In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 9 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen Ziggo Services B.V. en een gedaagde, die in persoon procedeerde. Ziggo vorderde betaling van € 145,88 van de gedaagde, die een abonnement had afgesloten voor kabeltelevisie en digitale televisie. De gedaagde had de mediabox, die hij van Ziggo had ontvangen, niet geretourneerd na beëindiging van de overeenkomst. Ziggo stelde dat de gedaagde nog abonnementsgelden en administratiekosten verschuldigd was, en dat hij een vergoeding moest betalen voor het niet retourneren van de mediabox. De gedaagde betwistte de beëindigingsdatum van de abonnementen en stelde dat de mediabox na acht jaar gebruik geen waarde meer vertegenwoordigde.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet had aangetoond dat hij de overeenkomst eerder had opgezegd dan de door Ziggo gestelde datum van 5 oktober 2012. De rechter wees het bedrag van € 12,80 aan abonnementsgelden en administratiekosten toe, maar wees de vordering van Ziggo voor de vergoeding van € 85,00 wegens het niet retourneren van de mediabox af. De rechter oordeelde dat dit beding oneerlijk was, omdat de hoogte van de boete niet in redelijke verhouding stond tot het mogelijke nadeel van Ziggo. De kantonrechter compenseerde de proceskosten, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en documentatie bij het beëindigen van overeenkomsten, evenals de bescherming van consumenten tegen oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden.