ECLI:NL:RBAMS:2016:4313

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
13/665088-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door het afsluiten van telefoonabonnementen en laptops op afbetaling

Op 13 juli 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting. De zaak betreft meerdere slachtoffers die door de verdachte en zijn medeverdachten onder druk zijn gezet om dure telefoonabonnementen en laptops op afbetaling af te sluiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van oktober 2015 tot en met oktober 2015, in Amsterdam, samen met anderen, geweld en bedreiging heeft gebruikt om de slachtoffers te dwingen tot het afsluiten van deze contracten. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van afpersing, maar dat er wel sprake was van oplichting. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan enkele slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6]. De rechtbank heeft ook de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte toegewezen, waardoor hij een eerdere gevangenisstraf van 600 dagen moet ondergaan. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/665088-16, 23/003823-11 (VI) en 13/665018-13 (VI)
Datum uitspraak: 13 juli 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres]
,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [detentieadres] ” te [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.L. Vermeulen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 8 oktober 2015, althans in of omstreeks de maand oktober 2015, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer meerdere mobiele telefoons en/of een laptop, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), te weten het afsluiten van een of meer telefoonabonnementen, en/of het treffen van een afbetalingsregeling voor de aanschaf van een (Macbook Pro Retina) laptop,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd "Ik weet precies waar je woont. Ik weet alles over je vrienden. Als je niet meewerkt kom ik naar je toe en doe ik je vrienden wat aan"
en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd "Je komt nu naar Amsterdam en gaat abonnementen afsluiten voor mij. Ik ken mensen en ik weet waar je woont. Als je niet meewerkt blijf ik je opbellen. En als je niet meewerkt pak ik je vrienden"
en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd "Je moet vier abonnementen afsluiten anders laat ik je niet gaan"
en/of met die [slachtoffer 1] is/zijn meegelopen naar een filiaal van een Vodafone winkel en/of (aldaar) buiten op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gewacht
althans (telkens) woorden en/of daden van gelijke dreigende aard/strekking en (aldus) een voor die [slachtoffer 1] bedreigende situatie heeft/hebben geschapen;
(strafbaarstelling: artikel 317 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 8 oktober 2015, althans in of omstreeks de maand oktober 2015, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer mobiele telefoons en/of een laptop, in elk geval enig goed, en/of tot het aangaan van
één of meerdere schuld(en) bestaande uit het afsluiten van een of meer telefoonabonnement(en) en/of het treffen van een afbetalingsregeling voor een (Macbook Pro Retina) laptop, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-tegen die [slachtoffer 1] gezegd "wacht ik pin het voor je" nu haar eerder was toegezegd door verdachte en/of zijn mededader(s) een geldbedrag te krijgen voor de hierboven genoemde handelingen
en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij mensen kent die abonnementen van haar naam af zouden halen,
waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot afgifte van een of meer mobiele telefoon(s) en/of contract(en) en/of een laptop en/of het aangaan van een of meerdere schulden;
(strafbaarstelling: artikel 326 Wetboek van strafrecht juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 oktober 2015 tot en met 27 oktober 2015, althans in of omstreeks de maand oktober 2015, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (Apple iPhone 6) en/of een simkaart (voorzien van nummer [kaartnummer] ) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden, dat het (een) door afpersing en/of oplichting, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(strafbaarstelling: artikel 416/417bis juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 oktober 2015 tot en met 26 oktober 2015, althans in of omstreeks de maand oktober 2015, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere mobiele telefoons, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), te weten het afsluiten van een of meer telefoonabonnementen,
welke geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s),
tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat zij telefoonabonnementen moest afsluiten
en/of tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat als zij het niet zou doen dan zou zij er wel achter komen omdat hij wist waar zij woonde en dat hij haar wel kwam opzoeken
