ECLI:NL:RBAMS:2016:5243

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2016
Publicatiedatum
17 augustus 2016
Zaaknummer
CV EXPL 15-510
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en prijsvermindering wegens erfelijke aandoening bij Duitse herdershonden

In deze zaak vorderden eisers, beiden wonende te [woonplaats], schadevergoeding en prijsvermindering van gedaagde, die Duitse herdershonden aan hen had verkocht. De honden vertoonden erfelijke aandoeningen, specifiek heupdysplasie (HD), en eisers stelden dat gedaagde tekort was geschoten in zijn zorgplicht als fokker. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot schadevergoeding en prijsvermindering niet kon slagen. De rechter stelde vast dat de honden niet gegarandeerd vrij waren van HD, en dat gedaagde voldoende zorgvuldigheid had betracht bij het fokken. De vordering werd afgewezen omdat de klachten van eisers niet tijdig waren ingediend en er geen sprake was van non-conformiteit. De kantonrechter benadrukte dat de risico's van erfelijke aandoeningen inherent zijn aan het fokken van rashonden en dat eisers niet konden verwachten dat de honden gegarandeerd vrij zouden zijn van dergelijke aandoeningen. De proceskosten werden aan eisers opgelegd, aangezien zij in het ongelijk waren gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 3750605 CV EXPL 15-510
vonnis van: 15 juli 2016
537

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [eiser sub 1] en

2. [eiser sub 2]

beiden wonende te [woonplaats]
eisers
gezamenlijk ook nader aan te duiden als: [eisers gezamenlijk]
gemachtigde: aanvankelijk mr. J.B. Houtappel, thans mr. H. Baaij
t e g e n

[gedaagde]

wonende en zaakdioende te [plaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. F. Bonefaas

