ECLI:NL:RBAMS:2016:4770

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2016
Publicatiedatum
29 juli 2016
Zaaknummer
KG ZA 16-780 CB/CH
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de aanwezigheid van kassahuisjes op tijdelijke openbare steigers in het Open Havenfront te Amsterdam

In deze zaak hebben de rederijen Lovers en Canal Company het recht gekregen om hun kassahuisjes op de tijdelijke openbare steigers in het Open Havenfront te laten staan. De gemeente Amsterdam en rederij Kooy hadden in een kort geding geëist dat deze kassahuisjes verwijderd zouden worden. De tijdelijke steigers waren in 2002 aangelegd in verband met de werkzaamheden voor de Noord-Zuidlijn. Aanvankelijk was afgesproken dat de steigers alleen als halteplaats mochten dienen, maar in 2004 stemde de gemeente in met de plaatsing van kassahuisjes. Kooy, die al een kassahuisje op haar steiger had, stelde dat zij omzet had misgelopen door de concurrentie van de andere rederijen. De rechter oordeelde echter dat Kooy geen spoedeisend belang had bij de verwijdering van de kassahuisjes, aangezien deze al jarenlang aanwezig waren en Kooy destijds geen bezwaar had gemaakt tegen de situatie. Bovendien was niet aannemelijk gemaakt dat de omzetschade van Kooy het gevolg was van de kassahuisjes van Lovers en Canal. De voorzieningenrechter weigerde daarom de gevraagde voorziening en veroordeelde de gemeente en Kooy in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/611110 / KG ZA 16-780 CB/CH
Vonnis in kort geding van 27 juli 2016
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTERDAM,
Afdeling Grond en Ontwikkeling,
zetelend te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 5 juli 2016,
advocaat mr. A.L. Bervoets te Amsterdam,
met als voegende partij aan de zijde van eiseres
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REDERIJ P. KOOY B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
mr. C.W. Kniestedt te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1.
REDERIJ LOVERS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
mr. S. Levelt te Amsterdam
2.
CANAL COMPANY B.V.,
3.
CANAL BUS B.V.en
4.
CANAL BIKE B.V.,
allen gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. P.P.J. Jongen te Amsterdam,
gedaagden.
Partijen zullen hierna de Gemeente, Lovers, (gedaagden onder 2 tot en met 4 tezamen) Canal en Kooy worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 13 juli 2016 heeft Kooy een incidentele vordering tot voeging aan de zijde van de Gemeente ingediend. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek behandeld en de voeging toegestaan nu Kooy daarbij een belang heeft en geen van partijen bezwaren heeft geuit.
De Gemeente heeft vervolgens ter terechtzitting gesteld en gevorderd overeenkomstig de aan dit vonnis in fotokopie gehechte dagvaarding. De door de Gemeente ter terechtzitting verzochte eiswijziging is niet toegestaan door de voorzieningenrechter op grond van het oordeel dat die vordering een wezenlijk andere vordering inhoudt dan de bij dagvaarding ingestelde vordering. Gedaagden hebben zich daarop niet kunnen voorbereiden en dientengevolge hun verweer niet kunnen formuleren.
Lovers en Canal hebben verweer gevoerd. Verder hebben de Gemeente, Lovers en Canal producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van de Gemeente:
  • [naam 1] ( [functie] ),
  • mr. Bervoets,
  • mr. K. Imaalitane, advocaat in dienst bij de gemeente Amsterdam ,
aan de zijde van Kooy:
  • [naam 2] ( [functie] ),
  • mr. Kniestedt,
aan de zijde van Lovers:
  • [naam 3] ( [functie] ),
  • mr. Levelt en
  • mr. B. van de Boom, advocaat te Amsterdam, kantoorgenoot van mr. Levelt,
aan de zijde van Canal:
  • [naam 4] ( [functie] ),
  • mr. Jongen
  • mr. H. de Kraker en
  • mr. P. Nicolai.

2.De feiten

2.1.
Kooy, Lovers en Canal (Company) zijn rederijen.
2.2.
Aan de voorzijde van het Centraal Station in Amsterdam is het Open Havenfront gelegen. Het Open Havenfront bestaat uit een westkom, een middenkom en een oostkom.
2.3.
