ECLI:NL:RBAMS:2016:4767

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
C/13/599674 / HA ZA 15-1145
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht en betaling in geschil over koopovereenkomsten en volmachtverlening

In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Amsterdam, vorderde de besloten vennootschap SIG STUKADOORSSPECIALIST B.V. (hierna: Sig) een verklaring voor recht dat er tussen haar en STUBOWA B.V. (hierna: Stubowa) een overeenkomst tot stand was gekomen, en veroordeling van Stubowa tot betaling van een bedrag van € 33.876,41. Sig stelde dat op 16 en 17 oktober 2013 gipsspuiten waren besteld en opgehaald door personen die zich als vertegenwoordigers van Stubowa voordeden. Stubowa betwistte echter dat er een overeenkomst tot stand was gekomen, omdat de bestellingen niet door de bevoegde vertegenwoordiger, [naam 1], waren gedaan.

De rechtbank oordeelde dat Sig niet kon aantonen dat er een volmacht was verleend aan de personen die de bestellingen hadden geplaatst. De rechtbank stelde vast dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat de bestellingen namens Stubowa waren gedaan. Sig had bovendien niet voldaan aan haar onderzoeksplicht, aangezien zij niet had geïnformeerd naar de identiteit van de personen die de bestellingen hadden geplaatst. De rechtbank concludeerde dat Sig geen gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen aan de schijn van volmachtverlening.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van Sig af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van Stubowa werden begroot op € 3.067,00. Dit vonnis werd uitgesproken op 3 augustus 2016 door mr. T.H. van Voorst Vader.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/599674 / HA ZA 15-1145
Vonnis van 3 augustus 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SIG STUKADOORSSPECIALIST B.V.,
gevestigd te Gouda,
eiseres,
advocaat mr. L.M.S. Theunissen te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STUBOWA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.L. van Bohemen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Sig en Stubowa genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 maart 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 juli 2016 en de brief van mr Theunissen van 27 juli 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Sig houdt zich bezig met de handel in onder meer bouwmaterialen en (stukadoors)machines.
2.2.
Stubowa is een stukadoorsbedrijf. Directeur van Stubowa is [naam 1] , waarvan [naam 1] (hierna: [naam 1] ) directeur is. Er zijn geen andere gevolmachtigden ingeschreven in het handelsregister en Stubowa heeft geen personeel in dienst.
2.3.
Eind januari 2011 heeft [naam 1] namens Stubowa een gipsspuit besteld bij [bedrijf 1] . Deze is betaald op 28 januari 2011 en vervolgens door [naam 2] (zoon van [naam 1] ) opgehaald. Het bedrijf van [bedrijf 1] is later overgenomen door Sig.
2.4.
Op 15 augustus 2013 heeft Stubowa voor € 26,44 een schakelaar gekocht bij [bedrijf 1] , welke bij ophalen door [naam 2] contant werd afgerekend.
2.5.
Op 16 oktober 2013 heeft een medewerker van Sig een telefoontje ontvangen van iemand die zich [naam 3] noemde en zich presenteerde als uitvoerder van Stubowa. Hij gaf te kennen dat hij namens Stubowa twee gipsspuiten met bijbehorende opzetbakken (PFT Ritmo’s) (hierna: gipsspuiten) wilde kopen die dringend nodig waren voor werkzaamheden van Stubowa. Op dezelfde dag zijn twee gipsspuiten opgehaald door een koerier die op verzoek van Sig een ontvangstbewijs heeft ondertekend waarop de naam van de koerier en het kenteken van zijn auto werden vermeld.
2.6.
Op 17 oktober 2013 heeft Sig de volgende schriftelijke opdrachtbon ontvangen:
2.7.
Op 17 oktober 2013 om 15.24 heeft [naam 4] , medewerkster van Sig, een e-mail verzonden aan Stubowa met de vraag: “
Heeft U voor mij het telefoonnummer van [naam 2]”.
2.8.
Op dezelfde dag heeft Sig nog twee gipsspuiten meegegeven aan een koerier die namens Stubowa voor ontvangst heeft getekend met vermelding van zijn naam als “ [naam 5] ” en een kenteken.
2.9.
De gipsspuiten zijn middels op 17 en 18 oktober 2013 gedateerde facturen aan Stubowa in rekening gebracht voor € 7.018,00 elk, een totaalbedrag van € 28.072,00 inclusief BTW.
2.10.
Op 21 oktober 2013 heeft [naam 1] contact opgenomen met Sig en laten weten dat hij geen bestelling heeft geplaatst en dat daarvoor ook aan een ander door Stubowa geen opdracht is gegeven. Stubowa heeft de facturen niet voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Sig vordert – samengevat:
3.1.1.