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 4 juli 2014 voor (een andere kamer dan die voor behandeling van kantonzaken van) deze rechtbank;
- conclusie van antwoord;
- het zgn. abc-tussenvonnis van 24 september 2014;
- het vonnis van 31 december 2014 waarbij de zaak naar de kantonrechter werd verwezen;
- het instructievonnis van 30 januari 2015 waarbij een comparitie werd gelast.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 18 mei 2015. [eisers gezamenlijk] verschenen in persoon, bijgestaan door hun huidige gemachtigde. Ook [gedaagde] is in persoon verschenen, bijgestaan door diens gemachtigde. Tevoren waren namens [eiser sub 1] bij brief van 28 januari 2015 en bij e-mail en brief van 1 mei 2015 nadere producties in het geding gebracht, in die brieven voorzien van een (summiere) toelichting. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, namens [eisers gezamenlijk] mede aan de hand van een pleitnota, en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. In overleg met partijen is de zaak verwezen voor schriftelijke voortzetting, waarna [eisers gezamenlijk] een akte (tevens houdende wijziging en vermindering van eis) namen en vervolgens ook [gedaagde] , bij wiens akte producties werden overgelegd. [eisers gezamenlijk] reageerde op die producties bij akte waarbij eveneens nog producties werden overgelegd. Op die laatste reageerde [gedaagde] bij akte. Daarna is de zaak verwezen voor vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
1.1.
Bij twee onderling (vrijwel) gelijkluidende schriftelijke koopovereenkomsten van 10 oktober 2009 (tevens de afhaaldatum) met volgnrs. 2009/5 resp. 2009/2, hebben [eisers gezamenlijk] van [gedaagde] gekocht twee Duitse Herdershonden uit hetzelfde nest, geboren op 20 augustus 2009, een teef met de stamboomnaam [stamboomnaam] , roepnaam Mac en een reu met de stamboomnaam [stamboomnaam] , roepnaam Angus, voor € 750,- per hond. De schriftelijke overeenkomsten zijn tot stand gekomen door ondertekening van een standaardovereenkomst afkomstig van c.q. vermeldende in de kop V.D.H, Vereniging van fokkers en liefhebbers van Duitse Herdershonden. In de kop van de beide overeenkomsten zijn overigens koper en verkoper verwisseld, als verkoper/fokker staat steeds ingevuld
“ [eisers gezamenlijk] ”en [gedaagde] als koper. De stambomen van beide honden volgens het Nederlands Hondenstamboek (beheerd door de Raad van Beheer op kynologisch gebied in Nederland) en de certificaten van fokniveau, uitgegeven door voornoemde V.D.H., zijn door [gedaagde] verstrekt.
1.2.
[gedaagde] fokt sinds [jaar] Duitse herdershonden en vervult diverse functies in de kynologische wereld, ook op fokgebied. [eisers gezamenlijk] hadden ervaring met Duitse herdershonden, zowel omdat de hond die zij daarvóór hielden een Duitse herder was, die leed aan heupdysplasie (HD), als omdat (de vader van) eiseres sub 2 een gezonde Duitse herder had gehad die eveneens afkomstig was van [gedaagde] .
1.3.
In de overeenkomsten is onder meer opgenomen (artikel II.3) dat de verkoper (fokker) garandeert dat de beide ouderdieren voldoen aan de basiseisen van de rasvereniging, d.w.z. dat zij vrij of nagenoeg vrij van HD zijn, waarbij wordt verwezen naar artikel VII. Dit bevat in lid 1 bepalingen in verband met het fokken met ouderdieren en verdere voorouders met verschillende gradaties van (afwezigheid van) HD, terwijl in lid 2 is bepaald dat indien bij de jonge hond in zijn eerste levensjaar in ernstige mate heupdysplasie of een ander erfelijk gebrek wordt geconstateerd waardoor zijn gezondheid en welzijn door pijn e.d. ernstig zijn aangetast zodat euthanasie of ingrijpende operaties noodzakelijk zijn, er recht op schadevergoeding bestaat conform artikel VIII. In dit artikel is bepaald dat de kosten van medische behandeling worden vergoed tot maximaal de helft van de koopsom indien binnen een termijn van 12 maanden na de geboorte zich ernstige erfelijke afwijkingen bij de hond openbaren en dat, kort gezegd, wanneer in zo’n geval op grond van deskundig oordeel euthanasie dient plaats te vinden, de koopsom wordt geretourneerd (minus eventueel reeds vergoede behandelkosten) of anders een vervangende pup ter beschikking wordt gesteld. Lid 2 bevat de verplichting van de koper om de fokker onmiddellijk in kennis te stellen van een medische behandeling en lid 3 het recht van de verkoper (fokker) om een
second opinionte verlangen.
1.4.
In de stambomen, die lopen tot en met de overgrootouders van de beide honden, is bij de meeste honden, als enig medisch-genetisch gegeven, een klassificatie op de schaal HD-A (gunstigst) t/m HD-D (ongunstigst) opgenomen. Bij de meeste honden (waaronder de vader) staat HD-A vermeld, soms HD-B en bij één overgrootouder HD-C. Bij de moederhond staat wat dat betreft niets vermeld, doch tussen partijen is niet in geschil dat ook zij een HD-A-classificatie heeft.
1.5.
Blijkens brieven van Dierenartsenpraktijk Uithoorn-Aalsmeer van 2 juli 2013 is aan de hand van op 4 februari 2011 gemaakte röntgenfoto’s bij beide honden HD gediagnosticeerd. Volgens [eisers gezamenlijk] hebben zij met name naar aanleiding van klachten van hond Mac reeds begin 2010 de gezondheidstoestand van de honden en het vermoeden van HD bij [gedaagde] aan de orde gesteld, doch [gedaagde] betwist dit. Volgens hem hoorde hij pas in april 2013 via mr. A.M. van Dijk van de Stichting Dier & Recht dat [eisers gezamenlijk] hem een verwijt maken. [eisers gezamenlijk] hebben bij e-mail van 25 april 2013 [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor onder meer de medische kosten voor beide honden, waaronder de kunstheup waarvan hond Mac inmiddels was voorzien. Bij brief van 23 december 2013 van mr. Van Dijk voornoemd is [gedaagde] in gebreke gesteld en werd onder meer aanspraak gemaakt op schadevergoeding ad € 17.514,19, waaronder € 11.498,67 aan dierenarts-/medicatiekosten 2011/2013.

