ECLI:NL:RBAMS:2016:4372
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wraking na treffen van een schikking in kort geding
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juni 2016 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de voorzieningenrechter mr. C.M. Berkhout. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Ellens, na afloop van een kort geding dat op 27 juni 2016 had plaatsgevonden. Tijdens dit kort geding werd een proces-verbaal opgemaakt, dat door beide partijen werd ondertekend, waarna de procedure werd geroyeerd. De rechtbank oordeelde dat op het moment van indiening van het wrakingsverzoek er geen zaak meer in behandeling was bij de rechter, aangezien de behandeling van de zaak was geëindigd met de ondertekening van het proces-verbaal.
De rechtbank benadrukte dat volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een rechter die een zaak in behandeling heeft. Aangezien de rechter geen zaak meer behandelde op het moment van het verzoek, kon de verzoekster niet in haar verzoek worden ontvangen. De rechtbank verwierp ook de stelling van de verzoekster dat het verzoek tijdig was, enkel omdat het proces-verbaal nog niet was verwerkt in een formele beschikking. De uitgifte van het proces-verbaal in executoriale vorm is een handeling van de griffier, waarbij de rechter niet betrokken is.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking, en er werd geen aanleiding gezien voor een mondelinge behandeling. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open, zoals bepaald in artikel 39 lid 5 Rv.