en/of tegen [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd "Ik moet zo ook achter een meisje aan want die heeft me genaaid en die gaat het ook voelen dus ik kom er wel achter wees gewaarschuwd"
en/of tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd "Je gaat het nog een keer proberen, je bent niet voor niets naar Amsterdam gekomen, en ik hoop voor jou dat het lukt anders heb je wel een probleem"
en/of tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat zij het goed moest maken en de volgende dag opnieuw moest komen om dit goed te maken door het afsluiten van telefoonabonnementen en/of als zij dit niet zou doen ze haar wel zouden komen halen
en/of met die [slachtoffer 2] is/zijn meegelopen naar een filiaal van een Vodafone winkel en/of (aldaar) buiten op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gewacht
en/of met die [slachtoffer 2] is/zijn meegelopen naar een filiaal van een T-mobile winkel en/of (aldaar) buiten op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gewacht
althans (telkens) woorden en/of daden van gelijke dreigende aard/strekking, en (aldus) een voor die [slachtoffer 2] bedreigende situatie heeft/hebben geschapen;
(strafbaarstelling: artikel 317 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 oktober 2015 tot en met 26 oktober 2015, althans in of omstreeks de maand oktober 2015, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft
bewogen tot de afgifte van een of meer mobiele telefoons, in elk geval enig goed, en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), bestaande uit het afsluiten van een of meer telefoonabonnement(en)
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat de zwager van één van de verdachten bij het hoofdkantoor van telefoonproviders werkte en dat die allerlei gegevens uit een systeem kon wissen en/of
-tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij een geldbedrag zou krijgen waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot afgifte van één of meer mobiele telefoon(s) en/of contract(en) en/of het aangaan van een of meerdere schuld(en);
(strafbaarstelling artikel 326 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 21 oktober 2015, althans in of omstreeks de maand oktober 2015, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer meerdere mobiele telefoons en/of een laptop, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), te weten het afsluiten van een of meer telefoonabonnementen en/of het treffen van een lening voor de aanschaf van een (Macbook Pro Retina 13) laptop,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
die [slachtoffer 3] bij haar (linker) pols heeft/hebben vastgepakt en/of met een scherp/puntig voorwerp tegen haar rug gedrukt/geduwd en/of heeft/hebben gezegd: "Ik heb een mes en ook nog geweren. U doet wat ik zeg en ik ben tot veel in staat"
en/of tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd "Je moet geen spelletjes met mij spelen. Je moet meewerken met mij. Ik heb een geweer waarmee ik je ook wat kan aandoen in de winkel. Ik ben niet alleen er zijn meer mensen met wie ik samenwerk"
en/of tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd "Je ziet wel niemand ontkomt mij"
en/of tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd "Mensen komen nooit meer van ons af"
althans (telkens) woorden en/of daden van gelijke dreigende aard/strekking, en (aldus) een voor die [slachtoffer 3] bedreigende situatie heeft/hebben geschapen;
(strafbaarstelling: artikel 317 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 22 oktober 2015, althans in of omstreeks de maand oktober 2015, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere mobiele telefoons en/of een laptop, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), te weten het afsluiten van een of meer telefoonabonnementen, en/of het treffen van een afbetalingsregeling voor de aanschaf van een (Macbook Pro) laptop,
welke geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s),
tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd dat zij telefoonabonnementen moest afsluiten
en/of tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd dat hij/zij wist(en) wie haar vriend was en/of waar zij ( [slachtoffer 4] ) en/of haar ouders woonden
en/of tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd dat als zij niet zou meewerken hij een mannetje naar haar ouders zou sturen
en/of tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd "Als je het niet doet dan weet ik je te vinden"
althans (telkens) woorden en/of daden van gelijke dreigende aard/strekking, en (aldus) een voor die [slachtoffer 4] bedreigende situatie heeft/hebben geschapen;
(strafbaarstelling: artikel 317 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 22 oktober 2015, althans in of omstreeks de maand oktober 2015, te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer mobiele telefoons en/of een laptop, in elk geval enig goed, en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), bestaande uit het afsluiten van een of
meer telefoonabonnement(en) en/of het treffen van een afbetalingsregeling voor een (Macbook Pro) laptop, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
- aan die [slachtoffer 4] gevraagd of zij snel geld wilde verdienen
- en/of tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat een neef van een van de verdachten er voor zou zorgen dat de gegevens van de door die [slachtoffer 4] af te sluiten telefoonabonnementen gewist zouden worden
- en/of tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat zij een geldbedrag zou krijgen,
waardoor die [slachtoffer 4] werd bewogen tot afgifte van een of meer mobiele telefoon(s) en/of contract(en) en/of een laptop en/of het aangaan van een of meerdere schuld(en);
(strafbaarstelling artikel 326 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 26 oktober 2015, althans in of omstreeks de maand oktober 2015, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere mobiele telefoons, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), te weten het afsluiten van een of meerdere telefoonabonnementen,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of diens mededader(s)
tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat zij telefoonabonnementen moest afsluiten
en/of tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd "Maar meisje vertel dit tegen niemand want de consequentie hiervan dat wil jij niet weten. Je familie zou dit ook niet willen weten, want we weten waar je woont en weten dat je ouders een eigen bedrijf hebben en waar dat is dus schatje maak geen grapjes met ons en werk gewoon mee"
en/of die [slachtoffer 5] stevig bij de schouder heeft/hebben beetgepakt en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd "Maak geen grapjes meid want ik weet waar je familie woont en dan zullen ze het wel voelen"
en/of met die [slachtoffer 5] is/zijn meegelopen naar een filiaal van een KPN winkel
en/of (aldaar) buiten op die [slachtoffer 5] heeft/hebben gewacht
en/of die [slachtoffer 5] tegen de schouder heeft/hebben getikt en/of haar heel doordringend heeft/hebben aangekeken en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd "Meisje geen grapjes, je weet wat we net gezegd hebben"
en/of tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd "Waag het niet om weg te gaan we verwachten jullie over 10 minuten bij de Media Markt zo niet hebben jullie allebei een probleem",
althans (telkens) woorden en/of daden van gelijke dreigende aard/strekking, en (aldus) een voor die [slachtoffer 5] bedreigende situatie heeft/hebben geschapen;
(strafbaarstelling: artikel 317 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 26 oktober 2015, althans in of omstreeks de maand oktober 2015, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer mobiele telefoons, in elk geval enig goed, en/of tot het aangaan van een of meerdere
schuld(en), bestaande uit het afsluiten van een of meer telefoonabonnement(en) hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat dit 100% veilig was en dat de gegevens van de door die [slachtoffer 5] af te sluiten telefoonabonnementen gewist zouden worden en zij geen rekening en/of problemen zou krijgen
en/of die [slachtoffer 5] met vals en/of vervalst geld voor haar diensten betaald,
waardoor die [slachtoffer 5] werd bewogen tot afgifte van een of meer mobiele telefoon(s) en/of contract(en) en/of het aangaan van een of meerdere schulden;
(strafbaarstelling artikel 326 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
6.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 19 september 2015, althans in of omstreeks de maand september 2015, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer mobiele telefoons en/of een laptop, in elk geval enig goed, en/of tot het aangaan van één of meerdere schuld(en) bestaande uit het afsluiten van één of meer telefoonabonnement(en)
en/of het treffen van een afbetalingsregeling voor een (Macbook Pro 15 inch) laptop, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat de zwager van één van de verdachten bij een hoofdkantoor dat samen werkt met alle grote telecomproviders werkte en dat hij bestaande abonnementen uit het systeem kon verwijderen en/of
-tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat zij een geldbedrag zou krijgen waardoor die [slachtoffer 6] werd bewogen tot afgifte van een of meer mobiele telefoons en/of contracten en/of een laptop en/of het aangaan van een of meerdere schulden;
(strafbaarstelling: artikel 326 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Vrijspraak
Ten aanzien van de ten laste gelegdeafpersingen
De rechtbank acht, met de raadsman en anders dan de officier van justitie, de ten laste gelegde afpersingen van aangeefsters [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] – niet bewezen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Allereerst is van belang dat de ten laste gelegde (bedreiging) met geweld van voornoemde vijf aangeefsters, die maakt dat sprake is van afpersing, telkens slechts ondersteuning vindt in één bron, te weten de aangifte.
