ECLI:NL:RBAMS:2016:5323

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2016
Publicatiedatum
22 augustus 2016
Zaaknummer
C/13/612780/KG ZA 16-929 MV/TF
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over de nakoming van een afnameovereenkomst tussen twee uitvaartondernemingen

Op 22 augustus 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een kort geding tussen Rouwservice Nederland B.V. (RSN) en Uitvaart24 B.V. (Uitvaart24) over de nakoming van een afnameovereenkomst. RSN vorderde dat Uitvaart24 de exclusieve diensten, zoals vastgelegd in de overeenkomst, exclusief door RSN zou laten verzorgen. Uitvaart24 had eerder aangegeven de exclusiviteit van de overeenkomst te willen beëindigen, maar RSN betwistte dat er een geldige ontbinding had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de afnameovereenkomst niet was geëindigd en dat Uitvaart24 verplicht was om de overeenkomst na te komen totdat er rechtsgeldig ontbonden werd. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van RSN toe, inclusief een dwangsom voor het geval Uitvaart24 niet aan de veroordeling voldeed. Daarnaast werd Uitvaart24 veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten aan RSN. De vorderingen van Uitvaart24 in reconventie werden afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/612780 / KG ZA 16-929 MV/TF
Vonnis in kort geding van 22 augustus 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROUWSERVICE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Enkhuizen,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 29 juli 2016,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. Bonefaas te Hoorn Nh,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UITVAART24 B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F. Teuben-Oass te Haarlem.
Partijen zullen hierna RSN en Uitvaart24 worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 8 augustus 2016 heeft RSN gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Uitvaart24 heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen, en vervolgens in reconventie gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte akte. RSN heeft de vordering in reconventie bestreden. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren voor zover van belang aanwezig:
aan de zijde van RSN: [naam 1] (aandeelhouder en bestuurder, hierna [naam 1] ) en [naam 2] (bedrijfsleider, hierna [naam 2] ) met mr. Bonefaas,
aan de zijde van Uitvaart24: [naam 3] en [naam 4] (beiden aandeelhouders en bestuurders, hierna [naam 3] en [naam 4] ) met mr. Teuben-Oass.

