In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Direct Pay B.V. en een opposant, die in deze procedure wordt aangeduid als [opposant]. De zaak betreft een overeenkomst die is gesloten door middel van colportage, waarbij de Colportagewet (oud) van toepassing is. De opposant heeft betoogd dat de overeenkomst niet voldoet aan de eisen van artikel 24 van de Colportagewet, omdat er geen ontbindingstermijn van 8 dagen in de overeenkomst is opgenomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst nietig is, omdat niet is aangetoond dat aan de vereisten van de Colportagewet is voldaan.
De procedure begon met een oorspronkelijke dagvaarding van 29 augustus 2016, gevolgd door een verstekvonnis van 23 oktober 2015. De opposant heeft in verzet gegaan tegen dit verstekvonnis en vorderde ontheffing van de veroordeling, alsook afwijzing van de vordering van Direct Pay. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de akte van cessie tussen Euphony Nederland B.V. en Direct Pay, en de communicatie met de opposant over de cessie.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de cessie rechtsgeldig was, maar dat de overeenkomst tussen de opposant en Euphony niet rechtsgeldig was gesloten vanwege de niet-naleving van de Colportagewet. De rechter heeft de vordering van Direct Pay afgewezen en de proceskosten aan de zijde van de opposant toegewezen. Dit vonnis benadrukt het belang van de wettelijke vereisten bij overeenkomsten die door colportage tot stand komen en de gevolgen van niet-naleving daarvan.