Vordering

2. [eisers gezamenlijk] vorderen, na wijziging en gedeeltelijke vermeerdering van hun eis bij akte van 3 juli 2015 – waartegen [gedaagde] geen bezwaar heeft gemaakt – en gedeeltelijke vermindering daarvan, betaling door [gedaagde] van een totaalbedrag ad € 39.299,76 in hoofdsom (bij dagvaarding bedroeg dit nog bijna € 49.000,-), bestaande uit een prijsvermindering c.q. terugbetaling van de koopsom ad € 1.500,-, vergoeding van tot en met 16 mei 2014 gemaakte reiskosten ad € 3.412,28, vergoeding van tot en met 16 mei 2014 gemaakte medische kosten ad € 12.568,02, vergoeding van kosten van vaststelling van aansprakelijkheid ad € 1.810,46 en toekomstige kosten ad € 20.000,-, met nevenvorderingen.
3. [eisers gezamenlijk] stellen hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat de beide honden niet voldoen aan de eigenschappen die zij redelijkerwijs op grond van de koopovereenkomsten mochten hebben (non-conformiteit) en dat sprake is van toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomsten, in het bijzonder bestaande uit niet-nakoming van een op hem rustende zorgplicht, waardoor hij tot betaling van schadevergoeding gehouden is. Voorts is sprake van een oneerlijke handelspraktijk als bedoeld in artikel 6:193a en 193b lid 2 BW, in het bijzonder omdat [gedaagde] niet duidelijk gewaarschuwd heeft voor de mogelijkheid van erfelijke aandoeningen bij Duitse herders in het algemeen en van een (gedeeltelijk) erfelijk bepaalde aandoening als HD in het bijzonder, aldus [eisers gezamenlijk]

Verweer

4. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen waarop voor zover nodig hierna verder wordt ingegaan.