Daarbij is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de door de aangeefsters ten aanzien van de vermeende afpersingen gestelde modus operandi niet zodanige gelijkenissen vertoont en onderscheidend is dat deze kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van de afzonderlijke verklaringen van de aangeefsters. In dit verband is van belang dat aangeefsters [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] , anders dan de andere aangeefsters, hebben verklaard dat ook sprake was van daadwerkelijk (licht) geweld, bestaande uit het stevig vastpakken van aangeefsters.
Uit de verklaringen van de aangeefsters kan voorts worden opgemaakt dat zij in eerste instantie vrijwillig in contact zijn getreden met de mannen tegen wie zij later aangifte hebben gedaan omdat zij snel geld wilden verdienen. Verder volgt uit de verklaringen van aangeefsters dat zij zich ervan bewust waren dat zij zich op glad ijs begaven door de telefoonabonnementen af te sluiten en lap tops aan te schaffen, in die zin dat zij begrepen dat, als zou kloppen wat hen door deze mannen was voorgehouden, de bedrijven zouden worden gedupeerd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aannemelijk dat de aangeefsters mogelijk hun verklaringen enigszins hebben aangedikt, om hun eigen handelen te vergoelijken en wellicht ook om de mogelijkheid te creëren hun schade te kunnen verhalen. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van hun verklaringen, voor zover zij aangeven afgeperst te zijn.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de uitzending van ‘avrotros opgelicht’, waarin, zo stelt de rechtbank vast, verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] zijn ontmaskerd tijdens praktijken die gelijksoortig zijn aan de praktijken die ten grondslag liggen aan de ten laste gelegde voorvallen. De uitzending bevestigt dat verdachte en zijn mededader personen telefoonabonnementen laten afsluiten om daar zelf financieel van te profiteren. Dat zij daarbij zodanig hebben gehandeld dat sprake is van afpersing, meer in het bijzonder (dreiging met) geweld, vindt echter geen ondersteuning in de beelden.
Alles afwegende acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde afpersingen.
Ten aanzien van de ten laste gelegdeoplichtingvan [slachtoffer 2]
Ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 2] geldt – naast hetgeen hiervoor reeds is overwogen ten aanzien van de afpersing – dat uit het dossier volgt dat zij meerdere malen in contact is getreden met de personen die haar telefoonabonnementen zouden hebben laten afsluiten én dat zij ervoor heeft gezorgd dat haar vriendinnen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in contact met hen zijn gekomen. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat dit vragen oproept ten aanzien van de rol die [slachtoffer 2] heeft gespeeld. Niet kan worden uitgesloten dat zij meer een bemiddelende rol heeft gespeeld en niet zozeer slachtoffer was. [slachtoffer 2] is eerst zelf met verdachten meegegaan om telefoonabonnementen af te sluiten en heeft vervolgens de dag erna opnieuw met hen afgesproken maar nu met [slachtoffer 5] erbij. Aan [slachtoffer 5] heeft zij niet aangegeven bang te zijn geweest of afgeperst te zijn. In dit verband is ook van belang dat getuige [naam getuige] , de vriend van aangeefster [slachtoffer 5] , heeft verklaard dat hij [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] is gevolgd toen zij met twee donkere jongens naar Amsterdam reden, omdat hij het niet vertrouwde. Hij heeft contact met hen gehad via de telefoon toen zij met deze jongens waren en [slachtoffer 5] gaf toen aan dat alles in orde was. Hij heeft verder verklaard dat hij uiteindelijk zijn vriendin [slachtoffer 5] heeft meegenomen naar huis nadat zij uit de Mediamarkt in Amsterdam kwam en dat [slachtoffer 2] is achtergebleven in Amsterdam, omdat zij op de jongens en het geld wilde wachten. Volgens getuige [naam getuige] maakte zijn vriendin [slachtoffer 5] duidelijk een bange indruk en kwam [slachtoffer 2] luchtig op hem over.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet met de vereiste overtuiging worden bewezen dat [slachtoffer 2] slachtoffer is geworden van de ten laste gelegde oplichting. Verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien vanmedeplegenmet betrekking tot de ten laste gelegdeoplichting van [slachtoffer 6]
