Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2016 in de zaak tussen
[de man] te Amsterdam, eiser
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man, eiser, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder, over de hoogte van de WAO-uitkering. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder waarin zijn WAO-uitkering met ingang van 1 juli 2015 op voorschotbasis werd vastgesteld. Het primaire besluit, dat op 31 augustus 2015 werd genomen, stelde het voorschot op € 1.691,28 bruto per maand. Na bezwaar werd dit bedrag per 1 november 2015 verhoogd naar € 2.043,59 bruto per maand. Eiser stelde dat de berekening van zijn arbeidsongeschiktheidspercentage onjuist was en dat zijn inkomsten uit arbeid niet correct waren meegenomen in de berekening van de WAO-uitkering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 1977 werkzaam was en in 1988 wegens lage rugklachten was uitgevallen. Eiser ontving een WAO-uitkering die was berekend op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%. De rechtbank oordeelde dat de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage door verweerder correct was, en dat de wijziging van de uitkeringssystematiek in het Schattingsbesluit niet op eiser van toepassing was. Eiser had ook geen recht op het vertrouwensbeginsel, omdat eerdere fouten van verweerder niet konden leiden tot een rechtens te honoreren vertrouwen.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd was. Eiser had geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.