zijn proefperiode en via uitzendbureau Tempo Team) heeft gestaakt, kan niet leiden tot het toekennen van een (voorschot op) schadevergoeding. Dit betekent dat ook vordering VI niet toewijsbaar is.
4.2.
Uitgangspunt bij beoordeling van de vorderingen II tot en met V is dat toewijzing hiervan een beperking zou inhouden van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt, indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (zie artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij wet is voorzien is sprake, indien de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse – in beginsel gelijkwaardige – belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van [gedaagde] is er met name in gelegen dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [eiser ] is er met name in gelegen dat hij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen en dat zijn privacy niet onnodig wordt geschonden. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval te worden betrokken. Een van die omstandigheden is de mate waarin de uitlatingen van [gedaagde] steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. In dit kader geldt dat van [gedaagde] niet hoeft te worden verwacht dat de juistheid van haar uitlatingen onomstotelijk is komen vast te staan. Wel mag van haar worden verwacht dat zij als wetenschapper handelt op basis van voldoende zorgvuldig onderzoek. Dit gaat niet zo ver dat [gedaagde] , in het kader van het gewraakte interview, het verwijt kan worden gemaakt dat zij jegens [eiser ] het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. [eiser ] is hiervoor aan het verkeerde adres, het is immers BNR Nieuwsradio geweest die er voor heeft gekozen om niet ook [eiser ] aan het woord te laten.
4.3.
In de dagvaarding van [eiser ] is onder punt 9 opgenomen dat Eritrea bekend staat als een land met een dictatuur waar wordt gemarteld. Ook [gedaagde] heeft aangevoerd dat in Eritrea sprake is van een dictatuur. Zij heeft voorts – onweersproken – aangevoerd dat sinds 1993 de macht in handen is van de huidige president Isaias Afewerki van het People’s Front for Democracy & Justice (PFDJ), dat sprake is van een één-partijstaat en dat de rechterhand van de president Yemane Gebreab is, tevens voorzitter van de PFDJ. In de samenvatting van een als productie 3 door [gedaagde] overgelegd rapport van juni 2015 van de Human Rights Council van de Verenigde Naties is onder meer opgenomen:
Although the commission was unable to visit Eritrea, it obtained first-hand testimony by conducting 550 confidential interviews with witnesses residing in third countries. It also received 160 written submissions. On the basis of this body of evidence, the commission found that systematic, widespread and gross human rights violations have been and are being committed in Eritrea under the authority of the Government. Some of these violations may constitute crimes against humanity.Op pagina 16 van dit rapport is onder meer opgenomen:
The spying web has its outposts outside Eritrea, used to control the Eritrean population in the various countries where they reside. Eritrean representations in foreign countries recruit spies to conduct surveillance of Eritreans in the diaspora. Allegedly, Government operatives are active in almost every other place where Eritreans live. Information obtained by the Commission indicates that, to conduct spying activities on their behalf, embassies often approach individuals from within the Eritrean communities abroad (…)Een en ander heeft geleid tot een resolutie van de Human Rights Council van de Verenigde Naties van 2 juli 2015 (productie II, 1 van [gedaagde] ) waarin het regime in Eritrea in ernstige bewoordingen wordt veroordeeld.
4.4.
