ECLI:NL:RBAMS:2016:4758

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
AMS 16/2600
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende maatwerk bij bijstandsaanvraag van dakloze man door gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een dakloze man en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De man had bij zijn aanvraag voor bijstand meerdere verblijfslocaties opgegeven, maar werd door de handhavingsspecialisten van de gemeente niet aangetroffen op deze locaties. De gemeente weigerde daarom de bijstandsaanvraag en vorderde een eerder verstrekt voorschot terug. De rechtbank oordeelde dat de handhavers onvoldoende maatwerk hadden geleverd, aangezien zij de man niet op zijn mobiele nummer hadden gebeld, ondanks dat hij eerder contact had opgenomen met de gemeente om zijn zorgen te uiten over zijn vindbaarheid. De rechtbank vernietigde het besluit van de gemeente en droeg hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de man.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/2600

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

25 juli 2016 in de zaak tussen

[eiser],te Amsterdam, eiser
(gemachtigde: mr. H.M. de Roo),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. I. van Kesteren).

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2015 (het primaire besluit I) heeft verweerder eisers aanvraag voor een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Bij besluit van 22 december 2015 (het primaire besluit II) heeft verweerder het aan eiser verstrekt voorschot van € 150,- teruggevorderd en dit verrekend met eisers tegoed van het Zilveren Kruis.
Bij besluit van 4 maart 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken nadat deze uitspraak kracht van gewijsde
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,-- (zegge: zesenveertig euro)
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 992,--

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Bij de primaire besluiten, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder de bijstandsaanvraag van eiser afgewezen, omdat eiser niet heeft voldaan aan de inlichtingenverplichting. Eiser is niet op de door hem op het formulier “opgave verblijflocatie(s) dak- en thuisloze” opgegeven locaties aangetroffen door de handhandhavingsspecialisten van Handhaving Werk en Inkomen gemeente Amsterdam tijdens de door hen afgelegde locatiebezoeken. Hierdoor kan het recht op bijstand niet beoordeeld worden. Tevens heeft verweerder het aan eiser op 1 december 2015 verstrekte voorschot van € 150,- teruggevorderd en verrekend met een tegoed van het Zilveren Kruis.
3. Eiser is het met het bestreden besluit niet eens en heeft daartegen beroep ingesteld. In geschil is onder meer of het onderzoek door de handhavingsspecialisten naar eisers verblijfplaats zorgvuldig is geweest.
4.1
De rechtbank is met eiser van oordeel dat dit niet het geval is. Uit het Rapport van bevindingen aanvraag Bijzondere Doelgroepen, met afsluitdatum 18 december 2015, blijkt dat de handhavingsspecialisten de door eiser opgegeven verblijfslocaties hebben bezocht, waaronder op 8 en 17 december 2015 het adres [adres] 10G, en eiser daar niet hebben aangetroffen. Uit het rapport blijkt tevens dat de garageboxen aan de [adres] 10 geen letteraanduiding hebben en dat handhavingsspecialisten door te tellen hebben bepaald welke garagebox de letteraanduiding G zou moeten hebben. Zij hebben vervolgens door een raam gekeken, eiser niet aangetroffen en zijn weggegaan.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank is dit onzorgvuldig. De handhavingsspecialisten hebben ter plaatse niet met zekerheid kunnen vaststellen welke garagebox nummer 10G betreft. Zij hebben door de garageboxen te tellen wel gemeend te weten welke box nummer G zou kunnen zijn, maar hebben daarmee niet kunnen volstaan toen zij door het raampje niemand zagen en op de bel niet werd gereageerd. Dit in het bijzonder omdat eiser ruim voor de huisbezoeken diverse keren zelf naar verweerder heeft gebeld om zijn zorgen te uiten of ze hem wel zouden kunnen vinden op het opgegeven adres. Het had daarom voor de hand gelegen dat de handhavingsspecialisten eiser ter plaatse op zijn opgegeven mobiele nummer zouden bellen. Eiser behoort immers tot een bijzondere doelgroep ten aanzien van wie verweerder volgens het eigen beleid maatwerk dient te bieden. De handelswijze van de handhavingsspecialisten verschilt nu nauwelijks van de handelswijze bij ‘normale’ huisbezoeken terwijl daartoe wel aanleiding bestond. Van maatwerk was nu dus geen sprake.
5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 496,- en een wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bode, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Vreede, griffier, op 25 juli 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.