In 2002 heeft de Gemeente aan de noordzijde van de middenkom twee openbare zogenaamde ‘vingersteigers’ aangelegd. Aanleiding daartoe was de afsluiting van de Middentoegangsbrug wegens werkzaamheden aan het Stationsplein en aan de Noord/Zuidlijn. Omdat het rondvaartverkeer niet meer onder de Middentoegangsbrug kon varen, is ter compensatie voor de overlast voor onder andere Lovers en Canal een openbare halteplaats gecreëerd aan de vingersteigers. De (exclusieve en van oudsher aanwezige) instapsteiger van Kooy, met daarop een kassahuisje, kwam te liggen in de ‘oksel’ van de middenkom naast het voetgangerstraject, eveneens aan de noordzijde. Ook behield zij een uitstapsteiger aan de noordzijde van de middenkom.
2.4.
Op 25 november 2002 heeft de Gemeente aan (onder meer) Kooy, Lovers en Canal geschreven, voor zover van belang:
“(…) Alweer enige tijd geleden hebben wij met de afzonderlijke rederijen (…) gesproken over de tijdelijke situatie van de steigers in het westelijk Open Havenfront [middenkom, vzr.] (…)
Het plan ziet er als volgt uit (…);
(…)
• de lijndiensten van Lovers en Canalbus krijgen ieder een halteplaats, direct aan de westzijde van de westelijke voetgangersroute. (…)
Voor alle duidelijkheid wil ik hierbij nog melden dat bovenstaande betekent dat er geen kassahuisjes of andere voorzieningen worden toegestaan op de nieuwe steigers, met uitzondering van het huisje van rederij Kooij, waarvoor vergunning is verleend en waarvoor de huidige vergunningsvoorwaarden blijven gelden.
Tenslotte wil ik benadrukken dat het hier gaat om een tijdelijke situatie. Hier kunnen geen rechten aan worden ontleend voor de inrichting van de definitieve situatie. (…)”
2.5.
In de Nota van wijziging inzake het bestemmingsplan Stationseiland van 27 mei 2003 is onder meer vermeld:
“(…)
Aan de Gemeenteraad
In de vergadering van de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer van 14 mei 2003 heeft u de ontwerpvoordracht inzake vaststelling van het bestemmingsplan Stationseiland besproken. Tijdens deze vergadering heeft u verzocht om kassaverkoop voor de lijndiensten mogelijk te maken op de steigers in het Open Havenfront.
(…)
In de toelichting wordt in hoofdstuk 4.6 – onder het hoofdstuk “Open Havenfront” – de volgende alinea toegevoegd:
Kaartverkoopvoorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer te water.
Alle vijf openbaarvervoerlijndiensten te water hebben hun start/eindpunt op het Stationseiland. Er is daarom extra aandacht nodig voor de kaartverkoopvoorzieningen. Een gedeelte van de kaartverkoopvoorzieningen is reeds opgenomen in de bestaande bebouwing van het NZH Koffiehuis. Voor de overige lijndiensten is het voor kaartverkoop toegestaan op de steiger in de westelijke kom [middenkom, vzr.] van het Open Havenfront (noordoever, ter hoogte van de westelijke tramperrons) een beperkt bouwvolume te realiseren, één laag op steigerniveau.
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam,
(…)”
2.6.
In 2003 en 2004 heeft Canal met de Gemeente gecorrespondeerd over het neerzetten van een kassahuisje en de wijze waarop dat zou moeten geschieden. Lovers en Canal hebben elk in 2004 een kassahuisje geplaatst op de vingersteigers in de middenkom. Een plattegrond van de huidige situatie in de middenkom is aan dit vonnis gehecht (T5 Tours & Tickets verwijst naar het kassahuisje van Lovers).
Aan Lovers en Canal zijn sinds de plaatsing van de kassahuisjes steeds de benodigde publiekrechtelijke vergunningen verleend. Bij besluit van 17 maart 2016 is aan Lovers een omgevingsvergunning verleend voor onbepaalde tijd en bij besluit van 12 juli 2016 is het bezwaar van Kooy gericht tegen die vergunning ongegrond verklaard met instandhouding van de vergunning.
2.7.
In het najaar van 2013 is de Middentoegangsbrug heropend.
2.8.
Op 3 maart 2016 heeft de Gemeente op de aanvraag van Lovers voor een kassahuis aan de middenkom als volgt gereageerd:
“(…) Op basis hiervan verleent de gemeente als eigenaar van de grond en de daarop gebouwde openbare steiger geen (privaatrechtelijke) toestemming om een nieuw kassahuis op de steiger te plaatsen.(…)”
2.9.
