Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[de vrouw] , te Amsterdam, verzoekster
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
B
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 5 februari 2016 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor het kappen van 101 elzen en 1 acacia in Amsterdam. Verzoekster, een vrouw uit Amsterdam, had bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning, maar had het griffierecht voor de beroepszaak niet voldaan. De voorzieningenrechter wees verzoekster op de mogelijke gevolgen van haar proceskeuze, namelijk dat de bomen gekapt zouden kunnen worden voordat de beroepszaak behandeld zou worden.
De verweerder, het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Zuidoost, had de vergunning verleend op basis van een rapport van een boomdeskundige, die concludeerde dat de bomen geen natuur- en milieuwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden, waarden van stadsschoon of bijzondere beschermwaardigheid bezaten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten de vergunning te verlenen, gezien de overlast die de bomen veroorzaakten, zoals wortelopdruk en de wens om extra parkeerplaatsen te realiseren.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de verweerder zwaarder wogen dan die van verzoekster en dat er geen sprake was van ondemocratische besluitvorming. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat de vergunninghouder belang had bij onmiddellijke uitvoering van het besluit, gezien het aanstaande broedseizoen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.