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende naar voren komt dat verdachte tezamen en vereniging met één of meerdere mededaders [slachtoffer 6] heeft opgelicht, zodat hij met betrekking tot dit feit van het tenlastegelegde ‘medeplegen’ zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1 subsidiair:
op of omstreeks 8 oktober 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van mobiele telefoons en een laptop en tot het aangaan van schulden bestaande uit het afsluiten van telefoonabonnementen en het treffen van een afbetalingsregeling voor een (Macbook Pro Retina) laptop,
hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
-
tegen die [slachtoffer 1] gezegd "wacht ik pin het voor je" nu haar eerder was toegezegd door verdachte en zijn mededader een geldbedrag te krijgen voor de hierboven genoemde handelingen
en
-
tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij mensen kent die abonnementen van haar naam af
zouden halen,
waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot afgifte van mobiele telefoons en contracten en een laptop en het aangaan van schulden;
4 subsidiair:
op 22 oktober 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van mobiele telefoons en een laptop en tot het
aangaan van een schulden, bestaande uit het afsluiten van telefoonabonnementen en het treffen van een afbetalingsregeling voor een (Macbook Pro) laptop,
hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid,
-
aan die [slachtoffer 4] gevraagd of zij snel geld wilde verdienen
en
-
tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat een neef van een van de verdachten er voor zou zorgen dat de gegevens van de door die [slachtoffer 4] af te sluiten telefoonabonnementen gewist zouden worden
en
-
tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat zij een geldbedrag zou krijgen,
waardoor die [slachtoffer 4] werd bewogen tot afgifte van mobiele telefoons en contracten en een laptop en het aangaan van schulden;
5 subsidiair:
op 26 oktober 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer mobiele telefoons en tot het aangaan van schulden, bestaande uit het afsluiten van telefoonabonnementen,
hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
-
tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat dit 100% veilig was en dat de gegevens van de
door die [slachtoffer 5] af te sluiten telefoonabonnementen gewist zouden worden en
zij geen rekening en/of problemen zou krijgen
en
-
die [slachtoffer 5] met vals geld voor haar diensten betaald,
waardoor die [slachtoffer 5] werd bewogen tot afgifte van mobiele telefoons en contracten en het aangaan van schulden;
6.
op 19 september 2015 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van mobiele telefoons en een laptop en tot het aangaan van schulden bestaande uit het afsluiten van telefoonabonnementen en het treffen van een afbetalingsregeling voor een (Macbook Pro 15 inch) laptop,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
-
tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat zijn zwager bij een hoofdkantoor dat samen werkt met alle grote telecomproviders werkte en dat hij bestaande abonnementen uit het systeem kon verwijderen
en
-
tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat zij een geldbedrag zou krijgen
waardoor die [slachtoffer 6] werd bewogen tot afgifte van mobiele telefoons en contracten en een laptop en het aangaan van schulden.

5.Het bewijs

5.1
Redengevende feiten en omstandigheden en bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
5.2
Nadere bewijsoverwegingen
Inleiding
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – in chronologische volgorde – de oplichting van aangeefsters [slachtoffer 6] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , waarbij ten aanzien van de drie laatstgenoemde aangeefsters kan worden bewezen dat hij tezamen en in vereniging met medeverdachte [naam medeverdachte] heeft gehandeld.