Kooy heeft de Gemeente aansprakelijk gesteld voor schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de aanwezigheid van de twee kassahuisjes van respectievelijk Lovers en Canal in de middenkom en zij heeft de Gemeente gesommeerd over te gaan tot de ontruiming van de openbare vingersteigers in de middenkom.
2.10.
In een e-mail van 4 mei 2016 schrijft de Gemeente aan Kooy, voor zover van belang:
“(…) Namens de gemeente bevestig ik nogmaals dat de gemeente voornemens is de openbare steigers in het Open Havenfront (Middenkom) vrij te maken van de aanwezige opstallen.
(…)
Hoewel de gemeente redenen heeft de steigers vrij te maken van de aanwezige kassahuizen (…) acht de gemeente het niet opportuun dit op korte termijn te doen. (…) Een belangrijk onderdeel van project De Entree betreft aanpassingen aan en in het water van het Open Havenfront. (…) Met het oog op de verplaatsing van de bedrijfsvoering van de rederijen eind 2017/begin 2018, streeft de gemeente ernaar in de tussentijd zoveel mogelijk rust te bewaren in het gebied. De gemeente kiest ervoor de datum van ontruiming van de openbare steigers te laten samenvallen met het moment dat de gemeente in het kader van de genoemde werkzaamheden dient te beschikken over het gebied. (…) De ontruiming zal echter worden aangezegd tegen +/- eind 2017 (de exacte datum zal worden afgestemd met project De Entree).
Omdat de gemeente niet op korte termijn over het gebied behoeft te beschikken, meent zij overigens ook geen spoedeisend belang te hebben bij een vordering tot ontruiming van de steigers in kort geding. Ook vanwege het ontbreken van het spoedeisend belang, acht de gemeente het niet opportuun nu op te treden tegen de kassahuizen. (…)”
2.11.
Op 2 juni 2016 heeft de Gemeente een dagvaarding van Kooy ontvangen met de strekking dat de Gemeente de openbare vingersteigers ontruimt.
2.12.
Op 15 juni 2016 heeft de Gemeente Lovers en Canal gesommeerd tot het verwijderen en verwijderd houden, binnen twee weken, van de kassahuisjes op de openbare vingersteigers in de middenkom. Aan die sommatie hebben zij geen gevolg gegeven.
2.13.
Op 14 maart 2012 is door de gemeenteraad het ‘Voorlopig Ontwerp Maaiveld Stationseiland en Prins Hendrikkade (hierna: VO Maaiveld) vastgesteld. Op 19 december 2013 is het plan voor de kassahuisjes uitgewerkt in het bestemmingsplan ‘Stationseiland’. Dit plan gaat uit van een nieuw te bouwen openbare steiger aan de noordzijde van de middenkom. Het gebruik van de steiger wordt dan gekoppeld aan de afgegeven vergunningen. Dit beleid is gericht op de situatie vanaf (begin) 2020.
Project ‘De Entree’ vormt het slot van de metamorfose van het Stationseiland en (het gebied rondom) het Centraal Station van Amsterdam. Uitvoering van dit project doorkruist het VO Maaiveld, zodat met een aantal raadsbesluiten het VO Maaiveld is aangepast. De aanpassing ziet op onder meer de aanleg van een fietsenstalling onder het Open Havenfront. De werkzaamheden daartoe zullen ten vroegste begin 2018 een aanvang nemen. Alle steigers in de middenkom zullen voor de aanleg van de fietsenstalling (tijdelijk) verwijderd moeten worden.

3.Het geschil

3.1.
De Gemeente vordert samengevat - Lovers en Canal te veroordelen tot het verwijderen en verwijderd houden van het kassahuis en andere zaken op de steiger gelegen aan de noordzijde van de middenkom van het Open Havenfront, met machtiging van de Gemeente om bij gebreke daarvan de verwijdering zelf te bewerkstelligen op kosten van gedaagden en met veroordeling van Lovers en Canal in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De Gemeente stelt dat aan Lovers en Canal geen privaatrechtelijke toestemming is verleend voor de kassahuisjes. Voor zover die toestemming wel zou zijn verleend, is die toestemming ten aanzien van Lovers ingetrokken bij brief van 3 maart 2016 dan wel bij sommatie van 15 juni 2016. Met betrekking tot Canal moet een eventuele toestemming geacht te zijn ingetrokken bij sommatie van 15 juni 2016. Wegens de aansprakelijkstelling door Kooy heeft de Gemeente een spoedeisend belang bij de ontruiming van de steigers, aldus de Gemeente.