2.De feiten

2.1.
RSN exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met het in opdracht verzorgen van uitvaartdiensten. Uitvaart24 verzorgt ook uitvaarten, in die zin dat zij uitvaarten aanbiedt en coördineert. Zij heeft echter geen eigen kapitaalgoederen, zoals rouwwagens, en besteedt de werkzaamheden uit.
2.2.
Na een maandenlang onderhandelingstraject hebben partijen op 1 mei 2015 een afnameovereenkomst (hierna de Afnameovereenkomst) gesloten. Daarin heeft Uitvaart24 zich op grond van artikel 5.1 verplicht om de in artikel 1.1 vermelde Exclusieve Diensten, waaronder het overbrengen, verzorgen en thuis opbaren van een overledene, exclusief door RSN te laten verzorgen. De Afnameovereenkomst is aangegaan voor een periode van vijf jaar met als ingangsdatum 1 maart 2015. In artikel 3.3 van de Afnameovereenkomst is opgenomen dat alle redelijke kosten, zowel gerechtelijke als buitengerechtelijke, die verband houden met tekortkomingen in de nakoming door Uitvaart24 voor haar rekening komen. Tot slot is in artikel 9.2 bepaald dat de Afnameovereenkomst slechts schriftelijk kan worden gewijzigd met goedkeuring van beide partijen.
2.3.
Op 9 juni 2016 heeft een gesprek tussen [naam 2] (de bedrijfsleider van RSN) en [naam 3] en [naam 4] van Uitvaart24 plaatsgevonden, waarin Uitvaart24 te kennen heeft gegeven van de exclusiviteit in de Afnameovereenkomst af te willen.
2.4.
In een door Uitvaart24 opgestelde notitie van een telefoongesprek tussen [naam 2] en [naam 3] op 16 juni 2016 staat voor zover van belang het volgende:
(…)
[naam 2] ( [naam 2] , vzr): Heb [naam 1] ( [naam 1] , vzr) gesproken, maar hij wil de exclusiviteit niet uit het contract halen. Of wij gaan zo verder of hij wil volledig stoppen met Uitvaart24.
AW: Oke, duidelijk. Zonder juridische en financiële strijd dan toch?
[naam 2] : Ja, dat heeft [naam 1] gezegd. (…)
2.5.
Op 17 juni 2016 heeft er een vervolggesprek plaatsgevonden waarbij ook [naam 1] aanwezig was. Uitvaart24 heeft een concept ontbindingsovereenkomst overgelegd waarin zij haar voorwaarden voor beëindiging van de Afnameovereenkomst heeft opgesomd.
In het document staat voor zover van belang het volgende:
Ontbinding overeenkomst Uitvaart24 en RSN.
Amsterdam, 17 juni 2016.
Uitvaart24 en Rouw Service Nederland zijn overeengekomen om de samenwerking en alle afspraken zowel contractueel als mondeling in goed overleg te beëindigen per de datum van vandaag.
(…)
Wel is er mondeling overeengekomen dat de komende maanden er een overgangssituatie zal worden gecreëerd.
Deze overgangssituatie zal eindigen op 1 oktober 2016.
Deze overgangssituatie betekend dat er volgens de lopende prijsafspraken door RSN zal worden geleverd zoals nu de situatie is.
Uitvaart24 heeft de volledige vrijheid per vandaag om buiten de exclusiviteit uit het contact om zelfstandig keuzes te maken en te doen handelen met betrekking tot haar eigen werkzaamheden. (…)
2.6.
In een e-mail 17 juni 2016 van [naam 2] aan Uitvaart24 staat voor zover van belang het volgende:
(…) Zoals gezegd wij komen met een document (…). Hierin zal ook een passage staan over een stuk geheimhouding. (…)
2.7.
Bij brief van 20 juni 2016 heeft RSN aan Uitvaart24 meegedeeld dat zij niet akkoord gaat met het schriftelijk voorstel van Uitvaart24 om de Afnameovereenkomst te beëindigen. RSN heeft voorts meegedeeld dat zij haar verplichtingen uit de Afnameovereenkomst zal nakomen en dat zij er vanuit gaat Uitvaart24 dat ook zal doen.
2.8.
In een e-mail van 20 juni 2016 van Uitvaart24 (van de hand van [naam 4] ) aan RSN staat voor zover van belang het volgende:
(…) Op 17-06-2016 hebben [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en ondergetekende met elkaar gesproken en het volgende afgesproken;
-Partijen gaan uit elkaar zonder juridische of financiële strijd per 20-06-2016. (…)
Op 20-06-2016 zou Uitvaart24 om 13 uur in Enkhuizen een document tekenen waarin bovenstaande punten staan omschreven,
Helaas is de afspraak afgezegd door [naam 2] .
Wat ons betreft is het zo akkoord/helder en is een verdere afspraak niet per definitie
noodzakelijk. (…)