De rechtbank acht – anders dan de raadsman – de verklaringen van voormelde aangeefsters voor zover zij hebben verklaard te zijn opgelicht bij het afsluiten van telefoonabonnementen en het aanschaffen van laptops op afbetaling door de bewezen verklaarde oplichtingshandelingen, , betrouwbaar en geloofwaardig. In dit verband is van belang dat de verklaringen passen bij het beeld dat naar voren komt uit de uitzending van ‘avrotros opgelicht’, waarin verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] te zien zijn tijdens hun oplichtingspraktijken, die overeenkomen met hetgeen de aangeefsters is overkomen. Verder ondersteunen de verklaringen van aangeefsters elkaar onderling. Zo hebben zij allen verklaard dat de daders hebben gezegd dat hun naam uit de systemen van de providers zou worden verwijderd en dat zij geld zouden kunnen verdienen met het afsluiten van de abonnementen
Ten aanzien van de oplichting van [slachtoffer 6]
Dat verdachte de dader is van de oplichting van [slachtoffer 6] , gepleegd op 19 september 2015, kan worden bewezen op grond van de herkenning door aangeefster [slachtoffer 6] van verdachte als de dader, toen zij keek naar de uitzending van ‘avrotros opgelicht’. Daarbij komt dat de politie verdachte (als de persoon die overeenkomt met het door aangeefster opgegeven signalement van de dader) ook heeft herkend op beelden van ‘Jumbo’ te Haarlem, waar [slachtoffer 6] volgens haar verklaring met de dader had afgesproken.
Ten aanzien van de oplichting van [slachtoffer 1]
Ten aanzien van de oplichting van aangeefster [slachtoffer 1] , gepleegd op of omstreeks 8 oktober 2015, kan worden bewezen dat zowel verdachte als medeverdachte [naam medeverdachte] daarbij betrokken waren..
Met betrekking tot medeverdachte [naam medeverdachte] geldt dat aangeefster [slachtoffer 1] hem heeft herkend als één van de daders, toen zij keek naar de uitzending van ‘avrotros opgelicht’.
Verdachte kan worden gekoppeld aan de oplichting van [slachtoffer 1] via het telefoonnummer
[nummer ] (hierna: * [nummer ] ).
Dit telefoonnummer is, zo volgt uit het dossier, één van de drie telefoonnummers die, naast het eigen telefoonnummer van aangeefster [slachtoffer 1] , op haar naam staan. Uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] en het door haar overgelegde overzicht van haar overeenkomsten met T-Mobile volgt dat telefoonnummer * [nummer ] behoort bij één van de telefoonabonnementen die [slachtoffer 1] ten gevolge van de oplichting heeft afgesloten. Met betrekking tot het nummer * [nummer ] volgt uit het dossier verder dat het vanaf 8 oktober 2015 21:11 uur wordt gebruikt in een toestel, waarmee aangeefster [slachtoffer 1] op 8 oktober 2015 een aantal keer was gebeld door, zo volgt ook uit haar verklaring, één van de daders van de oplichting.
Uit het dossier blijkt voorts dat telefoonnummer * [nummer ] meerdere malen uitpeilt nabij het woonadres van verdachte aan de [adres] en dat dit telefoonnummer meerdere malen contact heeft met het telefoonnummer 06-39782877, dat op naam staat van de vriendin van verdachte ( [naam vriendin] ). Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast verdachte het telefoonnummer * [nummer ] heeft gebruikt.
Nu het telefoonnummer * [nummer ] behoort bij één van de telefoonabonnementen die [slachtoffer 1] ten gevolge van de oplichting heeft afgesloten, dit nummer na de oplichting van [slachtoffer 1] is gebruikt in een toestel waarmee één van de daders eerder met aangeefster [slachtoffer 1] in het kader van de oplichting contact heeft gehad en verdachte heeft nagelaten een aannemelijke verklaring te geven voor de hiervoor weergegeven omstandigheden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte als mededader bij de oplichting van [slachtoffer 1] betrokken is geweest.