3.3.
Lovers en Canal voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat, anders dan de Gemeente betoogt, aan Lovers en Canal toestemming is verleend voor (de exploitatie van) de kassahuisjes. De Gemeente beroept zich op de brief van 25 november 2002 (r.o. 2.4.) waarin aan Lovers en Canal is geschreven dat de Gemeente de plaatsing van de kassahuisjes niet toestond. Volgens de Gemeente volgt hieruit dat nimmer in privaatrechtelijke zin is toegestaan de kassahuisjes te plaatsen. Lovers en Canal handelen in strijd met gemaakte afspraken, aldus de Gemeente. In de Nota van wijziging inzake het bestemmingsplan Stationseiland van 27 mei 2003 (r.o. 2.5.) is het beleid van de Gemeente echter gewijzigd in die zin dat het wel werd toegestaan om bouwvolume te creëren op de openbare vingersteigers. De plaatsing van de kassahuisjes heeft in nauw overleg met de Gemeente plaatsgevonden (r.o. 2.6.). Vervolgens heeft de Gemeente niet kenbaar gemaakt dat haar beleid op enig moment zou zijn aangepast en het Lovers en Canal niet langer zou zijn toegestaan de kassahuisjes te exploiteren.
Aan Lovers en Canal zijn ook overigens steeds (publiekrechtelijke) vergunningen verleend voor de kassahuisjes. Dat op 8 juni 2016 de aanvraag van Canal voor een omgevingsvergunning zou zijn geweigerd (in het midden gelaten of die weigering ziet op de steiger in kwestie gezien de betwisting van die stelling door Canal), dan wel dat die vergunning zal worden geweigerd, moet worden bezien in het licht van het onderhavige geschil. Dat geldt eveneens voor wat betreft de sommatie van de Gemeente van 15 juni 2016 tot verwijdering van de kassahuisjes. Die sommaties kunnen niet worden aangemerkt als een beleidswijziging. Relevant is dat de kassahuisjes conform het beleid dat sinds 2003 bestaat, zijn geplaatst en worden geëxploiteerd zonder dat de Gemeente handhavend heeft opgetreden, noch ten aanzien van de kassahuisjes noch voor zover daarin andere producten dan lijndiensten werden verkocht, zoals de tickets voor rondvaarttochten.
4.2.
Lovers en Canal hebben zich op het standpunt gesteld dat de Gemeente geen spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening. De Gemeente heeft haar spoedeisend belang gebaseerd op het feit dat zij aansprakelijk is gesteld door Kooy voor de schade die Kooy lijdt vanwege de aanwezigheid van de kassahuisjes van Lovers en Canal op de openbare vingersteigers in de middenkom. De Gemeente wil haar eventuele aansprakelijkheid en schade zoveel mogelijk beperken.
De vraag die in dit kader dient te worden beantwoord, is of voorshands voldoende aannemelijk is dat er causaal verband bestaat tussen de beweerde schade aan de zijde van Kooy en het handelen van de Gemeente, namelijk dat de Gemeente toestaat dat Lovers en Canal kassahuisjes exploiteren op de openbare steigers. De Gemeente lijkt ervan uit te gaan dat de vordering van Kooy tegen de Gemeente tot ontruiming van de steigers toewijsbaar is en dat de Gemeente mogelijk door Kooy geleden schade dient te compenseren. Van de Gemeente kan worden verwacht dat zij verweer voert tegen de vorderingen van Kooy. Het lijkt erop dat de Gemeente alvorens te onderzoeken of een mogelijk verweer kans van slagen heeft, Lovers en Canal heeft gedagvaard teneinde de ontruiming van de steigers te bewerkstelligen. Het is op dit moment evenwel nog volstrekt onzeker of de vordering van Kooy tegen de Gemeente zou worden toegewezen.