3.Het geschil in conventie

3.1.
RSN vordert samengevat - Uitvaart24 op straffe van een dwangsom te veroordelen om de exclusieve diensten zoals opgenomen in artikel 1.1. van de Afnameovereenkomst exclusief door RSN te laten verzorgen. RSN vordert voorts Uitvaart24 te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van
€ 3.816,00 en kosten van dit geding, inclusief nakosten.
3.2.
RSN stelt hiertoe het volgende.
Enkele weken geleden is de samenwerking verstoord omdat [naam 3] en [naam 4] vertrouwelijke informatie ten aanzien van [naam 1] hebben gedeeld met andere marktpartijen. Er hebben vervolgens gesprekken plaatsgevonden waaruit bleek dat Uitvaart24 van de Afnameovereenkomst af wilde. [naam 1] heeft het door Uitvaart24 opgemaakte document niet willen ondertekenen en gezegd dat, als al sprake kan zijn van beëindiging, hij wilde nadenken over de voorwaarden. De Afnameovereenkomst vertegenwoordigt een aanzienlijke economische waarde en een beslissing om deze te beëindigen wordt niet zomaar genomen, zeker als Uitvaart24 hier niets tegenover stelt. Verder is er geen overeenstemming bereikt over een geheimhoudingsbeding, de einddatum en een schadevergoeding. Partijen waren vanaf 17 juni 2016 nog steeds in onderhandeling over de voorwaarden voor de beëindiging. Dit volgt uit de vervolgafspraak die op 20 juni 2016 zou plaatsvinden en diverse e-mails. Bovendien volgt uit artikel 9.2 dat wijziging van de Afnameovereenkomst alleen schriftelijk kan. Uitvaart24 dient de Afnameovereenkomst na te komen. Conform artikel 3.3 komen de gemaakte buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking.
RSN heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen.
3.3.
Uitvaart24 voert verweer. Hierop wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
Uitvaart24 vordert samengevat - RSN te veroordelen de daadwerkelijk gemaakte juridische kosten, waaronder het griffiegeld en de advocaatkosten, ten bedrage van € 4.401,12 (te vermeerderen met BTW) aan haar te voldoen. Uitvaart24 vordert voorts RSN op straffe van een dwangsom te veroordelen om tot ondertekening van de beëindigingsovereenkomst over te gaan die is neergelegd in het onder 2.5 vermelde document dat op 17 juni 2016 is overgelegd onder toevoeging van een geheimhoudingsbeding. Tot slot vordert Uitvaart24 RSN te veroordelen om te dulden dat Uitvaart24 gebruik maakt van haar eigen rouwwagen.
4.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op de onderlinge samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie hierna gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
RSN vordert nakoming van de Afnameovereenkomst door Uitvaart24. Uitvaart24 stelt zich op het standpunt dat partijen op 17 juni 2016 zijn overeengekomen om deze overeenkomst te beëindigen. Zij beroept zich op hetgeen toen is verklaard door [naam 1] en [naam 2] , waaruit de aanvaarding van het aanbod van Uitvaart24 tot beëindiging blijkt.
Dit standpunt gaat niet op. Er veronderstellenderwijs van uitgaande dát [naam 1] en/of [naam 2] toen heeft meegedeeld de afnameovereenkomst te beëindigen, en/of het aanbod tot beëindiging te aanvaarden, hetgeen door RSN wordt betwist, dan brengt die mondelinge verklaring niet mee dat op 17 juni 2016 een beëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen. Gelet op het maandenlange onderhandelingstraject voorafgaande aan het sluiten van de Afnameovereenkomst en de vérstrekkende gevolgen van de beëindiging daarvan - er is een groot geldelijk belang mee gemoeid - mag niet te snel worden aangenomen dat wat iemand verklaart ook daadwerkelijk overeenstemt met zijn wil. In dit geval weegt zwaar ten nadele van het standpunt van Uitvaart24 dat geen sprake is geweest van rijp beraad aan de zijde van RSN, het alleen mondelinge uitlatingen betreft die zijn gedaan naar aanleiding van een conflict, en dat de verklaring niet schriftelijk is bevestigd. Ook is van belang dat nog niet alle voorwaarden voor beëindiging waren doorgesproken. Om deze reden kan niet op het oordeel van de bodemrechter worden vooruitgelopen dat van beëindiging van de overeenkomst sprake is.
5.3.