Ten aanzien van de oplichting van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
Ook ten aanzien van de oplichtingen van aangeefsters [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , gepleegd op respectievelijk 22 en 26 oktober 2015, kan worden bewezen dat zowel verdachte als medeverdachte [naam medeverdachte] daarbij betrokken waren.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat zowel [slachtoffer 4] als [slachtoffer 5] via aangeefster [slachtoffer 2] in contact zijn gekomen met de daders. Uit de verklaringen van deze drie aangeefsters, in onderling verband en samenhang bezien, maakt de rechtbank op dat de daders van de oplichting van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] dezelfde personen zijn.
Van belang is voorts dat uit de verklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] volgt dat zij in het kader van de oplichting contact hebben gehad met een dader, die gebruik maakte van het telefoonnummer * [nummer ] . Zoals hiervoor overwogen, kan verdachte als gebruiker van dit telefoonnummer worden aangemerkt.
Verder blijkt uit het dossier dat [slachtoffer 5] op 26 oktober 2015 in De Meern door een witte Peugeot met kenteken [kenteken] is opgehaald door de daders en dat deze auto op naam staat van de vriendin van verdachte ( [naam vriendin] ). Het telefoonnummer * [nummer ] peilde daarbij uit in De Meern.
Op grond van voormelde omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte één van de daders van voormelde oplichtingen is. Dat de rechtbank er vanuit gaat dat dezelfde daders betrokken zijn bij de oplichtingen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] versterkt deze vaststelling.
Verder heeft aangeefster [slachtoffer 5] medeverdachte [naam medeverdachte] herkend als één van de daders, toen zij keek naar de uitzending van ‘avrotrosopgelicht’. Gelet hierop en gezien de vaststelling van de rechtbank dat dezelfde daders betrokken zijn bij de oplichting van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , acht de rechtbank ook bewezen dat medeverdachte [naam medeverdachte] één van de daders van voormelde oplichtingen is.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten, te weten de onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 primair, 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en oplegging van een contactverbod met de benadeelden als bijzondere voorwaarde.
Verder heeft zij de verbeurdverklaring gevorderd ten aanzien van voorwerp 1op de beslaglijst, onttrekking aan het verkeer ten aanzien van de voorwerpen 20, 24 tot en met 32 en 35 tot en met 37 op de beslaglijst en heeft zij ten aanzien van de overige voorwerpen op de beslaglijst de teruggave aan verdachte gevorderd.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze geheel dienen te worden toegewezen, waarbij zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel heeft gevorderd.
8.2
Oordeel van de rechtbank
Oplegging gevangenisstraf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank neemt verdachte kwalijk dat hij de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd enkel en alleen ten behoeve van eigen financieel gewin. Hij heeft de benadeelden slechts gebruikt om er zelf financieel beter van te worden. Verdachte heeft geen enkel moment spijt betuigd ten opzichte van de benadeelden. Evenmin heeft hij enig inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen. Daarbij komt dat uit zijn strafblad blijkt dat hij zich eerder aan vermogensdelicten schuldig heeft gemaakt, wat een strafverzwarende omstandigheid oplevert. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat verdachte er kennelijk voor heeft gekozen via criminele weg aan zijn inkomsten te komen en zich daarbij weinig aantrekt van de (persoonlijke) schade die hij aanricht. Hierbij is ook van belang dat verdachte gelet op hetgeen reclasseringswerker Versteeg ter terechtzitting heeft verklaard weinig bereidwilligheid toont zijn leven een positieve wending te geven. Zo heeft hij zich niet gehouden aan de voorwaarden die hem waren opgelegd in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling.
Gelet op het voorgaande is afstraffing op na te melden wijze passend en geboden.
Nu de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie bestaat echter wel aanleiding om bij de straftoemeting op na te melden wijze aanzienlijk naar beneden af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van het beslag
De rechtbank stelt vast dat er strafvorderlijk beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering rust op het onder 1 op de beslaglijst vermelde geld (22 x 50 euro). Ten aanzien van deze geldbedragen is tevens conservatoir beslag gelegd.