Ten eerste is onzeker of Kooy een omzetdaling ervaart wegens de aanwezigheid van de kassahuisjes van Lovers en Canal. In het licht van de omstandigheid dat die kassahuisjes reeds vanaf 2004 worden geëxploiteerd, is niet uiteengezet waarom thans (ineens) sprake zou zijn van een omzetdaling die te wijten is aan de kassahuisjes. Zoals onweersproken is gesteld, is de steiger van Kooy, in ieder geval vanaf 2002, gelegen in de ‘oksel’ van de middenkom, welke plek het beste bereikbaar is voor passanten en daarom moet worden geacht een betere plek te zijn voor het werven van klanten dan de plekken van Lovers en Canal aan de openbare steigers. Lovers en Canal hebben (de gestelde oorzaak van) de omzetdaling van Kooy gemotiveerd betwist. Canal verkoopt in tegenstelling tot Kooy vanuit het kassahuisje enkel tickets voor lijndiensten, zodat, aldus Canal, van concurrentie geen sprake kan zijn. Lovers stelt zich op het standpunt dat een mogelijke omzetdaling aan de zijde van Kooy kan worden gevonden in de toename van concurrentie op de markt en de inzet van innovatieve marktstrategieën door andere rederijen. Lovers heeft geen stijging van haar omzet ervaren, zodat niet aannemelijk is dat door haar toedoen de omzet van Kooy is teruggelopen, aldus Lovers. Canal en Lovers hebben hiermee voldoende twijfel naar voren gebracht over de oorzaak van de daling van de omzet. Dat het niet-handhavend optreden van de Gemeente ten grondslag ligt aan een omzetdaling, is voorshands dan ook niet aangetoond. Daarmee is tot nu toe niet komen vast te staan dat tussen het handelen van de Gemeente en de (gestelde) schade van Kooy causaal verband aanwezig is. Bij die stand van zaken heeft de Gemeente op dit moment onvoldoende spoedeisend belang bij de vordering.
4.3.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Reeds vanaf 2004 zijn de kassahuisjes van Lovers en Canal op de openbare steiger geplaatst. Kooy heeft destijds geen bezwaar gemaakt tegen de herinrichting van de middenkom en de plaatsing van de kassahuisjes. In elk geval gedurende een periode van twaalf jaren heeft de Gemeente die situatie toegelaten. Het beleid van de Gemeente was er sinds 2003 ook op gericht dat er een verkooppunt werd ingericht op de steigers. Nog in mei 2016 heeft de Gemeente (richting Kooy) kenbaar gemaakt dat zij geen gronden aanwezig zag om op korte termijn over te gaan tot ontruiming van de steigers. Tussen partijen is niet in geschil dat de situatie zoals deze in 2002 is ontstaan, tijdelijk is gecreëerd vanwege de reorganisatie van het gebied rondom het Centraal Station/het Stationsplein. Dat gegeven maakt echter nog niet dat de Gemeente redelijkerwijs op ieder moment zomaar een einde kan maken aan die situatie. Dat is wel wat de Gemeente nu beoogt te bewerkstelligen. Zoals uit de onder r.o. 2.13. weergegeven feiten blijkt, is de in 2002 ingezette reorganisatie op dit moment nog steeds aan de gang. Ter zitting is door de Gemeente verklaard dat ten vroegste begin 2018 werkzaamheden worden gestart in verband met de aanleg van een ondergrondse fietsenstalling. De middenkom verwordt dan (tijdelijk) tot een bouwput. Verder staat in 2020 de definitieve inrichting van het Open Havenfront gepland en zal, aldus de stelling van de Gemeente, de vergunningenmarkt ten aanzien van de steigers worden opengebroken. Ook in het licht van het voorgaande – de Gemeente laat de situatie al twaalf jaren toe en ten vroegste in 2018 vinden er werkzaamheden aan de middenkom plaats en kan ontruiming van de openbare vingersteigers van betekenis zijn – heeft de Gemeente vooralsnog niet voldoende aannemelijk gemaakt belang te hebben bij een ontruiming op korte termijn.
4.4.
Wegens het ontbreken van een – spoedeisend – belang wordt de voorziening geweigerd.
4.5.
De Gemeente en Kooy zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Lovers en Canal worden voor iedere partij begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.435,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de voorzieningen,
5.2.
veroordeelt de Gemeente en Kooy hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Lovers tot op heden begroot op € 1.435,00,
5.3.
veroordeelt de Gemeente en Kooy hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Canal tot op heden begroot op € 1.435,00,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Berkhout, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. C.E.P. Honing, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2016.