[gedaagde] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de YPFDJ de “jeugdafdeling” is van de PFDJ en dat sprake is van een directe link tussen beide partijen. De YPFDJ wordt aangestuurd door Yemane Gebreab voornoemd, de rechterhand van de president van Eritrea. In de producties 8 en 12 van [gedaagde] zijn foto’s opgenomen waarop is te zien dat Yemane Gebreab spreekt op bijeenkomsten van de YPFDJ. Op een aantal van die foto’s is te zien dat [eiser ] daarbij aanwezig was. Uit een als productie 10 door [gedaagde] overgelegd document blijkt dat op een conferentie van de YPFDJ die heeft plaatsgevonden in Noorwegen de “
PFDJ-rules” zijn aangenomen alsmede een “
Work method guided by PFDJ’s core values”. Onderdeel van productie 10 is voorts een illustratie van Facebook waarop twee schuddende handen te zien zijn met daarop de letters PFDJ en YPFDJ en met als onderschrift BUILDING NATION. Als producties 24 en 25 heeft [gedaagde] een aantal verklaringen overgelegd van tegenstanders van het regime van Afewerki waaruit eveneens het verband tussen de YPFDJ en de PFDJ volgt. Hieruit volgt dat de YPFDJ instructies ontvangt van de PFDJ, dat de YPFDJ de ondersteuning van het regime van Afewerki ten doel heeft en dat leden van de YPFDJ werkzaam zijn als informanten voor (de ambassades van) het regime in Ertirea. De YPFDJ kan dan ook voorshands worden aangemerkt als de verlengde arm van een dictatoriaal regime. Vaststaat dat [eiser ] een aantal jaren voorzitter is geweest van de Nederlandse afdeling van de YPFDJ en dat hij regelmatig “YPFDJ-standpunten” in de openbaarheid heeft gebracht (in de media en op twitter), getuige onder meer de producties 19 en 20 van [gedaagde] . [eiser ] bezoekt internationale bijeenkomsten van de YPFDJ, waaronder die in Duitsland op 3 april 2015 (zie o.a. productie II-4 van [gedaagde] ) en neemt deel aan trainingen in Nafka (Eritrea) die door het regime aldaar worden georganiseerd. Ook was [eiser ] in juni 2015 aanwezig bij een protestbijeenkomst van voorstanders van het regime in Eritrea in Geneve ter gelegenheid van de presentatie van het hiervoor genoemde rapport van de Human Rights Council van de Verenigde Naties. Te zien is in een video-verslag dat [eiser ] interviews afneemt van de demonstranten. Bij de beoordeling van dit geschil geldt dan ook als uitgangspunt dat [eiser ] is gelieerd aan het regime van Eritrea en het politieke gedachtengoed van dit regime actief ondersteunt.
4.5.
De door [gedaagde] in het interview aan de kaak gestelde misstand heeft geen betrekking op [eiser ] als persoon. [eiser ] is niet het hoofdonderwerp in het gewraakte interview. [eiser ] wordt niet bij naam genoemd en aannemelijk is dat de gemiddelde luisteraar van BNR Nieuwsradio niet weet dat [gedaagde] in het interview op [eiser ] heeft gedoeld. Dit wordt mogelijk pas duidelijk na nader onderzoek op het internet, waarbij geldt dat het [eiser ] zelf is die (via zijn Facebookpagina) in de openbaarheid heeft gebracht dat [gedaagde] hem bedoelde. De misstand die [gedaagde] aan de kaak heeft willen stellen betrof tolken die werkzaam zijn voor de IND, terwijl zij verwant zijn aan personen die banden hebben met een regime waarvoor asielzoekers zijn gevlucht. Dit kan worden aangemerkt als een ernstige misstand, die met name bij Eritrese asielzoekers en bij asieladvocaten voor grote onrust zorgt en waarover [gedaagde] zich (als wetenschapper) moet kunnen uitlaten. De ernst van de misstand wordt nog onderstreept door de ernst van de situatie in Eritrea, waarover [eiser ] ook zelf in zijn dagvaarding heeft opgenomen dat daar sprake is van een dictatuur waar gemarteld wordt.
4.6.
