Op 16 augustus 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betrof een EAB dat was uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Turnhout, België. De opgeëiste persoon, geboren in voormalig Joegoslavië in 1986, werd verdacht van strafbare feiten die onder de Belgische wetgeving vallen, met name illegale handel in verdovende middelen.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De zittingen vonden plaats op 17 mei en 2 augustus 2016, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd vanwege de complexiteit van de zaak. In de uitspraak werd ook ingegaan op de detentieomstandigheden in België, waarbij de rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in België.
De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan en bevolen dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een mobiele telefoon, aan de uitvaardigende justitiële autoriteit worden afgegeven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met de voorzitter en twee andere rechters, en er werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.