Beoordeling

5. [gedaagde] beroept zich er in de eerste plaats op dat de klacht- c.q. reclametermijn van artikel 7:23 resp. artikel 6:89 BW is verstreken, nu hij pas ruim 2 jaar nadat bij de honden aan de hand van röntgenfoto’s HD was gediagnosticeerd daarvan voor het eerst heeft vernomen c.q. daarvoor aansprakelijk is gesteld, hetgeen niet binnen bekwame tijd na ontdekking is. Bovendien is gehandeld in strijd met artikel VIII lid 2 van de koopovereenkomst, waardoor [gedaagde] ook de mogelijkheid van een second opinion van lid 3 is onthouden en daarmee de beoordeling of de ingezette medische behandeling wel de juiste is geweest en de hoge kosten, die door [gedaagde] disproportioneel worden geacht, niet voorkomen of aanzienlijk beperkt hadden kunnen worden, zo begrijpt de kantonrechter.
6. [eisers gezamenlijk] stellen hier het nodige tegenover. Zij stellen dat zij al vanaf begin 2010 zich tot [gedaagde] , bij wie de honden ook training volgden, hebben gewend met zorgen over hun gezondheidstoestand, met name die van Mac, maar dat [gedaagde] hen telkenmale geruststelde. Zij stellen bovendien dat op 4 februari 2011 een toevallige ontmoeting bij een dierenarts in Nunspeet plaatsvond, waarbij [gedaagde] de schuld dat de honden HD hebben in hun schoenen probeerde te schuiven, terwijl zijn bekendheid dat de honden deze aandoening hadden ook blijkt uit het feit dat hij aan die dierenarts suggereerde of bij Angus en Mac niet een zgn. JPS-ingreep kon worden verricht. Dit alles wordt door [gedaagde] uitdrukkelijk betwist.
7. Aangezien de kantonrechter voorshands van oordeel is, dat april 2013 niet binnen bekwame tijd na ontdekking (kennelijk op 4 februari 2011) is, zou bewijslevering op het punt van tijdig klagen aan de orde zijn (waarbij overigens ten aanzien van de bewijslast wel een punt zou zijn dat uit de door [gedaagde] zelf overgelegde correspondentie wel degelijk lijkt te volgen, hoewel hij daar zelf een andere wending aan geeft, dat [eisers gezamenlijk] eerder de HD bij hem aan de orde hebben gesteld, zij het aanvankelijk niet in klagende c.q. verwijtende maar meer in zorgen-delende zin met een andere, bekende, liefhebber), ware het niet dat de vorderingen op andere gronden niet kunnen slagen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
8. Partijen hebben veel aandacht besteed aan het karakteriseren van de onderhavige koopovereenkomsten, waarbij [eisers gezamenlijk] benadrukken dat zij consumenten zijn en er sprake is van consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 lid 1 BW – waarbij een hond inderdaad, althans vóór 1 januari 2013 toen artikel 3:2a BW in werking trad, juridisch heeft te gelden als roerende zaak – terwijl [gedaagde] handelde in het kader van zijn handels- of bedrijfsactiviteit als bedoeld in die bepaling, hetgeen door [gedaagde] uitdrukkelijk wordt betwist. Hij stelt dat hij een hobbyfokker is die deze activiteit naast een jarenlange invaliditeitsuitkering uitoefent en ook door de relevante instanties niet wordt aangemerkt als ondernemer.
9. Deze beoordeling is niet “zwart/wit”. In dit geval valt niet te ontkennen dat [gedaagde] mede door zijn jarenlange fokactiviteit met een niet-incidentele omvang en zijn posities in de kynologische wereld zeker ten opzichte van de gemiddelde kandidaat-koper een zekere professionaliteit uitstraalt. Aan de andere kant zijn [eisers gezamenlijk] toch ook in zekere mate deskundig te noemen, zij hebben in iedere geval de nodige voorervaring met de onderhavige rashonden en concreet ook met HD, waarover zij ook stellen uitgebreid navraag te hebben gedaan alvorens tot aankoop bij [gedaagde] over te gaan. Een complicerende factor hierbij lijkt bovendien, dat ten tijde van de koop (en geruime tijd daarna) sprake lijkt van een zeker mate van bevriendheid van partijen. Of sprake is van consumentenkoop of een zgn. oneerlijke handelstransactie is echter niet doorslaggevend. De kantonrechter sluit zich wat dit betreft aan bij het oordeel van het Hof ‘s-Hertogenbosch in zijn in deze procedure ook overgelegde arrest van 25 november 2014 in een zaak over een eveneens aan HD lijdende Duitse herder (ECLI:NL:GHSHE:201:4959), dat het antwoord op deze kwalificatievraag in het midden kan blijven, omdat ook indien sprake is van consumentenkoop, er (buiten gevallen van garantie van aanwezigheid van een bepaalde eigenschap of in dit geval afwezigheid van een bepaald gebrek – waarop [eisers gezamenlijk] zich echter niet hebben beroepen –) slechts sprake kan zijn van een verplichting tot schadevergoeding indien sprake is van een toerekenbare tekortkoming. Dit sluit aan op het algemene beginsel van aansprakelijkheidsrecht, dat – buiten gevallen van uitdrukkelijk in de wet geregelde risico-aansprakelijkheid – ieder geacht wordt zijn eigen schade te dragen, behoudens wanprestatie of een onrechtmatige daad van een ander. Anders gezegd, aan [gedaagde] moet een verwijt te maken vallen dat de honden lijden aan HD. Daaraan gaat vooraf de vaststelling of sprake is van een (rechtens relevante) tekortkoming, wat zich bij een koopovereenkomst concretiseert in de vraag of de honden niet de eigenschappen bezitten die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord en indien sprake is van een consumentenkoop, dan kan de koper (artikel 7:21 BW) aflevering van het ontbrekende vorderen (hier niet van toepassing), of herstel of vervanging (hier contractueel voorzien maar niet gevorderd), dan wel (artikel 7:22 BW) ontbinding (hier niet gevorderd) of prijsvermindering (hier wel gevorderd, waarover voor zover nodig hieronder apart wordt beslist), maar ook in dat geval niet zonder meer schadevergoeding.