Dat [gedaagde] zich bij het aan de kaak stellen van de misstand heeft toegespitst op de werkzaamheden van de broer en zus van [eiser ] bij de IND, is niet ontoelaatbaar, nu de zogenaamde Code of Conduct van de IND de bepaling bevatte: “
Noch u, noch uw familieleden in de eerste of tweede graad zijn betrokken geweest bij een regime waarmee vreemdelingen stellen problemen te hebben ondervonden.”. Ook de door [gedaagde] gekozen bewoordingen dat “
de broer van de twee waarom het gaat de spil is van de inlichtingendienst van Eritrea waarvan het centrum in Nederland is en dat is een bekend gegeven en feit”, worden tegen de hiervoor geschetste achtergrond niet ontoelaatbaar geacht. Voorshands kan worden aangenomen dat deze bewoordingen, in de context van een
kortradio-interview, voldoende steun vinden in het hiervoor weergegeven feitenmateriaal. [eiser ] is immers voorzitter geweest van de YPFDJ in Nederland en het is niet ontoelaatbaar om de voorzitter van deze vereniging als “
de spil” aan te duiden. Met “
de inlichtingendienst van Eritrea” suggereert [gedaagde] vervolgens dat [eiser ] (een soort van) spionagewerkzaamheden verricht. Weliswaar kan [eiser ] worden toegegeven dat [gedaagde] (kennelijk) niet beschikt over informatie over concrete daden of acties van [eiser ] , maar uit de door [gedaagde] beschreven structurele werkwijze in tal van West-Europese landen met betrekking tot het inwinnen van inlichtingen, ondersteund door tal van (VN) rapporten en verklaringen, volgt voorshands dat de YPFDJ, zoals hiervoor overwogen, als de verlengde arm van een dictatoriaal regime kan worden aangemerkt en dat vanuit die organisatie inlichtingen worden verstrekt aan het regime.
4.7.
Het door [eiser ] aangevoerde verweer tegen de aantijgingen van [gedaagde] legt onvoldoende gewicht in de schaal. In dit verband is van belang dat [eiser ] de betrouwbaarheid van de door [gedaagde] in het geding gebrachte verklaringen (producties 24 en 25) heeft bestreden met de stelling dat deze verklaringen zijn afgelegd door leden van “de oppositie” en alleen
daaromniet betrouwbaar zijn. Op de inhoud van de overgelegde VN-rapporten, die onder meer gebaseerd zijn op honderden getuigenverklaringen, is [eiser ] in het geheel niet ingegaan. Er kan dan ook niet op voorhand van worden uitgegaan dat deze rapporten onjuist zijn. [eiser ] heeft in dit verband verwezen naar een rapport van de Deense immigratiedienst van november 2014 (productie 11 van [eiser ] ), waaruit zou moeten blijken dat de situatie in Eritrea aanmerkelijk minder ernstig is dan [gedaagde] doet voorkomen. Volgens dit rapport is (ook) sprake van economische vluchtelingen. Bovendien zouden recente positieve ontwikkelingen in Eritrea niet zijn meegenomen in een groot aantal andere rapporten van mensenrechtenorganisaties over Eritrea, aldus [eiser ] . Afgezien van het feit dat dit standpunt van [eiser ] in strijd lijkt te zijn met zijn eigen analyse dat Eritrea een dictatuur is waar gemarteld wordt, heeft [gedaagde] de betrouwbaarheid van het Deense rapport gemotiveerd bestreden (zie hiervoor het door [gedaagde] geschreven artikel op www.eepa.be dat [eiser ] als productie 13 in het geding heeft gebracht). Daarnaast heeft [gedaagde] als producties II, 2 A t/m F een aantal stukken in het geding gebracht, onder meer afkomstig van de UNHCR en Human Rights Watch, die de betrouwbaarheid van het Deense rapport eveneens ernstig in twijfel trekken. Een Deense krant (Denemarken Berlingske) heeft bovendien ontdekt dat de opstellers van het rapport zijn geïnstrueerd door de Deense regering, in die zin dat het rapport als onderbouwing zou moeten dienen voor het terugsturen door de Deense overheid van Eritrese asielzoekers.
4.8.
Al met al is de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden van oordeel dat [gedaagde] in het interview met BNR Nieuwsradio binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting is gebleven en dat haar belangen zwaarder wegen dan die van [eiser ] . De uitlatingen van [gedaagde] vinden voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal en zijn dan ook niet onrechtmatig. Dit leidt tot de conclusie dat ook de vorderingen onder II tot en met V worden afgewezen.
4.9.
[eiser ] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 885,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.701,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser ] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.701,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser ] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Berkhout, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2016.