te verklaren voor recht dat er op 16 en 17 oktober 2013 tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, althans dat Sig er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan Stubowa tot nakoming is gehouden;
3.1.2.
veroordeling van Stubowa tot betaling van € 33.876,41, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Stubowa voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Sig legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen partijen door aanbod en aanvaarding overeenkomsten tot stand zijn gekomen, waaronder Stubowa betaling verschuldigd is voor de door Stubowa aangekochte gipsspuiten. Voor zover Stubowa een onvolledige verklaring zou hebben afgelegd mag Sig op grond van de artikelen 3:33 en 3:35 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gerechtvaardigd vertrouwen op de namens Stubowa afgelegde verklaring. Meer subsidiair stelt Sig dat Stubowa op grond van volmacht gebonden is aan de in haar naam gesloten overeenkomsten en voor zover er geen volmacht was, dat Sig er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de bestellingen daadwerkelijk namens Stubowa zijn gedaan. Ter onderbouwing wijst Sig ten aanzien van de bestelling op 17 oktober 2013 naar de door [naam 1] ondertekende opdrachtbon. Voor beide bestellingen wijst Sig verder op de bestendige handelsrelatie waaronder in het verleden regelmatig door Stubowa telefonisch opdracht voor een bestelling werd gegeven en op de namens Stubowa ondertekende ontvangstbevestigingen.
4.2.
Stubowa heeft betwist dat er koopovereenkomsten tot stand zijn gekomen, omdat [naam 1] als enige bevoegd is Stubowa te vertegenwoordigen en hij het aanbod van Sig niet heeft aanvaard. Nu de gipsspuiten niet door [naam 1] , maar door onbekende personen zijn besteld en opgehaald is er geen sprake van aanvaarding door Stubowa. De opdrachtbon (2.6) is valselijk opgemaakt en niet door [naam 1] ondertekend. Daarbij is gebruik gemaakt van een copie van een offerte van Stubowa, waarbij de vervalser de kop- en voettekst van Stubowa inclusief de handtekening heeft laten staan en de tekst ertussen heeft gewijzigd. In het verleden is het tussen partijen niet gebruikelijk geweest dat namens Stubowa door medewerkers bestellingen bij Sig (of een rechtsvoorganger) werden geplaatst. Stubowa heeft geen personeel in dienst. Uitsluitend [naam 1] heeft namens Stubowa bestellingen geplaatst en deze werden tevoren of bij levering betaald. Naast de in 2.3 en 2.4 beschreven bestellingen zijn slechts kleine bestellingen gedaan die vooruit of bij aflevering betaald werden. De aankoop van een gipsspuit in 2011 (2.3) is de duurste bestelling van Stubowa bij Sig in de voorafgaande jaren geweest en de enige keer dat een gipsspuit is besteld. Sig heeft haar onderzoeksplicht verzaakt, want zij had behoren te twijfelen toen onbekende personen een ongebruikelijk aantal gipsspuiten met een hoge waarde bestelden. [naam 4] heeft medio oktober 2013 [naam 1] gebeld met de vraag of iemand namens hem gipsspuiten had besteld. [naam 1] heeft haar toen laten weten dat dat niet klopte en dat zij niet moest leveren. Vervolgens heeft zij met [naam 2] gebeld met dezelfde vraag en ook hij heeft haar gezegd dat ze niet moest leveren. Hieruit blijkt dat er bij Sig weldegelijk twijfel was. Op deze gronden komt Sig geen beroep op gerechtvaardigd vertrouwen toe. Ook komt aan Sig geen beroep op volmacht toe, omdat zij geen feiten heeft gesteld waaruit blijkt van volmachtverlening. Ten slotte komt Sig geen beroep op schijn van volmachtverlening toe op grond van onder meer de boven omschreven feiten en omstandigheden. Aldus nog steeds Stubowa.
opdrachtbon
4.3.
Artikel 159 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat een onderhandse akte waarvan ondertekening door de partij tegen wie zij bewijs zou leveren, stellig wordt ontkend, geen bewijs oplevert, zolang niet bewezen is van wie die ondertekening afkomstig is. Stubowa heeft niet betwist dat de handtekening op de opdrachtbon (2.6) die van [naam 1] is, maar heeft wel stellig en onderbouwd betwist dat déze opdrachtbon door [naam 1] getekend is en van Stubowa afkomstig is. Daartegenover heeft Sig geen nadere onderbouwing gegeven van het tegendeel. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat de opdrachtbon niet van Stubowa afkomstig is.
aanbod en aanvaarding en volmacht
4.4.
Sig heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat [naam 1] zelf als bevoegd vertegenwoordiger van Stubowa haar aanbod heeft aanvaard, behalve de opdrachtbon die daartoe niet voldoet (4.3). De rechtbank kan derhalve niet vaststellen dat op die grondslag de overeenkomsten tot stand zijn gekomen. Sig heeft ook geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen blijken van volmachtverlening door Stubowa aan de personen die bij Sig de bestellingen hebben geplaatst. Derhalve faalt ook het beroep van Sig op deze grondslag.