10. Alvorens nader op de non-conformiteitsvraag in te gaan, staat de kantonrechter stil bij de contractuele bedingen zoals hierboven geciteerd. Daarvan hebben [eisers gezamenlijk] gesteld dat het gaat om algemene voorwaarden die vernietigbaar zijn omdat zij onredelijk bezwarend zijn. [gedaagde] heeft betwist dat het algemene voorwaarden betreft, evenals het onredelijk bezwarende karakter en erop gewezen dat [eisers gezamenlijk] ook niet vernietiging daarvan hebben gevorderd. Nu het in deze modelovereenkomsten gaat om bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te zijn opgenomen, lijkt aan het karakter van algemene voorwaarde te zijn voldaan en behoeft het feit dat [eisers gezamenlijk] daarvan geen vernietiging vorderen niet doorslaggevend te zijn, zeker niet indien zij als consument hebben te gelden, [gedaagde] geacht moet worden beroepsmatig te hebben gehandeld en sprake is van zgn. oneerlijke bedingen in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen (Rl. 93/13/EEG). Dan is immers de kantonrechter gehouden de bepalingen van de Richtlijn ambtshalve toe te passen. Doch ook hier geldt, dat aan de vraag of [gedaagde] een beroep op overeengekomen exoneratiebedingen kan doen vooraf gaat de vraag of hij aansprakelijk voor schade kan worden gehouden. Daaraan gaat de non-conformiteitsvraag weer vooraf.
11. Niettemin zijn deze bedingen in de overeenkomsten niet zonder belang, nog afgezien van het feit dat een aantal daarvan niet zo zeer aansprakelijkheidsbeperking tot doel hebben, maar uitdrukkelijk ook beogen om zodra een gebrek zoals heupdysplasie zich voordoet, de fokker in de gelegenheid te stellen zich daarover een eigen oordeel te vormen en samen een oplossing te bespreken. Daartoe kan behoren dat het beter is de hond te laten inslapen, in welk geval de koopsom wordt gerestitueerd of een nieuwe pup ter beschikking gesteld. Hoewel de kantonrechter er alle begrip voor heeft dat dit voor de eigenaar/houder een ongelooflijk zware beslissing kan zijn en de contractuele remedie een schrale troost, behoort dit tot de realiteit van alledag. Een hond, hoe zeer men daar ook aan kan hechten, is geen mens. Voor een hond gelden naar huidige (medisch c.q. veterinair-ethische) standaarden andere maatstaven voor (door)behandelen in verband met de kosten daarvan in verhouding tot de te bereiken winst dan bij mensen en in dat kader is ook de afweging van wat te doen indien een gebrek zich manifesteert dat terug te leiden is op genetische factoren, zoals zich nu eenmaal bij hond én mens zich kan voordoen (maar zich zeker niet altijd hoeft te openbaren) en zoals ten aanzien van HD bij honden gedeeltelijk het geval is, anders dan bij een mens. Aan het oordeel of daartoe in dit geval zou zijn geadviseerd kan in deze zaak niet worden toegekomen, maar als dat zo zou zijn en een dergelijk advies in de wind wordt geslagen, kan in zekere zin worden gezegd dat de eigenaar de hoge kosten aan zichzelf te wijten heeft c.q. geacht mag worden daar bewust voor te hebben gekozen.
12. Daarnaast is van belang, dat in de overeenkomsten zelf, als enige specifiek mogelijke aandoening, uitgebreid aandacht aan HD wordt besteed, in de bijbehorende stambomen eveneens over HD als enige (medisch/erfelijke) aandoening vermeldingen staan en hetzelfde geldt voor de bijbehorende certificaten van fokniveau, waarin daarnaast vermeldingen op het gebied van africhting, schoonheid en kleur staan vermeld. Nog geheel los van hun eigen specifieke voorervaring op dit gebied, kunnen [eisers gezamenlijk] er redelijkerwijs niet van zijn uitgegaan dat de honden “gegarandeerd” vrij van HD zouden zijn. Zoals ook aan de hand van overgelegde publicaties en opinies is aangetoond, kan men hiervan bij een doorgefokte rashond als een Duitse herder, maar bijvoorbeeld ook een labrador retriever, nimmer van uitgaan. Ook indien beide ouderdieren de hoogste klassificatie hebben en dit ook bij de verder traceerbare voorouders (tot in de vierde graad) het geval is, kan het gebrek zich openbaren, terwijl omgekeerd het fokken met twee honden met een lagere kwalificatie niet noodzakelijk betekent dat de nakomelingen HD hebben. Men kan door zo zorgvuldig mogelijk te zijn het risico proberen te beperken, maar het valt nimmer uit te sluiten. Er is geen reden