ECLI:NL:RBAMS:2016:4373

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
HA RK 244.2016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verschoning na verbale aanvaring ter zitting

Op 6 juli 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen op een verzoek tot verschoning, ingediend door mr. J.B. Oreel, lid van de rechtbank Amsterdam in haar hoedanigheid van politierechter. Dit verzoek volgde op een openbare zitting op 13 juni 2016, waar een verbale botsing plaatsvond tussen de rechter en de verdachte. De rechter voelde zich na deze botsing niet meer in staat om onpartijdig over de zaak te oordelen, wat leidde tot het verzoek om verschoning. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van omstandigheden die de objectieve vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid rechtvaardigden. Het verzoek tot verschoning werd toegewezen, en het proces in de hoofdzaak zal worden voortgezet met een andere rechter op de eerder vastgestelde datum. De beslissing werd genomen zonder mondelinge behandeling, conform artikel 518 van het Wetboek van Strafvordering, en er werd bepaald dat de beslissing aan alle betrokken partijen zou worden toegezonden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beslissing op het onder rekestnummer C/13/610490/HA RK 244.2016 ingeschreven verzoek tot verschoning ingediend door:
mr. J.B. OREEL, lid van de rechtbank Amsterdam, in haar hoedanigheid van politierechter, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
Bij de afdeling Publiekrecht van de Rechtbank te Amsterdam is onder parketnummer 13/181374-15 een strafzaak aanhangig.
1.2
Op 13 juni 2016 heeft een openbare zitting plaatsgevonden waarop voornoemde strafzaak is behandeld door de rechter. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
1.3
Ter terechtzitting heeft een (verbale) botsing plaatsgevonden tussen de rechter en de verdachte in de strafzaak waarna de rechter de zitting heeft onderbroken voor beraad. Na hervatting van de zitting heeft de rechter het onderzoek ter terechtzitting geschorst tot de zitting van 11 oktober 2016.

2.Het verzoek

Aan het verzoek wordt ten grondslag gelegd dat ter zitting van 13 juni 2016 een zodanige (verbale)botsing met de verdachte heeft plaatsgevonden dat de rechter zich niet in staat acht de zaak verder te behandelen. Naar het oordeel van de rechter is sprake van feiten en omstandigheden waardoor in geval van verdere betrokkenheid van de rechter bij deze zaak de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

3.De beoordeling

3.1
Op grond van het bepaalde in artikel 518 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient in een verschoningsprocedure te worden beslist of er sprake is van de in artikel 512 Sv genoemde feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uit voormeld artikel valt af te leiden dat de behandeling van een verschoningsverzoek, anders dan de behandeling van een wrakingsverzoek, niet ter terechtzitting behoeft plaats te vinden. De rechtbank zal daarom zonder mondelinge behandeling een beslissing nemen op het verzoek.
3.2
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.3
Vervolgens dient te worden onderzocht of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
Gelet op hetgeen door de rechter is aangevoerd en gelet op de inhoud van het van de zitting van 13 juni 2016 opgemaakte proces-verbaal moet ervan worden uitgegaan dat zich de hiervoor onder 3.3 beschreven omstandigheid voordoet. Volgens de rechter is zij ter terechtzitting met verdachte op zodanige wijze verbaal in botsing gekomen dat in geval van verdere betrokkenheid van de rechter de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Nu de rechter zich niet meer in staat acht over de zaak van verdachte te oordelen zonder dat de objectief gerechtvaardigde vrees ontstaat dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, is het verschoningsverzoek behoudens bijzondere omstandigheden, die gesteld noch gebleken zijn, toewijsbaar. Het verzoek wordt toegewezen.
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot verschoning toe en bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet voor een andere rechter op de in het proces-verbaal van 13 juni 2016 vermelde datum;
 beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 518 lid 2 Sv. wordt toegezonden aan:
 de verdachte;
 de raadvrouw van verdachte;
 de officier van justitie;
 de rechter.
Aldus gegeven door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, mr. A.W.J. Ros en mr. A.J. Dondorp, leden, op 6 juli 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 518 lid 3 Sv geen voorziening open.