gerechtvaardigd vertrouwen
4.5.
In de kern komt de zaak er op neer dat ene [naam 3] en andere personen op naam van Stubowa gipsspuiten hebben besteld en opgehaald bij Sig, terwijl deze personen niet bij Stubowa werken en geen volmacht hadden van Stubowa om namens haar te handelen. De vraag die voorligt is derhalve of Sig gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen dat de bestellingen zijn gedaan door (bevoegde medewerkers van) Stubowa. Zij doet daartoe een beroep op artikel 3:61, lid 2 BW dat bepaalt dat wanneer een rechtshandeling in naam van een ander is verricht, tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep kan worden gedaan. Voor toerekening van schijn van volmachtverlening aan de vertegenwoordigde kan ook plaats zijn ingeval Sig gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening aan de personen die namens Stubowa de bestellingen hebben geplaatst op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van Stubowa komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Bij de beoordeling van de vraag of Sig in redelijkheid op de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft mogen vertrouwen spelen alle omstandigheden van het geval een rol.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat zich dit geval niet voordoet. De rechtbank gaat daarbij uit van de navolgende omstandigheden. Vast staan de onder 2.2 tot en met 2.8 omschreven omstandigheden. Gelet op de gemotiveerde betwisting en het ontbreken van een daartegenover staande onderbouwing kan de rechtbank niet vaststellen dat het voorafgaand aan 16 oktober 2013 gebruikelijk was dat medewerkers van Stubowa bestellingen plaatsten bij Sig of dat ooit gebruik gemaakt is van een opdrachtbon vergelijkbaar met die welke in 2.6 is aangehaald. Tegenover de betwisting is zelfs niet onderbouwd dat er medewerkers waren die dergelijke bestellingen hadden kunnen plaatsen. Ook is gesteld noch gebleken dat bestellingen van de omvang zoals op 16 en 17 oktober 2013 gedaan gebruikelijk waren. Een aan Stubowa toe te rekenen gebruikelijke wijze van bestellen overeenkomend met die van 16 en 17 oktober 2013 is derhalve niet komen vast te staan.
Met Stubowa is de rechtbank van oordeel dat voor zover Sig heeft bedoeld te stellen dat zij aan haar onderzoeksplicht heeft voldaan door te informeren naar de identiteit en kentekens van de koeriers, dit onvoldoende is, aangezien deze gegevens op zich geen enkele band met, laat staan volmachtverlening door, Stubowa aangeven. Sig heeft niet bij Stubowa geïnformeerd of deze koeriers of kentekens bij Stubowa bekend waren.
Afgezien van de opdrachtbon waarvan de rechtbank niet kan vaststellen dat deze van Stubowa afkomstig is (4.3) heeft Sig geen andere verklaringen of gedragingen van (bevoegde vertegenwoordigers van) Stubowa gesteld op grond waarvan zij het bestaan van een volmacht aannam of mocht aannemen. Voor zover Sig heeft gesteld dat het voor rekening van Stubowa moet komen dat zij een offerte heeft uitgebracht die derden hebben kunnen misbruiken voor het vervalsen van de opdrachtbon, kan de rechtbank haar daarin niet volgen. Dit enkele feit staat in een te ver verwijderd verband om op die grond het misbruik aan Stubowa toe te rekenen. De rechtbank kan derhalve geen feiten en omstandigheden vaststellen die voor risico van Stubowa komen, waar Sig op mocht vertrouwen.
In het midden kan blijven of [naam 4] gebeld heeft met [naam 1] en/of zijn zoon [naam 2] (4.2), hetgeen door Sig betwist is. Indien deze gesprekken hebben plaats gevonden is onbegrijpelijk dat in weerwil daarvan geleverd is en geldt dat Sig niet op een door Stubowa opgewekte schijn mocht vertrouwen. Indien die gesprekken niet hebben plaats gehad, geldt dat het in de hierboven vastgestelde omstandigheden op de weg van Sig had gelegen om na te gaan of de bestellingen weldegelijk van Stubowa afkomstig waren en Sig heeft aan die onderzoeksplicht niet voldaan. De vordering ligt derhalve voor afwijzing gereed.
4.7.
Sig zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Stubowa worden begroot op:
- griffierecht 1.909,00
- salaris advocaat
1.158,00(2 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 3.067,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Sig in de proceskosten, aan de zijde van Stubowa tot op heden begroot op € 3.067,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Sig in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Sig niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2016. [1]

Voetnoten

1.type: vVV