Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
[gedaagde sub 5],
[gedaagde sub 6],
[gedaagde sub 7],
1.De procedure
- de gelijkluidende dagvaardingen van 14 april 2015;
- de akte inbreng producties van 1 mei 2015 aan de zijde van [eiser] , met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 30 september 2015, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 14 januari 2016, met de daarin vermelde (geding)stukken, waaronder de conclusie van antwoord in reconventie, met producties.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
primairde Vereniging c.s. hoofdelijk veroordeelt,
subsidiairde Vereniging en de overige gedaagden van wie komt vast te staan dat zij jegens [eiser] schadeplichtig zijn hoofdelijk veroordeelt en tot slot
meer subsidiairde Vereniging veroordeelt:
4.De beoordeling
in conventie
Verder heeft [eiser] aangevoerd dat, gelet op de omstandigheid dat hij door verjaring eigenaar is geworden van de grond onder de bebouwing, de erfgrens niet langer langs de buitenmuur van [adres 1] (bedoeld is waarschijnlijk [adres 2] ), maar deels langs de contouren van de bebouwing loopt. De conclusie van [eiser] is dat de deur zich alsdan op meer dan twee meter van de erfgrens bevindt en dat artikel 5:50 lid 1 BW niet van toepassing is. Dit laatste verweer faalt reeds op grond van het oordeel in conventie, dat [eiser] geen eigenaar is geworden van de grond onder de bebouwing. De erfgrens heeft daarmee zijn oorspronkelijke beloop gehouden.