De verdediging heeft verzocht om het in beslag genomen geld aan verdachte te retourneren.
De rechtbank zal het strafvorderlijk beslag voor deze geldbedragen opheffen,
nu niet gebleken is dat verdachte dit geld heeft verkregen uit de bewezen verklaarde oplichtingen. De geldbedragen moeten aldus aan verdachte worden geretourneerd, waarbij wel het conservatoire beslag in aanmerking dient te worden genomen.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de onder 20, 24 tot en met 32 en 35 tot en met 37 op de beslaglijst vermelde voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen
onttrokken te worden aan het verkeeren zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De overige op de beslaglijst vermelde voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen
aan verdachtete worden
teruggegeven.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend van
€ 5.304,16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, ter zake van materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden..
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat de gevorderde schade is ontstaan door het bewezen verklaarde feit is zowel verdachte als zijn medeverdachte daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de
maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrechtaan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] , heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 9.824, - te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, ter zake van materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden..
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen nu verdachte van het onder 2 ten laste gelegde strafbare feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering nu de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert omdat de vordering niet is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van de stukken in het dossier onvoldoende kan worden beoordeeld wat het bewezen verklaarde strafbare feit aan daadwerkelijke materiële schade voor [slachtoffer 5] heeft opgeleverd. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 2.786, -, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, ter zake van materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de rechtbank € 500, - in mindering zal brengen op het gevorderde bedrag, nu voornoemde [slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij een vergoeding van € 500, - heeft ontvangen als tegenprestatie in het kader van de bewezen verklaarde oplichting.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 6] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de
maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrechtaan verdachte opgelegd.
Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstellingen
Zowel bij onherroepelijk arrest van 7 augustus 2012 van het Gerechtshof Amsterdam (parketnummer: 23/003823-11) als bij onherroepelijk vonnis van 11 juli 2013 van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Amsterdam (parketnummer: 13/665018-13) is verdachte veroordeeld tot (onder meer) een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
Verdachte is bij besluit van 17 februari 2015 op grond van artikel 15, tweede lid, Sr in beide zaken voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen als verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt (artikel 15a lid 1 onder a Sr).
Bij de stukken bevindt zich de op 31 maart 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaken met parketnummers 23/003823-11 en 13/665018-13, met v.i.-zaaknummer 99/000178-30.
De vordering van de officier van justitie strekt tot het herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 600 dagen, zijnde de gehele voorwaardelijke invrijheidstelling in beide voormelde zaken.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te wijzen aangezien verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Zoals naar voren is gekomen in dit vonnis, is gebleken dat verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde strafbare feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraffen dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en subsidiair, 3, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 4 subsidiair, 5 subsidiair en 6 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.2 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1 subsidiair, 4 subsidiair en 5 subsidiair:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
6:
oplichting.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
16 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van het beslag
Gelast de teruggave aan verdachte van het voorwerp vermeld onder 1 op de beslaglijst [1] .
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de voorwerpen vermeld onder 20, 24 tot en met 32 en 35 tot en met 37 op de beslaglijst.
Gelast de teruggave aan verdachte van: de voorwerpen vermeld onder 21 tot en met 23, 33, 34 en 38 tot en met 49 op de beslaglijst.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] hoofdelijk toe tot een bedrag van
€ 5.304,16 (vijfduizend driehonderdvier euro en zestien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (pleegdatum).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen de som van € 5.304,16 (vijfduizend driehonderdvier euro en zestien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 61 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 3]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 5]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] toe tot een bedrag van € 2.286, - (tweeduizend tweehonderd zesentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (pleegdatum).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 6] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 6] , te betalen de som van € 2.286, - (tweeduizend tweehonderd zesentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstellingen
Wijst toe de vordering strekkende tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraffen dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 600 dagen, alsnog wordt ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en A. Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juli 2016.

Voetnoten

1.De beslaglijst is als bijlage bij dit vonnis gevoegd.