waarom [eisers gezamenlijk] aan de gestelde woorden van [gedaagde] ter gelegenheid van de koop meer zekerheid konden ontlenen. [eisers gezamenlijk] hebben ook niet betwist, dat in de Toelichting op (een latere versie van) de standaard-koopovereenkomst is vermeld, kort gezegd, dat de aankoop van een Duitse herdershond neerkomt op de aankoop van en gebrekkig product wegens het risico van erfelijke gezondheidsproblemen zoals heupdysplasie en ellebogendysplasie, maar alleen dat zij dit gelezen hebben. Ook als dit laatste juist is, neemt dit niet weg dat dit ook volgens hun eigen stellingname in deze procedure nu eenmaal de stand van zaken op de onderhavige markt, waarvan zij geacht moeten worden op de hoogte te zijn geweest, is. Tegen deze achtergrond is de kantonrechter van oordeel, dat geen sprake is van non-conformiteit. [eisers gezamenlijk] hebben gewoon pech gehad, maar ook het feit dat dit in hun geval dubbele pech is, leidt op zichzelf niet tot het oordeel dat [gedaagde] is tekort geschoten.
13. Tegen deze achtergrond is de kantonrechter bovendien oordeel, dat [gedaagde] niet een concreet verwijt kan worden gemaakt en dus een tekortkoming, indien daarvan sprake zou zijn geweest, aan hem toerekenbaar is. Hij heeft in deze procedure voldoende aannemelijk gemaakt, dat hij naar de geldende fokmaatstaven voldoende zorgvuldigheid in acht heeft genomen, waarmee ook het verwijt van [eisers gezamenlijk] dat hij zijn zorgplicht heeft geschonden feitelijke grondslag mist. De enige garantie die hij heeft gegeven, nl. dat de beide ouderdieren vrij of nagenoeg vrij van HD zijn, is niet geschonden en hij heeft gefokt met dieren die volgens de geldende maatstaven daarvoor in aanmerking kwamen en zoals met [eisers gezamenlijk] overeengekomen. Feiten die mogelijk in een andere richting wijzen, zoals dat de onderhavige ouderdieren (in opvallende mate) eerder nakomelingen hadden die leden aan HD, zijn door [eiser sub 1] niet gesteld, noch is daarvan anderszins gebleken. Dat is gefokt met dieren waar ergens in een voorouderlijn sprake is van HD-B en in de ander voorouderlijn van HD-C is naar heersende inzichten niet onzorgvuldig en de PennHip-methode is geen gemeengoed.
14. Dat [eisers gezamenlijk] in feite [gedaagde] geen concreet verwijt maken, maar in feite zich richten tegen het raszuiver fokken (d.w.z. met hoge inteeltpercentages) van Duitse herders in het algemeen zoals dit nu eenmaal al vele jaren gebeurt, blijkt niet alleen uit de opzet en tekst van hun dagvaarding en overige processtukken, maar ook uit het feit dat zij specifiek het aanbrengen van een grotere genetische variatie bepleiten door het (af en toe) fokken met niet-raszuivere honden. Nu moge uit oogpunt van onder meer dierenwelzijn er van alles hiervoor te zeggen vallen, zij laten onvermeld dat de markt van doorgefokte rashonden met alle narigheid van dien stand wordt gehouden niet alleen door de fokkers, maar ook door de vraag naar raszuivere honden door kopers zoals zij. Wil men dit veranderen, dan lijkt verandering van wet- en regelgeving aangewezen en dat is ook wat [eisers gezamenlijk] bepleiten, maar deze verandering kan niet worden bewerkstelligd door buiten een geval van concrete onzorgvuldigheid aansprakelijkheid aan te nemen.
15. Ook de vordering tot prijsvermindering wordt afgewezen. Niet alleen omdat geen ontbinding of vernietiging van de koopovereenkomsten is gevorderd en wordt uitgesproken, maar ook voor het geval sprake is van consumentenkoop, waarin dit niet nodig is. Tegen de voormelde achtergrond moet in de koopsom – die in dit geval als een gebruikelijke en zeker niet excessief hoge voor een rashond moet worden aangemerkt en ten aanzien waarvan [gedaagde] uitgebreid heeft uiteengezet welke kosten daar tegenover staan – geacht worden verdisconteerd te zijn alle goede en kwade kansen dat zich bij de hond HD manifesteert, d.w.z. meestal de goede kansen en soms de kwade. De stelling van [eisers gezamenlijk] dat een hond waarbij zich (later) HD manifesteert geen handelswaarde heeft, wordt dus niet gevolgd terwijl het bovendien niet zo is dat een hond met HD waardeloos is. Een dergelijke hond pleegt wel degelijk affectiewaarde te hebben, hetgeen waarschijnlijk ook de reden is dat hieraan hoge kosten worden besteed.
16. Alle vorderingen worden dus afgewezen.
17. [eisers gezamenlijk] worden als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eisers gezamenlijk] in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op € 2.100,- (3 ½ pnt. à € 600,-) aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [eisers gezamenlijk] tot betaling van een bedrag van € 131,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [eisers gezamenlijk] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis hebben voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw.
Aldus gewezen door mr. O.J. van Leeuwen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juli 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.