ECLI:NL:RBAMS:2016:4372

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
HA RK 256.2016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking na treffen van een schikking in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juni 2016 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de voorzieningenrechter mr. C.M. Berkhout. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Ellens, na afloop van een kort geding dat op 27 juni 2016 had plaatsgevonden. Tijdens dit kort geding werd een proces-verbaal opgemaakt, dat door beide partijen werd ondertekend, waarna de procedure werd geroyeerd. De rechtbank oordeelde dat op het moment van indiening van het wrakingsverzoek er geen zaak meer in behandeling was bij de rechter, aangezien de behandeling van de zaak was geëindigd met de ondertekening van het proces-verbaal.

De rechtbank benadrukte dat volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een rechter die een zaak in behandeling heeft. Aangezien de rechter geen zaak meer behandelde op het moment van het verzoek, kon de verzoekster niet in haar verzoek worden ontvangen. De rechtbank verwierp ook de stelling van de verzoekster dat het verzoek tijdig was, enkel omdat het proces-verbaal nog niet was verwerkt in een formele beschikking. De uitgifte van het proces-verbaal in executoriale vorm is een handeling van de griffier, waarbij de rechter niet betrokken is.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking, en er werd geen aanleiding gezien voor een mondelinge behandeling. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open, zoals bepaald in artikel 39 lid 5 Rv.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het schriftelijk gedane, op 28 juni 2016 om 0:16 uur per fax bij de griffie ingekomen, en onder rekestnummer C/13/610910/ HA RK 256.2016 ingeschreven verzoek ingediend door:
[verzoekster] ,
verzoekster,
advocaat mr. M. Ellens,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. C.M. Berkhout, voorzieningenrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
 het op 24 juni 2016 gedateerde, op 28 juni 2016 ingekomen schriftelijke verzoek tot wraking;
 hetgeen door partijen ter zitting is overeengekomen zoals vastgelegd in de een door hen ondertekende door de rechter opgemaakte overeenkomst.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Verzoekster is gedaagde partij in een bij de rechtbank Amsterdam in kortgeding aanhangig gemaakte procedure. De procedure staat geregistreerd onder zaaknummer 608541 KG ZA 16/591. Het kort geding is behandeld door de rechter op 27 juni 2016 om 13.30 uur. Aan het einde van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt waarin tussen partijen gemaakte afspraken zijn opgenomen, welk proces-verbaal door partijen is ondertekend.
2.2.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek slechts de rechter kan betreffen die een zaak van de betrokken partij in behandeling heeft. Dit brengt mee dat geen wrakingsverzoek meer kan worden gedaan tegen een rechter die geen zaak van de betrokken partij meer in behandeling heeft.
2.4.
Het verzoek tot wraking, dat is ontvangen op 28 juni 2016, is gedaan nadat het op 27 juni 2016 gehouden kortgeding is geëindigd met het opmaken van een proces-verbaal dat door partijen is ondertekend, waarna de procedure is geroyeerd. Naar het oordeel van de rechtbank had de rechter op het moment van indiening van het verzoek geen zaak meer van verzoekster in behandeling. Met de ondertekening van het proces-verbaal ter zitting is de behandeling van de zaak geëindigd en is er geen rechter meer die de zaak behandelt. Verzoekster kan daarom niet in het door haar ingediende verzoek worden ontvangen. Verzoekster kan niet worden gevolgd in haar aanname dat het verzoek tijdig is gedaan op de enkele grond dat het door partijen getekende proces-verbaal nog niet is verwerkt in een formele beschikking middels een grosse. Die handeling maakt geen deel uit van de behandeling van de zaak. De uitgifte van het proces-verbaal in executoriale vorm is immers een handeling die door de griffier wordt verricht en waarbij de rechter niet betrokken is.
2.5
Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 39 lid 1 Rv bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2.5.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
 verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.W.J. Ros en A.J. Dondorp, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2016 in tegenwoordigheid van F.C.H. Krieger als griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv, geen voorziening open.