In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van Sir Max B.V. tegen een last onder dwangsom opgelegd door het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam. De lastgeving betreft werkzaamheden aan een monumentaal pand, waarbij onduidelijkheid bestaat over de 'oorspronkelijke staat' van een raamkozijn. Sir Max B.V. heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 april 2016, waarin de last onder dwangsom is opgelegd. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 10 juni 2016, waarbij Sir Max werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en het algemeen bestuur door zijn gemachtigde. Een belanghebbende was ook aanwezig, bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de last onder dwangsom onduidelijk is geformuleerd, waardoor Sir Max niet voldoende weet welke maatregelen zij moet nemen om verbeuring van de dwangsom te voorkomen. Dit leidt tot de conclusie dat de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening zal treffen met betrekking tot het raamkozijn, terwijl de overige onderdelen van de last onder dwangsom worden afgewezen. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit voor het onderdeel dat betrekking heeft op het raamkozijn tot zes weken na de beslissing op het bezwaar. Tevens wordt het algemeen bestuur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten aan Sir Max B.V.