Vast staat dat er tussen partijen irritaties zijn ontstaan over de samenwerking op grond van de overeenkomst, andere projecten en concurrerende werkzaamheden, er door RSN gedreigd werd dat de Afnameovereenkomst niet zou worden nagekomen en er een conflict was over het al dan niet verstrekken van informatie door Uitvaart24 over [naam 1] aan derden. Gevolg was dat, zoals uit het door Uitvaart24 als productie G1 overgelegde gespreksverslag van 17 juni 2016 volgt, het onderwerp beëindiging van de Afnameovereenkomst mondeling ter tafel kwam. Wellicht is namens RSN toen gezegd dat de overeenkomst zou worden beëindigd, maar aan die mededeling kan weinig waarde worden gehecht, zoals hiervoor is overwogen. Het lijkt er meer op dat sprake is geweest van een uitlating in een opwelling, of een mislukte poging tot het onder druk zetten van de wederpartij, ontstaan uit frustratie over de gang van zaken. Uit de feiten weergegeven onder 2.4 tot en met 2.8 kan in ieder geval niet zonder meer worden opgemaakt dat Uitvaart24 er op heeft mogen vertrouwen dat RSN weloverwogen en onvoorwaardelijk het aanbod tot beëindiging heeft aanvaard. De vraag of voor de beëindiging van de Afnameovereenkomst het schriftelijkheidsvereiste geldt, kan verder in het midden blijven.
5.4.
De conclusie is voorshands dat de Afnameovereenkomst niet is geëindigd en dient te worden nagekomen, in ieder geval totdat Uitvaart24 rechtsgeldig de ontbinding inroept. De vordering in conventie zal als na te melden worden toegewezen.
5.5.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als volgt.
Ook zal de dwangsom in plaats van voor “iedere dag of gedeelte van de dag” voor “iedere keer” worden opgelegd omdat dat beter aansluit bij de onder 6.1 vermelde veroordeling.
5.6.
RSN vordert verder een bedrag aan buitengerechtelijke kosten. Uit de als productie 5 overgelegde specificatie volgt dat er ook kosten zijn gemaakt die niet direct verband houden met deze zitting. Deze kosten kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Voor buitengerechtelijke kosten bij een vordering van onbepaalde waarde als de onderhavige wordt aansluiting gezocht bij de tarieven die gelden voor een geldvordering van € 15.000,00, zijnde een bedrag van € 925,00 ex BTW. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
5.7.
Gezien het voorgaande zal de in reconventie gevorderde voldoening van de juridische kosten en ondertekening van het onder 2.5 vermelde document worden afgewezen. Voorts zal ook de vordering RSN te veroordelen te dulden dat Uitvaart24 gebruik maakt van haar eigen rouwwagen worden afgewezen. Het gebruik van een eigen rouwwagen is in strijd met de in de Afnameovereenkomst opgenomen exclusiviteit.
5.8.
Uitvaart24 zal in conventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van RSN worden begroot op:
- dagvaarding € 99,88
- griffierecht 1.929,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 2.844,88
5.9.
De in conventie gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5.10.
Uitvaart24 zal in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van RSN worden wegens samenhang met de conventie begroot op nihil.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt Uitvaart24 om de Exclusieve Diensten zoals opgenomen in artikel 1.1 van de Afnameovereenkomst exclusief door RSN te laten verzorgen, totdat de bodemrechter anders beslist of partijen anders overeenkomen,
6.2.
veroordeelt Uitvaart24 om aan RSN een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere keer dat zij niet aan de onder 6.1 vermelde veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
6.3.
veroordeelt Uitvaart24 om een bedrag van € 925,00 aan buitengerechtelijke kosten aan RSN te voldoen,
6.4.
veroordeelt Uitvaart24 in de proceskosten, aan de zijde van RSN tot op heden begroot op € 2.844,88,
6.5.
veroordeelt Uitvaart24 in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 131,00 voor nasalaris te vermeerderen met € 68,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
6.6.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.8.
weigert de gevraagde voorzieningen,
6.9.
veroordeelt Uitvaart24 in de proceskosten, aan de zijde van RSN tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2016. [1]

Voetnoten

1.type: GHF